N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview Olivier Locadia, bekend als rapper Willie Wartaal van De Jeugd van Tegenwoordig, is een tweede carrière als cabaretier gestart. In zijn debuutvoorstelling vertelt hij over leven met een verslaafde moeder. „Ik wist dat ik haar moest loslaten.”
„Ik ga de beste worden. Ik moet alleen mezelf gemotiveerd zien te houden in die kleine kutzaaltjes.” Wat voor zaaltjes? „Bro, ik ben Willie Wartaal van De Jeugd van Tegenwoordig. Ik heb het Olympisch Stadion uitverkocht. Van 23.000 man naar negentig man in Hoofddorp. Negentig, wat is dat? Een meet-and-greet?”
Hij zegt het met de hem typerende bravoure, maar de overgang is ook echt groot. Rapper Olivier Locadia, artiestennaam Willie Wartaal oftewel WiWa, heeft zijn zinnen gezet op een tweede carrière als comedian en speelt momenteel try-outs van zijn cabaretvoorstelling Moederdag, in bescheiden theaters en zalen. Van gevierd lid van De Jeugd van Tegenwoordig, de belangrijkste hiphopformatie van het land, naar beginneling op onbekend terrein.
Op het kantoor van zijn management, op een bedrijventerrein in de Haagse nieuwbouwwijk Ypenburg, straalt de 40-jarige Locadia, gekleed in een shirt met het opschrift WIWA, een royale portie zelfvertrouwen uit. Hoewel hij beseft dat hij bij elk optreden nog aan het leren is.
Bij zijn eerste keer als comedian, een jaar geleden, ging hij nog ‘dood’ op het podium, zoals dat heet. Hij zou twintig minuten vullen in een show van mediabedrijf Rumag. „Het ging zo slecht dat ze op een gegeven moment zeiden: ga maar gewoon weg. Alles wat ik van tevoren had geschreven, vond het publiek niet grappig. Alles wat ter plekke ontstond, wel. Dat was een goede les: meer de spontaniteit opzoeken.”
De eerstvolgende leermomenten” kwamen bij het oefenen in comedyclubs. „Daar besefte ik wat het was om te praten zonder muziek. Superspannend en eng. Als ik in zes minuten drie keer een flinke lach krijg, dan vind ik dat genoeg. Maar het publiek wil 25 keer lachen. De les was dat ik meer grappen moest brengen.”
Hij pakt zijn tourschema erbij: Ritthem, Weesp, Briele, Voorburg, Purmerend. Het is een proces van jezelf de hele tijd tegenkomen, zegt hij. „Optreden in theaters vraagt een andere mindstate dan wanneer je publiek al hoort joelen in de zaal. Maar ook nu wordt de dopa-mine bij me aangezwengeld. Van spelen krijg ik net zo’n high als bij De Jeugd.”
Comedy trok hem sinds hij als kind Eddie Murphy zag op tv. „Gewoon shit vertellen. Grappen maken. In ieder geval liggen in Moederdag lachen en verdriet naast elkaar.”
Voor comedy durft Locadia opvallend veel schrijnende, tragische verhalen te vertellen. Ze gaan grotendeels over zijn verslaafde moeder: over hoe hij opgroeide in een huis waar vaak wel crack, maar geen eten was, over haar voortdurende afwezigheid. Zijn moeder stond er alleen voor in Nederland, want zijn vader was op Curaçao, bij het gezin dat hij al had. Met een nieuwe man kreeg ze nog twee kinderen. Bij deze stiefvader bleef Locadia in huis toen zijn moeder op een dag helemaal niet meer terugkwam.
Locadia wordt naar haar gevraagd sinds hij in 2010 in Sterrenstof (de grootste hit van De Jeugd) rapte: „Je gappie leeft zoet als een sappie, ook al was mama altijd wappie” en „Wiwalien was elf, ik deed alles zelf”. Dat was ook een reden om over haar te vertellen. „Ik weet dat mensen het verhaal van mijn moeder juicy vinden. Wat ik was vergeten, is dat ze me ook zielig vinden en me prijzen omdat ik het gered hebt.” Dat hoeft van hem niet. „Dat vond ik als kind al vervelend.”
Waarom staat dat je tegen?
„Het is niet erg om toe te geven dat het slecht gaat. Ik heb me als kind geschaamd voor dit verhaal. Daar groei je overheen.”
Begrijp je waarom je je schaamde als kind?
„Omdat het niet normaal is en een kind als iedereen wil zijn. Een normale thuissituatie: dat wilde ik ook.”
Wanneer besloot je dat je voorstelling over je moeder moest gaan?
„Ik wist dat als ik iets sicks wilde maken, ik moest graven naar wat mij het meest geraakt heeft in mijn leven. Dit verhaal is toffer en interessanter dan alles wat ik met De Jeugd heb meegemaakt. Als je origineel wilt zijn, moet je putten uit je jeugd.”
Heb je nieuwe dingen ontdekt over jezelf?
„Heel veel. Het grootste ding is dat mijn ervaring niet per se de waarheid is. Mijn broer en zus, die in hetzelfde huis woonden, hebben het anders beleefd. Ergens wist ik dat al, want zo heb ik mijn leven ook ingericht. Je staat in alles alleen.”
Dat lijkt me geen goed gevoel.
„Aan de ene kant is het jammer, aan de andere kant geeft het kracht. Mensen zijn goed in gevoelens vastplakken aan een gebeurtenis of een woord. Maar als je dat gevoel loslaat, zijn het gewoon feiten waar je mee te dealen hebt.”
Helpt relativeren?
„Dat heb ik snel geleerd. Mijn moeder ging weg en dan kwam ze weer. Steeds opnieuw. Tot ik wist: ik moet haar loslaten om niet de hele tijd een verdrietig kind te zijn dat maar aan het wachten is op zijn moeder.”
Je hebt erom gehuild, vertel je op het podium.
„Ja man. Als puber was ik twee of drie maanden echt verdrietig. Huilen in bed. Maar ik ben geen huilebalk. Mijn stiefvader, bij wie ik toen woonde, zocht contact met mijn moeder om te vertellen dat het slecht met me ging. Toen heb ik haar weer een keer ontmoet. Maar ik merkte dat het niet was wat ik wilde. Ik stond al te ver van haar af. Mijn stiefvader zei: als ze terug wil komen, dan kan dat altijd. Maar daar koos ze niet voor.”
Ik ben niet meer op zoek naar de liefde van mijn moeder. Ik heb een rijk gezin. Ik heb gewonnen
Was er hulp voor je?
„Op de basisschool in Amsterdam-Noord had ik lieve leraren, die me in de gaten hielden. Op een gegeven moment heb ik een aantal therapiesessies bij de RIAGG gehad. Daar heb ik veel aan gehad. Die chick stelde vragen waardoor ik dacht: oké, het is allemaal niet in steen gegraveerd. Je kunt zelf kiezen wat je denkt.
„Van de drie kinderen ben ik degene die het meest schijt heeft aan onze moeder. Ik ben niet boos, heb geen lelijke gedachten. Ik voel veel liefde voor haar. Nog steeds. Ik ga niet boos worden op iemand die ik niet ken.”
In de voorstelling zeg je wel dat je boos op haar bent.
„Boos geweest, zeker. Dat ze mij in deze situatie had gebracht. Alle soorten boos.”
Uitte je dat?
„Helemaal niet. Ik was niet vervelend op school of tegen mensen.”
Werd je onder de omstandigheden sneller volwassen?
„In ieder geval minder onder de indruk van shit. Heb ik nog steeds.”
Je zet je moeder neer als junk. Was ze nog meer?
„Ik was een kind, dus veel weet ik niet. Iedereen vond haar cool, ze was graag het middelpunt. Ze was grappig, zag er goed uit, kon goed koken. Soms was er niks, soms verwende ze me. Als ze er was, als ze nuchter was, dan was ze de allerbeste.
„Toen ik midden twintig was, zocht ik haar weer op. Maar ze was niet hoe ik me haar herinnerde. En helemaal niet tegen mij. Ik dacht: wow, je neemt me niet serieus, je wil me niet vertellen waar je was, wat je hebt gedaan? Dan hoef ik hier niet te zijn.”
Een mislukte ontmoeting?
„Ja, onze band was definitief verbroken, al ging ik daarna nog steeds langs. Boodschappen voor haar doen. Puur omdat ze mijn moeder was. Uit plichtsbesef. Bijna zakelijk.”
Deed dat opnieuw pijn?
„Ik ergerde me aan haar. Terwijl ik weet dat ze in essentie leuk is. Maar dat kwam er niet uit. Misschien omdat ze haar hersenen helemaal gefrituurd heeft, na zoveel jaren drugs. Misschien uit schaamte.”
Had ze een nieuw leven?
„Ze heeft altijd een leven gehad. Alleen niet met mij.” Hij schiet in de lach, en ontspant, voor het eerst, na een half uur indringend te hebben gesproken. „Op de uitvaart van mijn moeder zeiden wildvreemde mensen tegen mij dat ze als een moeder voor hen was geweest. Mensen die ik nog nooit had gezien.”
Is ze ooit afgekickt?
„Weet ik niet. Ze heeft het vaak geprobeerd. Als ik haar opzocht, zat ze vaak in afkickcentra. Verslaafde mensen willen ervan afkomen. Alleen: het is een ziekte.”
Zelf heb je ook drugs gebruikt?
„Jazeker.”
Misschien nog steeds wel?
„Ik ben nu niet nuchter.” Hij lacht weer hard.
Dat is niet waar, denk ik.
„Nee, nee, nee.”
Nooit bang geweest verslaafd te raken?
„Tot mijn achttiende waren drugs niets voor mij. Tot ik het ging proberen. Ik vind het lekker en ik heb aanleg voor verslaving. Maar ook weer niet, omdat ik weet wat de gevolgen kunnen zijn. Ik weet dat het het niet waard is.”
Altijd met mate gebruikt?
„Nou, niet per se.” Weer die bulderende lach. „Wel met maten… Of je verslaafd raakt, ligt niet aan de drugs. Het ligt aan hoe je lichaam reageert. Dat is voor iedereen anders. Je kunt mensen daar niet om veroordelen.”
Moet je mentaal sterk zijn?
„Dat denk ik wel. Ik moest mijn moeder van mij afduwen. Zorgen dat mensen mij niet meer raakten of dichtbij kwamen. Wat de rest van je leven een ding wordt. Het is wat mij het meest geholpen heeft.”
Aan het einde van je show zeg je plots dat je een minderwaardigheidscomplex had. Hoe zit dat?
„Je moeder laat je achter. Dan ga je je toch afvragen: ben ik niet goed genoeg? Dat knaagde lang aan mij. Gelukkig heb ik van fans veel liefde gekregen. Dat heeft toch geholpen, bro. Niet helemaal, want het is niet de liefde die je wilt.
„Maar ik ben er niet meer naar op zoek. Ik heb een rijk gezin. Ik heb gewonnen. Stel dat ik nu zou overlijden, dan weet ik dat het kut zou zijn voor mijn kinderen. Maar ze redden zich wel.”
„Als je stoten krijgt, dan word je harder. Als mijn kinderen zouden overlijden, zou ik me ook redden. Het is lijp, maar ik weet dat het leven doorgaat. Dat weten is misschien het enige dat echt kut is. Natuurlijk ga ik verdrietig zijn. Maar je gaat weer lachen, met vakantie, nieuwe mensen ontmoeten. Misschien krijg je wel nieuwe kinderen. Het leven is fucked up.”
Ben je onkwetsbaar?
„Ik zeg niet dat het leuk wordt. Maar ik kom er overheen. Misschien duurt het tien jaar, vijftien jaar. Ik hoop dat ik het niet meemaak.”
Is die afstand tot mensen er altijd?
„Ik kan goed met mensen lachen. Maar mensen dichtbij laten komen, deed ik niet. Niet dat laatste stukje. Wel bij mijn vrouw en kinderen.”
Waarom is het met je vrouw wel gelukt?
„Soms moet je het risico nemen. Als je iemand kiest om de rest van je leven mee door te brengen, dan moet je tegen jezelf zeggen: dit is de persoon die mij gaat kunnen kwetsen, die ik ga verdragen, aan wie ik mij voor de rest van mijn leven ga irriteren met heel veel lol.”
Klinkt als een echte liefdesverklaring.
Hij lacht. „Ik snap liefde wel, hoor.”
Je bent een goede vader, vertel je. Waarom?
„Omdat ik mijn kinderen het gevoel geef dat ze veel waard zijn. Dat ze moeite voor zichzelf moeten doen. Dat ze leuk en slim zijn. Dat er kansen zijn. Dat er kindjes in China zijn die telefoons maken. En ze mogen hun eigen fouten maken. Ik ben er om te helpen.”
Je besteedt ook een stuk van je programma aan racisme.
„Ik hou echt van racisme.”
Wat bedoel je daarmee?
„Dat is een ingewikkeld, lang verhaal. Het is een feit dat racisme mensen raakt. Maar als dat zo is, ga dan met een psycholoog erover praten. Ik kijk er als een buitenstaander naar.”
Bij vrienden blijft racisme ‘plakken’, vertel je.
„Daar ben ik me van bewust. Honderd procent. Ik had nooit iets tegen Zwarte Piet, totdat vrienden zeiden: ‘Mijn kinderen komen huilend thuis.’ Zo had ik het niet bekeken. Dan moet Zwarte Piet stoppen. Voor mijzelf, I do not care, als jij je zwart wil schminken. Doe je ding.”
Als jouw kinderen zouden huilen?
„Dan had ik ze misschien beter moeten voorbereiden. De vraag is: waar komt de pijn vandaan? Als ik jou brillenjood noem en jij vindt dat vervelend omdat je je bril lelijk vindt: zit ik dan fout? Of is het iets dat je zelf kan oplossen? Laat die shit je niet raken. Ben jij vier dagen boos als iemand ‘nigger’ tegen je zegt? Dan heeft diegene jou in zijn macht. Dan kun je wel zeggen dat je vrij bent, en Keti Koti vieren, maar dan zitten de chains nog steeds om je lichaam.
„Daarom vind ik het ook tof om een banaan te eten op het podium. Veel donkere mensen durven niet eens op straat een banaan te eten. Ik laat het publiek met zijn gedachten. Als er iemand apengeluiden maakt, dan heb ik gewonnen.”
Niet iedereen is zo sterk.
„Je moet naar de gym gaan, de mentale gym. Je kan ervoor kiezen sterk te zijn.”
Wat als mensen jou racistisch bejegenen?
„Moeten ze vooral doen. Dat zegt niks over mij, alleen over hen.”
Je bent rijk, succesvol, populair. Dat maakt het misschien makkelijker praten?
„Ik had geen moeder, bro. Zo makkelijk was het niet. Het was niet iets waar ik rekening mee moest houden in mijn leven. Ik wilde alleen dat mijn moeder er was.”