‘We moeten terug naar de jaren negentig van de Berlijnse muziekscene”, zegt de 21-jarige DJ Havylicious zaterdagavond vrolijk op een protestrave aan de oever van de Spree. De autowegen die de Elsenbrücke en station Treptower Park verbinden, doen festivalachtig aan, met meerdere podia waar zware bassen over het asfalt dreunen. Terwijl de dj uitkijkt over een zwartgeklede, op hardcore dansende menigte, voegt ze toe: „Ik draai dit zelf ook hoor, maar ik wil diversiteit in elektronische muziek. Net zoals vroeger.”
In het voormalige Oost-Berlijnse Friedrichshain vond zaterdag de derde demonstratie plaats tegen de geplande uitbreiding van de A100, Berlijns belangrijkste snelweg. Onder het motto A100 wegbassen verenigden zich tientallen organisaties, clubs, klimaatgroepen, buurtinitiatieven en demonstranten voor een gezinsvriendelijk protestfestival, gevolgd door een protestrave. De 10.000 feestgangers hadden een duidelijke boodschap: geen autolawaai en uitlaatgassen, maar open, groene ruimtes en behoud van Berlijns bruisende clubcultuur.

Want op de nieuwe route van de snelweg — door demonstranten de highway to hell genoemd — bevinden zich, naast enkele woningen, meer dan twintig clubs en culturele instellingen. De uitbreiding van de zesbaanssnelweg betekent dat al deze panden gesloopt moeten worden, en daarmee het einde van nachtclubs als Club OST, Else, ://about blank, Oxi en Void.
Het verdwijnen van deze clubs zou een culturele en sociale aderlating zijn voor de stad, stelt Emiko Gejic (35) van Clubcommission, de belangenorganisatie van de Berlijnse clubscene. „Clubsterben, het verdwijnen van clubs en de clubcultuur, is een proces dat al jaren gaande is in Berlijn”, legt Gejic uit. „In oude wijken van het voormalige Oost-Berlijn waren ooit talloze clubs en bars, maar veel van die plekken zijn inmiddels gesloten of uit het centrum verdreven. De uitbreiding van de snelweg zou het onmiddellijke einde markeren van een aantal van de nog laatste overgebleven plekken.”
Voorstanders van de A100 wijzen erop dat de clubs hier alleen bestaan dankzij tijdelijke huurcontracten, op grond die oorspronkelijk bestemd was voor de aanleg van de snelweg. Gejic beaamt dit, maar benadrukt dat de clubs in de afgelopen decennia van onschatbare waarde zijn geworden voor Berlijn. „Ze trekken toeristen, bieden veilige ruimtes voor minderheden, en fungeren als plekken voor kunst en expressie.”


Foto Gordon Welters
Nergens anders te vinden

Wanneer protestravers wordt gevraagd waarom ze naar de demonstratie zijn gekomen, geldt voor iedereen: de Berlijnse clubcultuur is nergens anders te vinden, dus mag deze niet verdwijnen. De gezichten van Ivan Kosenkov (38) en Julia Chim (39) uit Moskou lichten op als ze over recente feesten vertellen. „De combinatie van een protest en een rave is te gek, dat zou nooit kunnen in ons land”, zegt Kosenkov. Sven Neumann (33) woont om de hoek van de geplande uitbreiding. „Naast een snelweg wonen boeit me niet. Ik geef geen fuck om autolawaai, maar wel om de feesten”, roept hij uitgelaten.

De unieke clubcultuur ontstond in de quasi-anarchistische jaren negentig, toen de regels omtrent vergunningen nog vaag waren. Creatieve initiatieven konden ook zonder veel kapitaal opbloeien. Leegstaande panden in voormalig Oost-Berlijn vulden zich weekend na weekend met techno, destijds nog een obscuur subgenre van housemuziek maar ondertussen de soundtrack van de stad. Met legendarische clubs als de Tresor en de jaarlijkse Love Parade werd Berlijn in die periode het epicentrum van elektronische muziek.
Vandaag de dag is Berlijns reputatie als dé feeststad goed voor drie miljoen toeristen per jaar. Clubs als Sisyphos, Renate, KitKat en Berghain hebben wereldwijde bekendheid verworven. Elke club heeft een eigen imago en publiek, maar ze delen de belofte van dagenlange feesten waar inclusiviteit, zelfexpressie en (seksuele) vrijheid de norm zijn. Volgens Gejic zou het een enorme vergissing zijn om dit op te offeren voor een snelweg. „Het is een gedateerd plan uit een andere tijd,” stelt ze.

Politieke verdeeldheid
Die andere tijd is, om precies te zijn, de jaren vijftig. De bouw van de A100 begon in 1958 in het westelijke gedeelte van het toen nog verdeelde Berlijn, met de hoop dat de Autobahn als ringweg om de stad zou dienen als de delen ooit herenigd zouden worden. Ruim een halve eeuw later zorgt dit plan voor verdeeldheid binnen de Berlijnse politiek.
De Groenen en Die Linke verzetten zich fel tegen verdere uitbreiding, die volgens hen haaks staat op klimaatdoelen en een autoluwe stad. Zij waarschuwen dat Berlijn achterblijft bij andere steden die autoverkeer terugdringen. Daartegenover staan AfD, CDU en FDP, die juist pleiten voor meer wegen en rechten voor automobilisten. Burgemeester Kai Wegner (CDU) ziet de uitbreiding als antwoord op de groeiende bevolking en het stijgende autobezit.
Wegner heeft zijn handen voorlopig vol aan het westelijke gedeelte van de A100. Na jarenlang merkeln — een verwijzing naar de terughoudende regeringsstijl van oud-bondskanselier Angela Merkel, die duidt op een gebrek aan actie — verkeert de Duitse infrastructuur in kritieke toestand. De Bondsregering heeft 500 miljard euro vrijgemaakt voor herstel en renovatie van wegen, bruggen en sporen in Duitsland.
Kosten spelen ook een grote rol in het debat over de ringweg. De vorige uitbreiding kostte meer dan 200.000 euro per meter en maakte de A100 de duurste Duitse weg aller tijden. Het deel waar zaterdag tegen werd gedemonstreerd gaat dit record waarschijnlijk breken. Het ministerie voor Verkeer verwacht dat de kosten van de twee trajecten zullen oplopen tot 1,53 miljard euro. De Bondsregering wil het plan desondanks doorzetten, maar het is nog onduidelijk wanneer de bouwwerkzaamheden beginnen.
Zoe (29), clubmanager van de clubs Renate — die eind dit jaar moet sluiten vanwege de beëindiging van het huurcontract — en Else, vreest dat heropening op een andere locatie ijdele hoop is. „Clubs sluiten en elders heropenen hoorde vroeger bij Berlijn”, zegt ze bij de ingang van Else. „Maar geschikte panden op goed bereikbare plekken zijn allang verkocht aan private eigenaren.”
De toekomst is onduidelijk. Vorig jaar werd de Berlijnse technoscene benoemd tot immaterieel Duits cultureel erfgoed. Hoewel de industrie blij is met deze erkenning, biedt het voor de clubs zelf weinig perspectief, vertelt Gejic. „De benoeming gaat niet over fysieke clubs, maar over de culturele beweging. En dit voorkomt helaas geen stijgende huren. Wat voor clubs écht zou helpen, is officiële erkenning als culturele instellingen volgens de Duitse wet.”

