Column | De literatuur is springlevend, hoort u

Aanstaande maandag wordt de Libris Literatuurprijs 2025 uitgereikt. Aan Marijke Schermer graag, als het even kan. Acht jaar geleden was ik zelf bij de uitreiking in het Amstel Hotel. Niet als genomineerde, ook niet als genodigde. Ik was net meeloper oftewel aspirant-redacteur van het studentenblad Propria Cures en had de taak gekregen een verslag van de avond te schrijven. Dat betekende goed opletten terwijl de eveneens ongevraagd aanwezige redacteuren alle restanten van het buffet opaten, een duik in de Amstel namen en samen één sigaar rookten. Een van mijn superieuren gaf me een tip. „Citeer uit het juryrapport. Dat is altijd verschrikkelijk slecht geschreven.”

Hij had niet gelogen. In volstrekt inwisselbare adjectieven werden de genomineerde boeken aangeprezen. „Een aangrijpende roman”, „een kwetsbare roman”, „een ontluisterende roman”, „een fascinerende roman”. Een les: een nietszeggend compliment is een belediging.

Sindsdien lees ik elk jaar het juryrapport. Rapporten eigenlijk, meervoud, want het eerste verschijnt bij de bekendmaking van de shortlist. In het shortlist-rapport van dit jaar vermeldt de jury tot twee keer toe dat ze bij het samenstellen van de lijst op zoek is geweest naar „excellentie”. Een woord dat doet denken aan university colleges, of aan het feestassortiment van de Albert Heijn.

Beetje malle onderneming natuurlijk, zo begint het rapport, om je met zoiets banaals als romans bezig te houden terwijl de wereld in elkaar flikkert. „In de verte kun je de oorlog horen rommelen en wij lezen een boek.” Net als je denkt dat het prijzengeld dit jaar naar Volodymyr Zelensky gaat, krabbelt de jury terug. Want „wanneer de vrije wereld onder druk staat is alles wat onze geest verruimt en ons denken uitdaagt en ons [sic] fantasie prikkelt weerloos.”

En weerloos zijn romans inderdaad, zeker zodra je ze in zulke drakerige zinnen probeert te vangen als de Libris-jury dit jaar.

„We worden ondergedompeld in een vertelling die evenzeer meevoert als aanzet tot denken.”

„Er zijn scherpe aanrakingen met verschillende discoursen van onze tijd.”

„Vanaf de eerste pagina’s kruipt een verontrusting in het verhaal als het gedonder van oorlogstuig ver weg.” (Toch weer die oorlog.)

„Dit is geen roman die leest met de gezelligheid van strandgeluiden op de achtergrond.”

„De tentakels van de verschillende verhaallijnen grijpen je vast en sleuren je mee.”

Nou is mijn vraag: moeten we dit normaal vinden? Elk jaar onderwerpen literair recensenten deze juryrapporten aan een close reading om lezers erop te attenderen dat „een sublieme roman” meer kans op de winst maakt dan „een knappe roman”, maar over het feit dat die rapporten grotendeels onleesbaar zijn hoor je ze dan weer nooit. Zolang dit het niveau is van de juryleden van de belangrijkste literaire prijs van Nederland wil ik echt niets horen over de leesvaardigheid van jongeren.

In zinnen die zo krom zijn dat je er een spontane bloedneus van krijgt, legt de jury uit dat de ene roman „een meesterwerk” is, en de andere „een festijn van woorden en metaforen”. Niet alleen dat: de Nederlandse letteren staan er in hun totaliteit uitstekend voor. Het woord „broedplaats” valt. „Deze shortlist laat zien dat de Nederlandse literatuur springlevend is.” Springlevend, hoort u! Zeker niet dood! Bij welke Grammys-uitreiking zou The Recording Academy voor het laatst hebben opgemerkt dat muziek alive and kicking is?

Nu de DWDD Boek van de Maand-verkiezing niet meer bestaat is de shortlist van de Libris de hoogste eer die je als schrijver in dit land ten deel kan vallen, op de winst na natuurlijk. Eigenlijk zou je alle zes genomineerden een schadevergoeding van 50.000 euro gunnen. Dat zit er niet in. Het enige wat de stichting van de prijs kan doen is volgend jaar een groep taalkundigen in laten vliegen. Als we tegen die tijd niet in oorlog zijn, natuurlijk.

Tessa Sparreboom is neerlandicus en oud-redacteur van Propria Cures.