Daar gaan ze weer, de duistere zielen. Hun lichamen uit balans gebracht door met één been elegant op de teenpunten, met het andere plat op de vloer te stappen. Dicht bij elkaar, als een ademend organisme dolen ze over het toneel, hun soepele bewegingen soms abrupt onderbroken. Zoekend, samen schuilend voor naamloos onheil.
Nee, het is geen vrolijke club, het ensemble van negentien dansers van het Nederlands Dans Theater en acht van S-E-D, het gezelschap van de Israëlische Sharon Eyal. De toelichting in het programmaboekje (een tekst van de choreografe zelf) zegt genoeg: „Dirty and gentle. Broken. Alone. Alone. Alone. Alone. Deeper. Stronger. Weaker. Sadder. More alone. Hole.”
Dat was een treffende omschrijving van het gevoel dat Into the Hairy twee jaar geleden achterliet toen het in de oorspronkelijke versie voor acht dansers tijdens Julidans te zien was. Door de in- en in-verdrietige, verloren en duistere sfeer leek het, terugkijkend, alsof zij had voorvoeld wat er een paar maanden later stond te gebeuren: het bloedbad dat met allesvernietigende wraak tot op de dag van vandaag wordt beantwoord. De zwarte, zwaar uitgelopen make-up van de dansers wees ook toen al op een niet te stelpen leed.
Onherbergzaamheid
Onheilspellend is Into the Hairy (‘waar het griezelig is’) nog steeds, niet in de laatste plaats door de schilderachtige electrosounds van componist Koreless, die galmend ruimtelijke klankvelden afwisselt met ritmische beats. Ook het lichtontwerp met van bovenaf schijnende, diffuse lichtkegels draagt bij aan de algehele onherbergzaamheid van de wereld waarin deze zielen in elegant zwart kanten, maar gescheurde bodysuits (Dior-ontwerpster Maria Grazia Chiuri) zich overeind moeten houden.
In een trage stroom ontwikkelt zich een choreografie vol ondulerende torsen, golvende armen met handen als klauwen en secuur geplaatste insectenbenen waarin de verschillende invloeden herkenbaar zijn; hippe clubcultuur evengoed als folksy elementen, hedendaagse dans zowel als klassiek ballet.
Het XL-ensemble maakt het mogelijk om te spelen met wijd uitwaaierende opstellingen en sculpturale tableaus waarin de dansersgroep zich spiegelend opsplitst of, zoals in een van de laatste beelden, een soort vleesetende massa waarin een danseres ondersteboven verdwijnt, met sidderend onderbeen in klassieke serré.
Ondanks de onmiskenbare kracht van deze nieuwe versie – die het publiek dan ook op de stoelen kreeg – lijkt het of de uitvergroting iets afhaalt van de rauwe expressie van het origineel uit 2023. Alsof de emotie van eenzaamheid en zielenpijn minder uit de verf komt in het indrukwekkende, soms bijna gelikte effect van de massa. Afgezien daarvan: opnieuw prachtig dirty and gentle.
Als er een nieuwe Mission: Impossible-film moet komen dan gaat dat ongeveer zo: acteur Tom Cruise is sinds 1996 het gezicht van de spektakelfilmserie en als hoofdproducent degene die aan de touwtjes trekt. Hij trommelt regisseur Christopher McQuarrie op, die hem ritueel vraagt: ‘Wat zullen we nu weer eens gaan doen?’ En het antwoord is steevast: ‘Iets gevaarlijks. Iets ongeëvenaards.’
Ook het achtste deel in de reeks, The Final Reckoning – deze week in première in Cannes en nu al in de bioscopen – zit weer vol halsbrekende capriolen. Er is waarschijnlijk geen andere blockbusterfranchise die zo wordt gedreven door het verlangen van z’n hoofdrolspeler om natuurwetten en weerstandskrachten te tarten. Met de oorspronkelijke Britse spionageserie uit de jaren zestig heeft het nog maar vrij weinig te maken. Talrijk zijn de anekdotes over hoe Cruise leerde motorrijden, rotsklimmen, basejumpen en allerhande vliegtuigen en helikopters besturen om het allemaal maar zelf te kunnen doen.
Maar waar de eerste M:I-films nog plotvolle cyberthrillers over supersoldaten en dubbelgangers waren in regie van regisseurs met een eigen handschrift als Brian de Palma en John Woo, is het enige waar het nu nog om lijkt te draaien dat Cruise zich weer rot rent en in een kek zwembroekje onderwaterstunts uithaalt. Die laatste scène, een tien minuten durende dans van een man met een onderzeeër die langzaam naar een afgrond tolt, is overigens behalve bloedspannend ook van een onwerkelijke schoonheid. Alleen al daarvoor zou je naar de bioscoop gaan.
De wetenschap dat Cruise zijn eigen stunts uitvoert, dat balanceren op het randje van realistische doodsverachting en steeds megalomanere fantastische plots is de enige echte attractie van de film en adembenemend. In The Final Reckoning (‘de laatste afrekening’) draait alles om de op hol geslagen AI ‘The Entity’ die al in Dead Reckoning (2023) werd geïntroduceerd. Inmiddels heeft die bijna alle de nucleaire arsenalen van de wereld overgenomen. Cruises alter ego, de wereldreddende geheimagent Ethan Hunt, moet nog eenmaal komen opdraven om het ding onschadelijk te maken.
Om de plot nog een beetje bij elkaar te houden bevat de The Final Reckoning een hoop collageachtige flashbacks. Terugkerende personages zijn er ook. Ving Rhames is als computerhacker Luther present sinds de eerste films. En als trouwe teamgenoot Benji Dunn steelt Simon Pegg ook nu weer de show. Ook Angela Bassett is er weer bij als president Erika Sloane. Evenals meesterzakkenroller – „timing is alles” – Grace (Hayley Atwell).
Voor een film die zo lang in productie is geweest bevat Final Reckoning met een AI als superschurk ook akelig actuele verwijzingen naar de ‘doodscultus van het technofascisme’, de fusie van techbedrijven en de staat die je nu bijvoorbeeld in de Verenigde Staten ziet. De film gebruikt die woorden in de openingsscène, maar het lijkt weinig meer dan kretologie. Net als de haast religieuze idolatrie van Cruises personage, als Messias in een wereld zonder heilig boek.
Foto Paramount Pictures / Skydance
Of is het zelfspot?
Of dat valt allemaal onder de zelfspot van de film natuurlijk, die ook volop aanwezig is. Al meteen in het begin wordt de draak gestoken met Cruise als vechtmachine annex supersoldaat in een zich geheel buiten beeld afspelende knokscène die we alleen hóren en aan de reacties op het gezicht van buddy Grace kunnen aflezen. Het is bijna camp. Wat in dat kader ook niet ontbreekt: de zichzelf vernietigende berichten van de buitenwettelijke spionageorganisatie Impossible Mission Force (IMF) en de vermommingen met Latex-maskers. In dat kader is Final Reckoning ook het ultieme antwoord op de bad hair day. Wie zich afvraagt waarom Cruise de hele film zulk raar haar heeft: een actieheld van zijn kaliber wast zijn haar diep in de Beringzee en laat het droog waaien door de wind in een Zuid-Afrikaanse canyon.
De gouden regel van Mission: Impossible is dat de films zelf ook een onmogelijke missie moeten zijn. Cruise springt van de ene naar de andere kant van de wereld en de stunts zijn de echte protagonisten. Het pièce de résistance is een tien minuten durende achtervolging van twee propellervliegtuigjes in een kloof in de Zuid-Afrikaanse Drakensbergen, waarbij Cruise van het ene naar het andere toestel overstapt. Voor het in de film zover is ben je al lang vergeten hoe breed uitgemeten dit huzarenstukje de afgelopen weken in de marketingcampagne van de film is geweest. Thrillseeker Cruise heeft met deze film maar één ding voor ogen: zijn publiek een bijna fatale adrenalineboost geven.
Dat maakt M:I ook anders dan die andere grote actieseries van deze tijd, met gentlemanspion James Bond aan de ene en de Marvelfilms aan de andere kant. Het vleugellopen van Cruise op dat dubbeldekkervliegtuigje is een ondubbelzinnig eerbetoon aan de kermisdagen van de vroege filmgeschiedenis. Aan de ‘cinema of attractions’, waarin het visuele plezier, het tonen van het spektakel, en het publiek daar deelgenoot van maken, het enige doel was.
Dan nog even goed nieuws: het ‘final’ in de titel, en de zorgvuldig georkestreerde geruchten dat dit weleens de laatste film over ‘de Amerikaanse James Bond’ zou kunnen zijn: niks van waar. Als Cruise aan het einde van Final Reckoning zijn parachute opvouwt en de Entity tot hem spreekt (of is het toch de gezichtsloze opdrachtgever van de IMF?) dan is dat om hem te overtuigen van het feit dat zijn hulp ooit wel weer eens zal worden ingeroepen, maar dat het nu even tijd voor rust is. Cruise moet eerst nog wat stunts verzinnen die hij buiten de dampkring kan uithalen wil die in 2020 aangekondigde ruimtefilm er ooit nog komen. Met zijn actiefilms creëert Cruise zijn eigen multiversa.
Daar gaan ze weer, de duistere zielen. Hun lichamen uit balans gebracht door met één been elegant op de teenpunten, met het andere plat op de vloer te stappen. Dicht bij elkaar, als een ademend organisme dolen ze over het toneel, hun soepele bewegingen soms abrupt onderbroken. Zoekend, samen schuilend voor naamloos onheil.
Nee, het is geen vrolijke club, het ensemble van negentien dansers van het Nederlands Dans Theater en acht van S-E-D, het gezelschap van de Israëlische Sharon Eyal. De toelichting in het programmaboekje (een tekst van de choreografe zelf) zegt genoeg: „Dirty and gentle. Broken. Alone. Alone. Alone. Alone. Deeper. Stronger. Weaker. Sadder. More alone. Hole.”
Dat was een treffende omschrijving van het gevoel dat Into the Hairy twee jaar geleden achterliet toen het in de oorspronkelijke versie voor acht dansers tijdens Julidans te zien was. Door de in- en in-verdrietige, verloren en duistere sfeer leek het, terugkijkend, alsof zij had voorvoeld wat er een paar maanden later stond te gebeuren: het bloedbad dat met allesvernietigende wraak tot op de dag van vandaag wordt beantwoord. De zwarte, zwaar uitgelopen make-up van de dansers wees ook toen al op een niet te stelpen leed.
Onherbergzaamheid
Onheilspellend is Into the Hairy (‘waar het griezelig is’) nog steeds, niet in de laatste plaats door de schilderachtige electrosounds van componist Koreless, die galmend ruimtelijke klankvelden afwisselt met ritmische beats. Ook het lichtontwerp met van bovenaf schijnende, diffuse lichtkegels draagt bij aan de algehele onherbergzaamheid van de wereld waarin deze zielen in elegant zwart kanten, maar gescheurde bodysuits (Dior-ontwerpster Maria Grazia Chiuri) zich overeind moeten houden.
In een trage stroom ontwikkelt zich een choreografie vol ondulerende torsen, golvende armen met handen als klauwen en secuur geplaatste insectenbenen waarin de verschillende invloeden herkenbaar zijn; hippe clubcultuur evengoed als folksy elementen, hedendaagse dans zowel als klassiek ballet.
Het XL-ensemble maakt het mogelijk om te spelen met wijd uitwaaierende opstellingen en sculpturale tableaus waarin de dansersgroep zich spiegelend opsplitst of, zoals in een van de laatste beelden, een soort vleesetende massa waarin een danseres ondersteboven verdwijnt, met sidderend onderbeen in klassieke serré.
Ondanks de onmiskenbare kracht van deze nieuwe versie – die het publiek dan ook op de stoelen kreeg – lijkt het of de uitvergroting iets afhaalt van de rauwe expressie van het origineel uit 2023. Alsof de emotie van eenzaamheid en zielenpijn minder uit de verf komt in het indrukwekkende, soms bijna gelikte effect van de massa. Afgezien daarvan: opnieuw prachtig dirty and gentle.
<dmt-util-bar article="4893602" data-paywall-belowarticle headline="Het is alsof de Israëlische choreograaf met haar duistere voorstelling Into the Hairy voorvoeld heeft wat er zou gaan gebeuren” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/16/het-is-alsof-de-israelische-choreograaf-met-haar-duistere-voorstelling-into-the-hairy-voorvoeld-heeft-wat-er-zou-gaan-gebeuren-a4893602″>
Er rijdt een huifkar door het centrum van Utrecht, voortgetrokken door twee Friese paarden. Aan de achterkant hangt een gigantische opblaasbaarmoeder. In de huifkar worden gesprekken gevoerd over wat het gezin al dan niet mag zijn. Erachteraan een stoet van diverse pluimage. De stoet is onderdeel van Beyond the Nuclear Family (‘voorbij het kerngezin’) het nieuwste project van kunstenaar en schrijver Mirthe Berentsen.
Zojuist is de kick-off geweest in het Centraal Museum, waar de tentoonstelling Good Mom/Bad Mom over moederschap te zien is en nu trekt de stoet naar de Stadsschouwburg, waar deelnemers na een gezamenlijk diner de theatervoorstelling Battlefield of Dreams, over taboes rond kinderen krijgen, van Floor Houwink ten Cate zullen bekijken.
Met deze huifkar toert Berentsen vanaf 22 mei door heel Nederland, van Amsterdam naar Gorssel, Groningen en Kolderveen. De kunstenaar en schrijver – er komt later dit jaar een boek uit bij Das Mag, We moeten het hebben over het gezin – liet zich inspireren door de huifkartocht van het feministische collectief Dolle Mina. Zij reisden in 1972 door Nederland om het gesprek aan te zwengelen over lichamelijke integriteit, familiestructuren en abortus – thema’s die vandaag de dag nog steeds relevant zijn.
„Ik wil hiermee niet de tocht uit de jaren zeventig kopiëren: dat is toen gedaan”, zegt Berentsen. Maar het idee om met een tocht vastgeroeste ideeën over het gezin op gang te brengen, dat beklijfde. „Tijdens de coronapandemie berekende het World Economic Forum dat de genderongelijkheid enorm was toegenomen omdat vrouwen meer thuisbleven en zorgtaken op zich namen dan mannen. Dat was het begin van een enorme conservatieve backlash”, aldus Berentsen, die hierover schreef in Vrij Nederland. Reden temeer om de straat op te gaan.
„Ik groeide op in de Achterhoek, en het paard en wagen waren altijd een belangrijke rite de passage in mijn leven”, vertelt Berentsen. „Talloze kinderfeestjes zijn erop gevierd, het vervoerde pasgetrouwde stellen en toen mijn vader overleed werd zijn kist op de kar naar de begraafplaats vervoerd.”
De gigantische opblaasbaarmoeder aan de achterkant van de huifkar.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Veiligheid
De huif heeft voor Berentsen verschillende betekenislagen. „Het is een soort cover, een tent of een baarmoeder. Het is een beschermend huisje dat alles bij elkaar houdt. Dat creëert een illusie van veiligheid, een bewegend en tijdelijk thuis. De Dolle Mina’s hielden een logboek bij, waarin ze de gevoerde gesprekken bijhielden. Ik wil een logboek van textiel maken dat een autonoom werk wordt.”
Bezoekers van de evenementen kunnen een stukje stof meenemen dat voor hen een persoonlijke betekenis heeft. Berentsen zal de stukken samenvoegen tot een patchwork, die uiteindelijk een nieuwe huif zal vormen – het stoffen gedeelte over de kar. „Ik wil een patchwork van verhalen maken dat collectiviteit benadrukt, een tegenvoorbeeld van het romantische idee van de individuele kunstenaar als autonoom genie.”
Beyond the Nuclear Family zie ik als een laboratorium, een oefening in de oplossing
Berentsens kritiek op het traditionele kerngezin komt voort uit een persoonlijke familiegeschiedenis. „Mijn grootmoeder kwam uit een streng katholiek gezin in Limburg, ze kreeg naar goed katholiek gebruik veertien kinderen. Toen haar jongste kind nog een baby was, overleed mijn opa. Opeens was ze gezin-af. Terwijl ze alles had gedaan zoals de bedoeling was! Vanaf toen werd ze met de nek aangekeken.”
Haar oma kaartte deze situatie aan in een interview met de Zutphense Courier, zestig jaar geleden. „De kop was: ‘De maatschappij is alleen ingericht op volledige gezinnen’. Ik zeg nu eigenlijk weer precies hetzelfde. Eigenlijk is het verschrikkelijk dat ik weer de straat op moet voor hetzelfde.”
Ze benadrukt dat haar systeemkritiek geen persoonlijke aanval is op het gezin. „Ik heb jarenlang een ivf-traject doorlopen om een kind te krijgen, ik houd van mijn gezin. Sommige familie-abolitionisten willen het gezin volledig afschaffen. Daar heeft mijn werk niets mee te maken. Ik wil de vanzelfsprekendheid ervan bevragen. Het kerngezin van een mannetje, vrouwtje en twee kinderen is niet de enige of meest ‘natuurlijke’ vorm van samenleven”, aldus Berentsen.
„Het woord ‘gezin’ stamt etymologisch af van ‘ghesinde’”, legt Berentsen uit. „Een rondreizend gezelschap, vaak bestaand uit hogergeplaatste mensen met een hofhouding die zo reisden. Maar wat als we het woord ‘gezin’ reclaimen? Wat kan het nog meer betekenen naast het kerngezin in een eengezinswoning? Een zelfgekozen familie, een groep van ‘ghesindes’ met wie je dezelfde reis wilt afleggen?”
De huifkar met de tekst „Huis uit, straat op”.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Publieke ruimte
„Het huis is voor vrouwen en kinderen de meest gevaarlijke plek om te leven”, zegt Berentsen. „Waar het meeste geweld plaatsvindt.” Ze verwijst naar bioloog Frans de Waal, die onderzocht waarom verkrachting onder apen zeldzaam is. „Zijn verklaring waarom het onder mensen wél voorkomt, is omdat we ons hebben teruggetrokken in onze huizen.” Achter de voordeur bevindt zich het privédomein dat zich onttrekt aan sociale controle.
Beyond the Nuclear Family moest logischerwijs plaatsvinden in de publieke ruimte. Op een spandoek staat dan ook: „Huis uit, straat op”.
Berentsen: „Het hobbelen in de kar en de mensen met wie je die dag bent, dat is op dat moment je familie, daar ben je verantwoordelijk voor. Je wacht op elkaar en helpt elkaar de weg over te steken.” In het centrum van Utrecht wordt soms met ergernis maar vooral met nieuwsgierigheid gereageerd op de stapvoets rijdende huifkar. Berentsen draagt een zwarte cape met witte paarden erop en deelt vrolijk kaartjes uit aan voorbijgangers.
„Vooruitgang is geen rechte lijn”, zegt Berentsen. „Vaak vragen mensen me: maar wat jij wil dan? Beyond the Nuclear Family zie ik als een laboratorium, een oefening in de oplossing. Laten we samen heel even proberen wat mogelijk zou kunnen zijn als we niet denken in de beperking maar in de mogelijkheid.”
„Ik gun mijn dochter meer, in plaats van minder. Meer vrijheid, meer zelfbeschikking, meer keuze. Welke weg willen we samen afleggen?” Voor het stoplicht staan de paarden ongeduldig te trappelen. Dan komt de stoet langzaam weer in beweging.