Vieux Farka Touré wil Mali’s legendarische blues redden: „Soms met rock, soms reggae, maar ik blijf altijd in mijn wereld”

Vieux Farka Touré maakt zich zorgen. Op de binnenplaats van het familiehuis in Bamako is het een komen en gaan van mensen. Touré, in een hemelsblauwe boubou (een soort gewaad) zit op een gevlochten stoel onderuit. Groet, schudt handen. En kijkt dan weer op zijn telefoon. Er is gedoe met een stuk land waar hij koeien heeft grazen, zegt hij met een diepe zucht en één hand wrijvend over zijn kale hoofd. Hij is er al de hele dag mee bezig.

Want ja, Mali’s wereldberoemde bluesgitarist is óók boer. Net als zijn nóg bekendere vader Ali Farka Touré, die in 2006 aan kanker overleed. Vader Farka, een legendarische gitarist en meervoudig Grammy-winnaar, speelde op de grootste podia ter wereld, maar was het liefst op zijn land in Niafunké, een klein stadje in het noorden van Mali, grenzend aan de Niger-rivier. Hij maakte het niet meer mee toen jihadisten zijn familie in 2012 verdreven.

De landerijen van Vieux Farka Touré (44) bevinden zich dichter bij de hoofdstad. Hij gaat er graag heen, zegt hij. Even zijn hoofd legen. Want ook in Bamako zijn de zorgen overal. „Tout est mort”, zegt Touré ernstig. Alles is dood. Niet alleen de opmars van aan Al-Qaida en aan IS gelieerde groepen hebben het leven in het Sahelland drastisch veranderd, maar ook de staatsgrepen in 2020 en 2021. De nieuwe militaire machthebbers verbraken de banden met Frankrijk, dat met militairen, zakelijke belangen en culturele instellingen lang een stempel op zijn oud-kolonie bleef drukken. In hun kielzog trokken ook andere Westerse landen zich deels terug en verdween de VN-vredesmissie Minusma. „In hun tijd waren er in Mali veel evenementen. Artiesten hadden volop werk”, zegt Touré. „Nu is er rien.” Op enkele overgebleven festivals na.


Lees ook

Lees ook: Malinese festivals laten zich er niet onder krijgen, ondanks de dreiging van jihadisten en vertrokken geldschieters

De Frans-Ivoriaanse fotograaf Wilson Evann (links) en Primo Mauridi (rechts) uit Congo, bij de  Rencontres de Bamako.

Gelukkig lonkt het buitenland. In april begon ‘de Hendrix van Mali’ aan een nieuwe tour door de Verenigde Staten, en in mei volgt een reeks concerten in Nederland. De aftrap is in de Melkweg. Ze zullen met zijn vieren zijn, vertelt Touré. Hij op zijn bluesgitaar, de andere drie op bas, drum en de ngoni, een eeuwenoud West-Afrikaans snaarinstrument dat geldt als de voorloper van de banjo. Touré: „Ik houd van dat traditionele geluid.”

Foto Nybé Ponzio

Vaders schaduw

Het zijn de melancholische klanken van de Mali Blues, afkomstig uit de woestijnregio waar vader en zoon Touré opgroeiden en waar beiden wereldberoemd mee werden. Vooral Ali, wiens gitaarwerk werd vergeleken met dat van bluesgrootheden uit de Mississippi Delta, was daarvan de exponent. In Mali geldt hij nog altijd als een nationale held.

Trachtend aan zijn vaders schaduw te ontkomen, gaf Vieux vanaf zijn eerste soloplaat in 2007 daar zijn eigen draai aan, met de nodige rockachtige loopjes of juist jazzy invloeden, en samenwerkingen met uiteenlopende artiesten, van de Israëlische pianist Idan Raichel tot de Amerikaanse singer-songwriter Julia Easterlin. In 2022 kwam daar het album Ali bij, opgenomen met het psychedelische funktrio Khruangbin uit Texas.

Met hun hulp herinterpreteerde Touré op soms bijna hypnotiserende wijze enkele van zijn vaders meest bekende nummers, zoals ‘Diarabi’, over een verloren liefde, dat in de Touré-Khruangbin-versie een warm, soulful laagje heeft gekregen. NRC gaf het resultaat vier ballen.


Lees ook

Lees ook: Touré hypnotiseert op beats van Khruangbin

Touré hypnotiseert  op beats van Khruangbin

Het is een plaat zoals híj is, zegt Touré, die inmiddels heeft plaatsgenomen op de bank in de studio die hij aan huis bouwde. Aan de muur met bruin bloemetjesbehang hangt een zestal gitaren.

„Ik maak traditionele muziek die ik mix met modern. Soms is dat rock, soms reggae. Maar ik blijf altijd in mijn wereld. Ik wilde een stapje verder gaan met Ali’s muziek. De plaat die ik met Khruangbin maakte, wordt door een nieuwe, jonge generatie beluisterd. Een generatie die Ali Farka Touré niet kende, maar er nu achter komt dat deze grote muzikant, gitarist en zanger er was.”


Lees ook

Lees ook: Toumani Diabaté, ‘koning van de kora’, verrijkte de traditie

Koraspeler Toumani Diabaté

Kort voor Ali bracht Touré ook een soloplaat uit, zijn zesde: Les Racines (de wortels). Ook daarin staat zijn vader centraal, maar dan als eerbetoon aan diens traditionele Saharasound met knisperende gitaarloopjes, het harpachtige getokkel van de Ngoni en Touré’s warme stem die in het Songhai en Bambara zingt over vrede en de gemeenschap.

Foto Nybé Ponzio

„De naam Farka is een zegen en een vloek”, zegt de gitarist. „Ali is Ali met zijn Grammy’s en succes. Er was een moment, in het begin, dat mensen het steeds hadden over ‘de zoon van’, ‘de zoon van’. Daarom was het belangrijk dat ik eerst mijn eigen weg ging. Dat heb ik gedaan. Ik heb mezelf bewezen en vandaag, dieu merci, weet de wereld wie Vieux Farka Touré is. Maar als je in ballingschap gaat, moet je ook weer weten thuis te komen.”

Want zo voelde het, zegt hij. „Ik wilde die plaat al heel lang maken, maar het voelde niet als het juiste moment. Ik moest hiervoor in de huid van le vieux kruipen en dat koste tijd.” Vooral omdat zijn vaders spel spontaan was. „Als hij een plaat opnam, stapte hij de studio in en begon gewoon te spelen. Dus dat hebben wij gedaan. Geen moeilijke bruggetjes en arrangementen, maar iedereen samen in de cabine zetten en spelen. Dat is du Ali Farka.”

Zo wilde Touré het liefst ook de plaat met Khruangbin opnemen. Maar dat was nog best lastig, vertelt hij. „Zij kenden de muziek niet. Ik had mijn deel in twee dagen af, maar zij wilden het liefst een dag met één noot bezig zijn. Bon, het zijn supersterren, ze willen dat het op een bepaalde manier klinkt. Maar ik zei: het idee was juist dat dit géén Khruangbin of Vieux Farka Touré zou zijn, maar een nieuwe creatie op Ali’s muziek.”

Geen allures

Met het resultaat is hij heel blij, benadrukt de gitarist. „Het zijn heel aardige gasten, zonder allures. Ze hebben echt hard voor deze plaat gewerkt.” Het is ook waarom hij zo houdt van samenwerkingen; een nieuwe atmosfeer zorgt voor nieuwe ideeën. En met de hitmachine van Khruangbin bereikt Touré een nieuw publiek. Al bevindt dat zich vooral buiten Mali. „Hier is de jeugd niet meer geïnteresseerd in echte muziek”, zegt Touré gepijnigd.

Mali’s nieuwe generatie artiesten is meer bezig met rap, afrobeats. Of, in Touré’s woorden: herrie. „Boem, boem, boem. En maar schelden.” Hij kijkt vies. Hij maakt verantwoordelijke muziek, zegt Touré. Maar dat vult in Bamako geen zalen meer. „Als ik hier nu een show zou geven”, hij wijst naar buiten naar de binnenplaats, „dan zou het niet eens vol staan. Maar neem zo’n rapper en het voetbalterrein daar verderop loopt over.”

Hij zou minister van Cultuur moeten zijn, mijmert Touré, die recent door Mali’s president de ere-onderscheiding Chevalier de l’Ordre National kreeg. „Dan zou ik zeggen, bon, les gars, dit is niet serieus. We hebben zo’n rijke muzikale geschiedenis. Als het zo doorgaat, gaat die verloren.” Als artiesten bij hem aankloppen om muziek op te nemen in zijn studio, is hij dus streng, zegt Touré. „Zonder een traditioneel instrument komen ze er niet in.”