‘Kramer vs. Kramer’-regisseur Robert Benton bewandelde op z’n hoogtepunt precies de scheidslijn tussen commercieel en intellectueel

Regisseur/scenarist Robert Benton, die afgelopen week overleed, vergeleek zichzelf in 2007 met vampier Dracula, in een interview met The Los Angeles Times. „Ik laat geen spoor achter in de spiegel.” Ondanks zijn drie Oscars – beste regie en scenario voor Kramer vs. Kramer, en beste scenario voor Places in the Heart – was dit waar Benton om bekend stond: bescheidenheid. Hij cijferde zichzelf vaak weg, gaf de eer liever aan anderen. Zíjn geheim was „het inhuren van goede acteurs” en „proberen niet in hun weg te staan”. Zijn ‘filmstijl’ was subtiel en gevoelsmatig.

Toch liet Benton een diepe indruk achter op de Amerikaanse filmindustrie. Toen hij op zijn 35ste zijn baan als art-director bij Esquire verloor, besloot hij scenarist te worden. Hij was dyslectisch – zódanig dat hij alleen succesvol was op school omdat zijn moeder bridgede met zijn leraren – en dus vormde hij een team met journalist David Newman. Hun eerste scenario, voor Bonnie and Clyde (1967), leverde hen direct een Oscarnominatie op. De film was een sensatie, en een keerpunt in Hollywood. Hij bracht de verteltechnieken van de Franse Nouvelle Vague naar Hollywood, en werd een routekaart voor regisseurs als Scorsese en Coppola. Met de technieken van Truffaut had hij een „enthousiasmerend Amerikaanse, Amerikaanse film” gemaakt, zoals eminente criticus Pauline Kael in haar 7000-woorden lange jubelrecensie schreef. Bonnie and Clyde vertaalde de wervelende Amerikaanse counterculture in gewelddadige, seksuele, komische antiheldenverering en vatte daarmee precies de tijdsgeest.

Dustin Hoffman en Meryl Streep in Kramer Vs. Kramer (1979)

Regisseur Robert Benton

En daarin bleek Benton goed te zijn: maatschappelijke mores vangen in commerciële films. Hij en Newman schreven mee aan iconische jaren zeventigfilms als screwballkomedie What’s up Doc? en de eerste Superman-film. Zijn regie-debuut Bad Company (1972) was wat later een acid-western genoemd werd, een film die de perverse kant van de John Wayne-cowboycultuur toonde.

Bentons grootste succes kwam in 1978, met Kramer vs. Kramer. Mad man Ted (Dustin Hoffman) moet zijn zoontje alleen opvoeden als zijn vrouw Joanna (Meryl Streep) vertrekt; totdat Joanna anderhalf jaar later terugkomt en een voogdijzaak begint. De film werd de best bezochte film van het jaar. Én was revolutionair. In de open verbeelding van scheiding (zonder Bijbelse moraal) en in de aandacht voor de wurging die de moederrol voor vrouwen kon zijn.

https://www.youtube.com/watch?v=KZfIl9isKLU

Kramer vs. Kramer is het beste bewijs van Bentons talent als scenarist en regisseur. Zoals de Franse regisseurs die hij bewonderde, trok hij betekenis niet per se uit dialogen, maar uit gezichtsuitdrukkingen, gebeurtenissen en beeldtaal – wat er óp de ontbijttafel ligt is net zo belangrijk als wat eraan gezegd wordt. Actrice Sally Field, die de hoofdrol speelde in Places in the Heart, zei later dat Benton van het kleinste handgebaar de emotie begreep. Hij was een acteursregisseur.

Op zijn hoogtepunt bewandelde Benton als circusartiest de scheidslijn tussen commercieel en intellectueel, op een wijze die zelden nog voorkomt in de VS. Na de jaren zeventig nam het succes van Benton af. Acteursgedreven drama’s als Places in the Heart en Nobody’s Fool zijn pareltjes. Maar meer high conceptfilms als Philip Roth-verfilming The Human Stain of neonoir Twilight sloegen dood. Misschien was de filmindustrie te commercieel geworden voor Bentons bescheiden ambitie? In 2009 zei hij dat Kramer vs. Kramer in de moderne filmindustrie waarschijnlijk niet gemaakt zou worden. Studio’s werden niet meer gerund als avontuurlijke projecten door entrepreneurs met een visie, maar als bedrijven die verantwoording afleggen aan aandeelhouders. Maar, voegde hij toe: „Ik zeg niet dat het een beter was dan het ander.” Typisch Benton, immer bescheiden.