„Het voelt een beetje als een pakje sigaretten met van die hele vreselijke kankerlongen erop”, vond Rob Goossens. Hij leek erg trots op die vergelijking. Nu lijkt Rob Goossens sowieso vaak trots op de teksten die uit zijn mond rollen aan de RTL Boulevard-desk (good for him), maar donderdagavond was hij zo gelukkig met zijn vondst dat hij hem na een halve minuut nadrukkelijk herhaalde, wellicht hopend op iets meer erkenning. Of op een vette kop in de Mediacourant de volgende ochtend: ‘Heftig: MAFS-koppel Bjorn en Marcella doet Rob Goossens denken aan „vreselijke kankerlongen”’.
‘MAFS’, dat staat dan voor Married at First Sight, waarvan deze week alweer het tiende seizoen ten einde kwam. Donderdagavond werd de laatste aflevering uitgezonden op RTL 4 en wist de kijker eindelijk hoeveel van de deelnemende stellen nog samen waren, nadat ze elkaar in het begin van het seizoen aan het altaar hadden ontmoet. De score: twee van de zeven huwelijken hadden het gered. Het huwelijk van Bjorn en Marcella zat daar niet bij. Dat verbaasde Goossens niet. Op het scherm achter de mediaverslaggever verschenen de trouwfoto’s van de twee jonge dertigers: hand in hand, brede lach op hun gezicht, nog vol goede moed dat hun ja-woord terecht zou blijken. Toen konden ze ook nog niet weten dat die foto’s maanden later vergezeld zouden gaan van het weinig romantische woord ‘kankerlongen’ in RTL Boulevard.
„Het lijkt wel of ze Bjorn en Marcella hebben neergezet als: dit is hoe het gaat als je niet communiceert”, lichtte Goossens zijn vergelijking toe. Hij vond dat de liefdesexperts die bij het datingprogramma betrokken waren het stel beter hadden moeten bijsturen. „Ze hadden veel eerder kunnen zeggen: jongens, ga een beetje communiceren.” De twee Boulevard-presentatoren die naast hem aan de desk stonden, keken bedachtzaam. „Een waarschuwing vooraf, zou jij willen hebben gehad”, zei Vivienne van den Assem. Luuk Ikink vulde aan: „En voor het volgende seizoen, dat er misschien wel gaat komen.” „En misschien voor ons als kijkers ook”, zei Goossens. Stiekem is dat laatste natuurlijk het belangrijkst. Heel leuk als de deelnemers aan datingshows daadwerkelijk de liefde vinden, maar wat de makers uiteindelijk het hardst nodig hebben, zijn kijkers. Kijkers als Rob Goossens, die zo’n programma ziet en denkt: maar wat leer ík hier nou van. En in dit geval was het antwoord dus simpel. Communiceren.
Toverwoord
Dat toverwoord komt veelvuldig voorbij in datingprogramma’s, vooral binnen de subcategorie waarin relatiedeskundigen een rol spelen. Die moedigen de deelnemers dan aan om zich uit te spreken, hun gevoelens te delen. En als de liefde niet opbloeit en kijkers een reden zoeken voor dat jammerlijke gebrek aan een goede afloop, is die makkelijk gevonden: niet goed gecommuniceerd. Had je nou maar uitgesproken! Persoonlijk betwijfel ik of dat had geholpen in het geval van Bjorn en Marcella, of van de andere koppels die geen ‘lang en gelukkig’ beschoren was. Arme Marcella vertrouwde de experts al vroeg toe dat de warme gevoelens bij haar uitbleven. Dan kun je communiceren tot je een ons weegt – dat gaat het gebrek aan aantrekkingskracht niet compenseren. Maar dat het ook een mogelijkheid is dat je blind wordt gekoppeld aan iemand op wie je simpelweg niet verliefd kunt worden, geeft waarschijnlijk minder voldoening aan de kijkers thuis. Die moeten er lering uit kunnen trekken wanneer de MAFS-deelnemers in het eindgesprek hun trouwringen inleveren bij presentator Carlo Boszhard, met een dramatisch muziekje op de achtergrond.
„Nu hebben wij gewoon dat pakje ‘roken is dodelijk’”, zei Goossens weer, „en dat zijn Bjorn en Marcella.” „Als je niet communiceert, gebeurt er dát, bedoel je?”, vroeg advocaat Clarice Stenger vanaf een stoeltje naast de desk. Ja, dat was precies wat Goossens bedoelde. Van den Assem wendde zich nog een keer tot Stenger: „Verhelderend?” „Nee.” Toch niet goed gecommuniceerd.
‘Voor nachtvorst bent u niet beschermd tot St. Servaas zich over u ontfermt’, luidt een oude volkswijsheid. Servatius behoort tot de ijsheiligen van wie deze week de naamdag wordt gevierd. Zij markeren in de volksweerkunde de laatste dagen met een redelijke kans op nachtvorst. Maar de ijsheiligen zijn niet meer heilig, schrijft het KNMI op zijn website. De laatste vorstdag in het voorjaar ligt een dag of tien eerder dan ‘vroeger’. Een uitschieter (die nu eenmaal voorkomen als het om het weer gaat) was er in 2020. Dat was het laatste jaar dat er na ijsheiligen nog nachtvorst is gemeten. De keer daarvoor was in 1973, meer dan een halve eeuw geleden.
In de klimaatscenario’s van het KNMI, gebaseerd op de snelheid waarmee broeikasgassen worden teruggedrongen, valt aan het eind van deze eeuw de laatste vorstdag in het gunstigste geval begin april. In een ongunstig scenario wordt dat februari. Tegen die tijd kent Nederland geen echte winters meer en zal het aantal vorstdagen gedaald zijn van meer dan vijftig naar ongeveer tien per jaar.
Hoe erg is dat? De meesten van ons zullen na een grijze winter vooral genieten van stralend lenteweer. Logisch. Met temperaturen ruim boven de 20 graden zitten de terrassen vol en staan gezichten vrolijk. Juist in het voorjaar, als maart zijn staart soms roert en april nog doet wat-ie wil, zit niemand te wachten op een winterse bui.
Toch is het belangrijk om te beseffen dat wat we nu ‘lekker weer’ noemen een symptoom is van de manier waarop mensen het klimaat ontwrichten. De vijf warmste lentes sinds het begin van de metingen in 1706 vielen in de afgelopen twee decennia. „De lente warmt hard op”, aldus de website Weeronline. Tot 1991 lag de gemiddelde lentetemperatuur op 8,1 tot 8,7 graden. Inmiddels is dat bijna 10 graden. En over een paar decennia kan dat zo’n 13 graden zijn.
De gevolgen zijn groot. Allereerst voor de natuur. Veel planten en dieren hebben moeite om zich aan te passen aan een vroeger begin van het voorjaar. Bomen lopen eerder uit, insecten komen sneller tevoorschijn. Maar ze doen dat helaas niet allemaal in hetzelfde tempo. Het broedsucces van koolmezen hangt af van de optimale beschikbaarheid van rupsen. Komt een van beide te vroeg of te laat, dan stort het ecologische bouwwerk in elkaar.
Ook voor mensen heeft de verschuiving van de seizoenen ernstige gevolgen. Hoewel niet elk voorjaar zo droog is als nu (2024 was zelfs uitgesproken nat) laat de huidige situatie goed zien wat zo’n extreem neerslagtekort zo vroeg in het jaar betekent. Het droogteseizoen is nog maar net begonnen, en nu al stellen waterschappen beregeningsverboden in voor de landbouw. Het water in de Rijn staat ongeveer twee meter lager dan gewoonlijk in deze tijd van het jaar, waardoor de scheepvaart in de problemen kan komen. Europese elektriciteitscentrales kampten de afgelopen jaren tijdens hete periodes met een gebrek aan koelwater. „De eerste effecten van droogte zijn al zichtbaar”, schreef Rijkswaterstaat anderhalve maand geleden. „Zoals de bosbranden een paar weken geleden in Zeeuws-Vlaanderen en op de Sallandse Heuvelrug.”
Op basis van de klimaatscenario’s verwacht Rijkswaterstaat dat het neerslagtekort tot 2050 met maar liefst 35 procent kan toenemen. Nederland moet daarop nog veel meer dan nu anticiperen. Daarvoor zijn maatregelen nodig die, schrijft Rijkswaterstaat eufemistisch, „niet altijd op breed draagvlak kunnen rekenen”.
De Algemene Rekenkamer waarschuwde deze week in het rapport Drinkwater onder druk dat het kabinet onvoldoende werk maakt van waterbesparing. „Zorgelijk”, oordeelt de Rekenkamer. Want terwijl de vraag naar drinkwater stijgt (in de komende vijf jaar met maar liefst honderd miljoen kubieke meter, verwacht kennisinstituut RIVM), daalt het aanbod. Binnenkort kunnen waterleidingbedrijven in een warme, droge zomer niet langer aan de vraag voldoen.
Maar besparing vereist bewustzijn. Het is belangrijk dat weermannen en -vrouwen meer context bieden bij de term ‘lekker weer’. Media (ja, ook NRC) zouden niet langer automatisch foto’s van pootjebadende kinderen moeten plaatsen bij berichten over het zoveelste hitterecord. En voor het onderwijs wordt het steeds belangrijker om kinderen bewust te maken van de veranderingen.
Voor het herkennen van klimaat- en milieuproblemen worden mensen gehinderd door het shifting baselines syndrome – een aanpassing van het verwachtingspatroon, waardoor we iets waardevols verliezen. Kinderen weten niet meer dat de voorruit na een zomerse autorit vroeger vol zat met dode insecten – die zijn verdwenen. De tijd dat er bijna iedere winter wel een keer een sneeuwpop kon worden gemaakt ligt ver achter ons. Geniet vooral van een drankje in de lentezon, maar ga het niet als normaal beschouwen.
Twee cijfers trokken deze week mijn aandacht. Eerst de ene zetel die Nieuw Sociaal Contract haalt in de laatste zetelpeiling van Ipsos I&O. Gaan we ervan uit dat die zetel afkomstig is van kiezers die bij de afgelopen verkiezingen ook NSC stemden (wat me waarschijnlijk lijkt), dan houdt de partij dus 5 procent van haar kiezers over.
Het tweede cijfer: 35 procent van de NSC-kiezers uit 2023 vindt dat de partij zichzelf beter kan opheffen. Oftewel: ondanks dat bijna niemand erop wil stemmen, hoeft de partij van tweederde van de oorspronkelijke NSC-stemmers niet te verdwijnen. Zelfs onder de totale kiezerspopulatie vindt slechts 43 procent dat NSC zich moet opheffen.
Dit fascineert mij, omdat het laat zien hoe groot het taboe is op stoppen. Stoppen heeft een goede naam zo lang het een slechte gewoonte betreft. Zegt iemand: „Ik ben al zes maanden gestopt”, dan ga je ervan uit dat hij gestopt is met roken, of anders met drinken of gokken. Stoppen met een relatie, een carrière of een politieke partij daarentegen heeft al snel iets beschamends. Het suggereert dat de hele onderneming van begin af aan een mislukking was.
Als twintiger had ik een lange relatie die na een episch begin maar niet wilde uitgroeien tot iets fijns en stabiels. Maar stoppen zou verraad zijn aan het begin, en aan de belofte die dat in zich droeg. Geen van beiden wilden wij verantwoordelijk zijn voor zulk verraad. Ik herinner me een sessie in zijn slaapkamer waarin hij zei: „Sorry, maar wat je ook doet, ik ga het niet uitmaken. Jij moet het doen.”
In zijn bundel Stoppen (2002), die leuk is om te lezen en gratis online staat, onderzoekt politicoloog Herman van Gunsteren waarom mensen het zo moeilijk vinden om te stoppen. Hij onderscheidt drie redenen: ongeloof (is de status quo nou werkelijk zo slecht?), een focus op het verleden (toen ging het goed, dus nu kan dat ook), en de gedachte ‘ik heb er al zo veel in gestoken’. „Men heeft zijn zelf, ziel en zaligheid erin gelegd. Stoppen is dan (een deel van) jezelf achterlaten.”
Alle drie de overwegingen vind ik herkenbaar. En ongetwijfeld gelden ze ook alle drie voor NSC-politici. Ze zijn toch „echt op dreef”, in de woorden van Nicolien van Vroonhoven? De partij had toch zo’n beloftevol begin? En is het niet zonde van alle inspanning om er weer mee op te houden?
Maar wie bang is om te stoppen, kan de zaken beter omdraaien. Zou hij met deze situatie, zoals die nu is, willen beginnen? Het is moeilijk je dat voor te stellen, omdat het heden altijd het verleden in zich meedraagt. Maar dat verleden moet je zien als verzonken kosten. Heeft NSC zoals het nu is een toegevoegde waarde? Mijn bescheiden mening: nee.
Kiezers stemden voornamelijk op NSC vanwege Omtzigt, en die is weg. Ideologisch onderscheidt de partij zich amper van het CDA onder Henri Bontenbal. De paradepaardjes van de partij – bestuurlijke vernieuwing en bestaanszekerheid – kunnen net zo goed door andere partijen worden overgenomen. Nicolien van Vroonhoven heeft vast allerlei kwaliteiten, maar ze is geen stemmenkanon en gaat dat ook niet worden.
Grappig genoeg geeft Pieter Omtzigt, die dinsdag zijn laatste dag had als Kamerlid, zelf het goede voorbeeld. Zijn beslissing te stoppen verdient applaus. Het betekent niet dat zijn politieke carrière voor niets is geweest en ook niet dat het oprichten van NSC een vergissing was. In de zomer van 2023 was het logisch voor Omtzigt, die volgens een peiling van I&O Research 46 zetels zou kunnen halen, om een politieke partij te beginnen. Dat heeft hij bewonderenswaardig snel en grondig gedaan: hij publiceerde een doordacht programma en vond een heleboel goede en gemotiveerde Kamerleden. Dat de partij nu op één zetel staat is zonde en jammer, maar het doet niets af aan die prestatie. Tegelijk moet die prestatie geen reden zijn om door te gaan als de partij zowel haar bestaansreden (Omtzigt) als haar toekomstperspectief (zetels) heeft verloren.
Wat het stoppen extra lastig maakt, schrijft Herman van Gunsteren, is dat we geen vaste „stophandelingen” hebben. „Maatschappelijk is er weinig ruimte en repertoire voor bewust stoppen als het nog niet strikt nodig en onvermijdelijk is.” Van Gunsteren pleit voor overgangsrituelen, vergelijkbaar met begrafenissen, pensioenfeesten en het tekenen van een wapenstilstand. Zo wordt het stoppen een positieve daad, in plaats van een uitdoven of wegsluipen door de achterdeur. Er bestaan wel voorbeelden van, denk aan het publiekelijk opheffen van de ludieke protestbeweging Provo in het Vondelpark, in 1967. Maar er is een belangrijk verschil tussen Provo en NSC: de eerste had na twee jaar provoceren zijn hoogtepunt gehad, de tweede is nooit tot wasdom gekomen.
Het is belangrijk dat ook die tweede soort, die in de woorden van Van Gunsteren „sociaal gezichtsverlies” oplevert, wordt genormaliseerd. Nu gebeurt dit stoppen nog meestal in stilte. Niemand trommelt zijn vrienden op om een gestaakt proefschrift of afgebroken zwangerschap te markeren met een gezellig samenzijn. Dat is jammer, want stoppen is soms moediger dan doorgaan – en niets om je voor te schamen.
‘LOVE’ staat er in koeienletters tegen een muur in het nieuwe Rotterdamse museum Fenix. Het zijn de iconische letters van Robert Indiana, die het woord tijdens zijn leven in vele soorten en maten verbeeldde. Indiana gaf met dit woordbeeld aan waar het om draait in het leven, „voor de mens, waar ook ter wereld”, luidt het begeleidende tekstbordje. Het is waar: iedereen kan in de wereld wel wat liefde gebruiken, dus het is gerust een universeel ideaal te noemen. Dat universele is waar het Fenix om gaat.
Vrijdag opende Fenix, een museum over migratie. Het was een moment waarnaar dankzij een geoliede publiciteitsmachine reikhalzend werd uitgekeken. Het is niet het eerste migratiemuseum, maar het unieke van Fenix is dat ze kunst als middel gebruiken om één van de politiek ingewikkeldste onderwerpen vorm te geven. Geen historische benadering dus, maar zes thema’s: migratie, identiteit, geluk, grens, vlucht en thuis. Het idee is daarbij dat de bezoeker zijn/haar/hun „eigen richting kiest” in de collectietentoonstelling Alle richtingen. Daarnaast is er nog een ‘Kofferdoolhof’, waar naar verhalen geluisterd kan worden die bij enkele koffers horen. Anders dan bij de tentoongestelde koffers in bijvoorbeeld Auschwitz zijn ze hier keurig opgestapeld: roze Samsonitekoffers staan netjes op elkaar tussen oude hutkoffers en kleine koffers van vluchtelingen. Naast de vaste collectie en het overzichtelijke kofferdoolhof is er nog de fototentoonstelling The Family of Migrants.
Enkele kunstenaars kregen van Fenix expliciet de opdracht een werk te maken dat op het thema migratie inhaakt, daarnaast hangen en staan er veel bestaande werken over het thema. Kunst als middel te gebruiken is een geweldig idee: goede kunst biedt andere perspectieven, confronteert de kijker of raakt die emotioneel op een andere manier dan nieuws of cijfers dat doen. Fenix wil de bezoeker meenemen op een „ontdekkingstocht langs verhalen die ons verbinden”. Kunst als verbinding, ook dat is een goed idee voor wie de confrontatie moe begint te worden.
Raquel van Haver, ‘Luz Brilhante e Cintilante’, 2023-2025. Foto Iwan Baan
Topwerken
De vraag is of het ook werkt. Om met het goede nieuws te beginnen: er zijn topkunstwerken van gerenommeerde kunstenaars, van Hans Holbein en Rembrandt tot aan Raquel van Haver en Steve McQueen waarbij kosten noch moeite zijn gespaard. En tussen die kunstwerken staan objecten die het thema van migratie vanuit verschillende kanten belichten. Daar zitten parels tussen: ontroerend zijn de cassettebandjes die werden opgestuurd toen videobellen nog niet bestond. En ook de tekst voor de buschauffeur in een boekje van een Surinaamse tante die in 1977 van Drachten naar Rotterdam reisde maar geen Nederlands kon, is heel mooi. Er ligt een vluchtelingenboot uit Lampedusa en een opgerolde UNHCR-familietent.
Daarnaast zijn er sterke foto’s te zien in The Family of Migrants. Nieuws- en documentairefoto’s met getraumatiseerde vluchtelingen, een vrouw die afscheid neemt van haar Oekraïense vriend die naar het front moet of groepen die de grens van Mexico over willen, laten niemand onberoerd.
Maar er is ook slecht nieuws: Fenix is overvloedig (‘on-Hollands’ wordt dat soms genoemd), maar dat is omdat er geen keuzes zijn gemaakt. De vluchteling onderweg wordt in The Family of Migrants gelijkgesteld aan een reiziger die het Vrijheidsbeeld fotografeert met het onderschrift ‘Welkom in New York’. Een foto van een Nederlandse emigrant die bijna klaar is om naar Brazilië te vertrekken hangt naast die van mensen op de vlucht voor de burgeroorlog in Libië. De reiziger wordt gelijkgesteld aan de vluchteling, vanuit het idee dat ook de eerste mens al op reis was. Wie migratie universeel wil aanpakken, maakt geen keuzes. Dat geldt voor zowel de fototentoonstelling, het kofferdoolhof als voor de vaste collectie en de objecten.
Niet elk museum hoeft politiek te zijn, maar wanneer het om een museum over migratie gaat, is dat onontkoombaar. Dat zoiets kan zonder dat dat ten koste gaat van de kunst is vaak genoeg bewezen: bij Biënnales in Venetië bijvoorbeeld kwam het thema uitgebreid aan de orde. Ook daar met grote namen, mikkend op een groot publiek. Bij die exposities werd de vluchteling echter geen moment verward met de migrant of de reiziger. Aan het debat over migranten en asielzoekers dat al decennia lang vergiftigd is en steeds meer vergiftigd raakt, had via kunst een bijdrage geleverd kunnen worden. De verbeelding had hier voorop kunnen lopen in de hoop aan te sturen op medemenselijkheid in plaats van afzijdig te blijven door het op één lijn zetten van verhalen.
Door migratie de ene keer af te beelden met een opgerolde UNHCR tent als object, en een paar stappen verderop met een reisboekje van het echtpaar Wheeler (dat Lonely Planet bedacht) op een sokkel, wordt de angst voor de vreemdeling gerelativeerd – terwijl die ongetwijfeld even oud is als de eerste mens op reis. En dat geldt evenzeer voor de Delftsblauwe vaas uit 1896 van Nederlandse boeren in Michigan die graag iets met koeien en molens in hun huis wilden hebben, die in de buurt staat van een vluchtelingenboot uit Lampedusa.
Er is indrukwekkend werk te zien, zoals het knallende hek – Untitled (Gate) (2009) – van de Indiase kunstenaar Shilpa Gupta. Het hek ramt zo hard dat het stuc op de muur steeds verder afbrokkelt. Gupta wil zo invoelbaar maken hoe meedogenloos de klap is die vluchtelingen bij gesloten grenzen ervaren. Maar wat moet je daarna met Willem De Koonings Man in Wainscott (1969) in dezelfde zaal, die verbeeldt dat migratie verbonden is aan heimwee? De Kooning schrijft aan zijn vader dat hij, ondanks zijn succes in New York, nog steeds aan zijn geboortehuis denkt wanneer hij in slaap valt: wat is het verband tussen een vluchteling voor een gesloten grens en een beroemde schilder die aan zijn vader over heimwee schrijft?
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Hana El-Sagini, ‘The Big Blue Slippers’ (2022). ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Hana El-Sagini, ‘The Big Blue Slippers’ (2022). ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/16154624/data132333254-0ff3b6.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/museum-fenix-wil-migratie-vooral-tot-een-weinig-confronterend-onderwerp-maken-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/JNxMmatzAyugdhIu8bV-ltRr_Uc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/16154624/data132333254-0ff3b6.jpg 1920w”>Hana El-Sagini, ‘The Big Blue Slippers’ (2022). Ugo Rondinone, ‘The Sun’, 2018. Collectie Fenix, Foto Iwan Baan
Slippers
Het probleem komt mede door de keuze van de thema’s. ‘Identiteit’ omvat zo veel meer dan migratie – en zo worden de getoonde (goede) werken in een mal gepropt. Klimaatcrisis en slavernij: het zijn veel te belangrijke onderwerpen om hier een dienstbare rol te spelen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit The Big Blue Slippers (2022) van de Egyptische kunstenaar Hana El-Sagini. Ze zijn geplaatst in de categorie ‘thuis’: schoenen uit, slippers aan, kopje thee en gezellig. Er zijn heel andere associaties denkbaar: slippers op het strand, achtergebleven van een boot vol vluchtelingen; is die betekenis nu verdwenen? Ook in 2022 stelde El-Sagini (in Zwitserland) blauwe slippers tentoon, in de installatie A Dialogue Between a Wooden Moth and Blue Slippers – daar vormden ze een potentieel moordwapen voor het insect.
Hoewel zeker in het deel ‘Vlucht’ effect niet wordt geschuwd, en bij enkele geweldige werken ook wordt bereikt, maakt Fenix migratie tot een weinig confronterend onderwerp. Alsof we niet mogen vergeten dat er ook heel gezellige kanten aan zitten, dat je ook succes kan hebben als je vlucht (neem Einstein of Erasmus van wie respectievelijk een foto en schilderij hangen). En voor wie dat geluk niet heeft, die kan kijken naar The Sun (2018) van de Zwitserse kunstenaar Ugo Rondinone: tien takken in een cirkel goot de kunstenaar in brons om ze met bladgoud te bedekken. „Rondinone herinnert ons eraan dat de zon elke dag opkomt, overal ter wereld, voor iedereen. Want we wonen allemaal onder dezelfde zon.”
Maar dat de een meer zon krijgt dan de ander, blijft in het midden, dat mag de bezoeker zelf invullen. Voor wie wil bijkomen van deze „reis”, kan nakauwen op wat er te zien was in restaurant O van „sterrenchef” Maksut Aşkar. En kan daar nog even terugdenken aan Robert Indiana die niet alleen ‘LOVE’ als adagium had, maar ook ‘EAT’ in iconische letters omzette.