Een bekend citaat van Karl Marx is dat de geschiedenis zich herhaalt, eerst als tragedie en dan als farce. Misschien slaat dat nu op de regeringen waar Geert Wilders deel aan heeft? Op zijn grapje liet Marx een zin volgen die veelzeggender is. „De mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij maken die niet uit vrije wil, niet onder zelfgekozen, maar onder rechtstreeks aangetroffen, gegeven en overgeleverde omstandigheden.” De 19de-eeuwse denker wilde zeggen dat je als mens een beetje vrijheid hebt, maar niet veel. Terwijl er dus wel een revolutie moet komen.
In die geest schreef Roxane van Iperen het boek Eigen planeet eerst. Zelf noemt ze het een essay, „een probeersel zonder ander einddoel dan het ontsluiten van nieuwe denkpaden”. Op zoek naar een verklaring waarom we willens en wetens niks aan het klimaatprobleem doen, beschrijft Van Iperen ons menselijk gedrag als ‘cavia’s’. We lopen zoals in het jaren ’70 televisieprogramma Avro’s Wie-kent-kwis als cavia’s tussen de schotten van een bak, op zoek naar wat we denken dat de uitgang is.
De cavia’s denken dat ze vrij zijn, maar de televisiekijker is als Karl Marx en ziet hoe hindernissen in de bak hun route bepalen. En die hindernissen op weg naar duurzaamheid zijn er ook in het moderne mensenleven, van supermarkten vol plofkippen tot vliegtickets goedkoper dan groente. Van Iperen: „Het kan bijna niet anders dan dat een willekeurig mens, dat in het geheel geen kwaad in de zin heeft en gewoon zijn leven leidt, anno 2025 dáár uitkomt waar de ongezondste, minst duurzame keuzes gemaakt worden.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132225255-4b6c53.jpg|https://images.nrc.nl/3KfSSTYHO4i63y3aCOG3vZ3TyJ0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132225255-4b6c53.jpg|https://images.nrc.nl/SI8LKQhx8-VYxsNFqgVKlvXzrQA=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132225255-4b6c53.jpg)
Van Iperens motief is dat ze niet aan haar kinderen kan uitleggen waarom het klimaat naar de knoppen gaat. Wat is er misgegaan met onze democratie, dat deze keer op keer beslissingen oplevert die funest zijn voor onze omgeving maar vooral ook voor onszelf? En wat kunnen we eraan doen om het tij te keren, voordat we op het punt raken dat we zelf per abuis de democratie ook nog afschaffen?
Over hoe de democratie faalt bij de aanpak van het klimaat schreef Van Iperen een knisperende diagnose, die feitelijk bestaat uit twee stellingen. Ten eerste stelt ze dat kiezers zich valselijk laten leiden door een tegenstelling tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’, tussen stad en platteland, tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden, tussen mensen die om hun buurt geven en losgeslagen kosmopolieten.
Winnaars-verliezers
Deze winnaars-verliezers gedachte, zo laat Van Iperen zien, dient vooral het populisme: om tegenstanders af te fakkelen als elitair en daarmee in razend tempo de democratie te ondergraven. Maar, stelt de schrijfster tegelijkertijd, de opwarming van de aarde maakt ons allemaal tot verliezers. Het is dan ook terecht dat Van Iperen korte metten maakt met polarisatieclichés en deze vervangt voor de tegenstelling tussen macht en onmacht. Aan de ene kant staan de extreemrechtse ideologen (‘alt-right’) en miljardairs (‘alt-finance’), zoals ze nu bijvoorbeeld aan de macht zijn in zowel de Verenigde Staten als in Rusland. Aan de andere kant staan de gewone mensen die zich laten verleiden om op alle problemen ‘eigen volk eerst’ te antwoorden. Beide groepen leven op een ‘eigen planeet’, zonder enige interesse voor de aarde. Democratie is voor deze mensen een bron van decadentie en verval. Luisteren naar oppositiepolitici, rechters, journalisten of burgers is een teken van zwakte.
Dit brengt Van Iperen op haar tweede, niet zo schokkende, stelling: dat de democratie slachtoffer is van dertig jaar neoliberalisme. Dit beleid heeft van denkende burgers domme consumenten gemaakt. Met als gevolg dat in „iedere westerse burger nu de diepgewortelde overtuiging leeft van ‘eigen pech, eigen schuld’.” Dat is iets dat Van Iperen bij haar generatiegenoten ziet, maar ook zeker bij de generatie van haar kinderen. „Er is geen enkel mededogen meer met mensen die ziek, zwak, arm, dik, verslaafd, lelijk of improductief zijn”, schrijft ze. Dan moet je maar betere keuzes maken, is de dominante houding.
Als gevolg van deze twee ontwikkelingen blijft uiteindelijk iets over wat Van Iperen ‘alt-democracy’ noemt, een schaduwdemocratie waar iedere belangstelling voor klimaatpolitiek vakkundig buiten de deur wordt gehouden. In ‘alt-democracy’ hebben „machtige industrieën zich verbonden aan politici die enerzijds een grenzeloze, geglobaliseerde markt bedienen, en anderzijds lokale zondebokpolitiek bedrijven, die gericht is op het herstel van nationale soevereiniteit en landsgrenzen.”
Wat te doen?
Wat te doen in deze, om Marx nog eens aan te halen, ‘overgeleverde omstandigheden die we aantreffen’? Hoe de hindernissen te verplaatsen die ons als cavia’s naar de ondergang van de aarde laat lopen? Ook bij Van Iperen sluimert een revolutionair verlangen, om de door haar ontmaskerde economie zodanig te veranderen dat „alles ondergeschikt wordt aan het langetermijnbelang van de mensheid, die nu eenmaal gebonden is aan een fysiek bestaan, binnen een fysieke gemeenschap, op een tastbare grond.” Álles ondergeschikt maken, dat klinkt dreigend, dictatoriaal.
Maar liever zoekt Van Iperen de oplossing in een goedburgerlijke maatschappijkritiek. Ze verwijst naar een andere Duitser, de (katholieke) rechtsgeleerde Ernst-Wolfgang Böckeförde die in 1964 de stelling verdedigde dat de overheid de bestaansvoorwaarden van democratie niet kan garanderen. Het is door verantwoordelijk gedrag en zelforganisatie dat burgers tolerantie, pluralisme en individualisme realiseren. Je kunt immers noch via de staat (bijvoorbeeld de politie) noch de commercie (de Picnic-boodschappenservice) wat mensenrechten of duurzaamheid bestellen.
„Democratie volgt waarden, dat is de kern van het verhaal”, neemt Van Iperen van Böckeförde. Maar van die waarden, stelt zij, komt nu weinig terecht, doordat de verzorgingsstaat is afgebrokkeld en door de groeiende druk van ‘alt democracy’. De schrijfster signaleert daardoor „een zingevingscrisis op grote schaal”. CDA -leider Henri Bontebal zal goedkeurend knikken.
Wat te doen? Van Iperen pleit voor meer vrijheid voor de burger om zelf weer invulling aan hun humaniteit te geven, en een overheid die niet als een groot, bureaucratisch monster de burger in de greep houdt. „De waarden die cruciaal zijn voor een gezonde, duurzame gemeenschap op lokaal niveau – namelijk: nabuurschap, medemenselijkheid, langetermijninvesteringen – staan haaks op de waarden die de globale gemeenschap nastreeft – kortetermijndenken, zelfverrijking en macht, zonder inachtneming van de schadelijke gevolgen voor de mensen die op de lokale grond leven.” PvdA-Groenlinks leider Frans Timmermans zal goedkeurend knikken.
Van Iperen is een aanstekelijk denker. Ze schreef eerder Eigen welzijn eerst, een boek dat zich concentreerde op een curieus verschijnsel: fanatiekelingen die gezondheid met racisme combineren. Eigen Planeet eerst is ambitieuzer. De schrijfster wil hierin een heel ‘systeem’ blootleggen. Haar beeldtaal vergt wel wat goede wil van de lezer.
Lees ook
Hoe de yogamoeders naar rechts opschoven
Mensen „kiezen voor een eigen planeet”, alsof we er meer hebben. Maar mensen gedragen zich dus ook als cavia’s in verschillende ‘systeembakken’. En dan zijn er met ‘alt-right’, ‘alt-finance’ en ‘alt-democracy’ nog ettelijke alternatieve werelden te ontmaskeren. De conclusie dat de politiek de grenzeloosheid van de economie compenseert door „eigen volk, welzijn, planeet eerst”, raakt zo wat op het tweede plan.
Ook suggereert Van Iperen dat het helpt wanneer we lokaal meer burgerschap vertonen, dat verbondenheid met de plek waar we wonen van groot belang is. Maar denk nog even aan de lintjesregen voor vrijwilligers van een paar weken geleden, de Nederlander is behoorlijk sociaal georganiseerd vergeleken met andere landen. En dat heeft de opeenvolgende electorale opstanden van de afgelopen decennia niet tegengehouden.
Van Iperen weigert echter terecht daadwerkelijke oplossingen te verzinnen, daar is een essay niet voor. Daarom is dit boek ook een originele aanvulling op de reeks recente kritieken op het populisme van bijvoorbeeld Timothy Snyder, Anne Applebaum, Marijn Kruk of René van Stipriaan.
