Jawel, knikten de vriendinnen. Jawel, hoor. Ze zaten met z’n vijven aan de grote eettafel van Mug (79), ieder met een leeg bord en een gevuld wijnglas voor zich. Misschien dat ze die jawels ook echt geloofden. Misschien was het woordje vooral bedoeld om elkaar gerust te stellen. Of zichzelf. Hoe het ook zij: Joanita (80) liet zich er niet door overtuigen. Die bleef stellig haar hoofd schudden en herhaalde wat ze net had gezegd, nu met nog iets meer nadruk. „Er zíjn geen leuke mannen alleen”, zei Joanita. „Leuke mannen hebben áltijd een leuke vrouw achter zich.”
Elk lid van de vijfkoppige vriendinnengroep in De grannies van Amsterdam (Omroep MAX) was weduwe. Dat was niet het overkoepelende thema van de online serie: veel belangrijker was hoe ze op respectabele leeftijd nog altijd ondernemend waren – een eigen marktkraam runnen, sparen voor een tripje naar Venetië, poseren voor een naaktkalender – en intussen bleven gedijen in elkaars gezelschap. Maar ze ontkenden niet dat ouder worden ook schaduwkanten heeft, of dat het verliezen van je partner eenzaamheid met zich meebrengt. En dat het pittig kan zijn om opnieuw aan de man te komen na je zeventigste. „‘K heb veel begrafenissen meegemaakt, lately”, zei Joanita. „En bij de begrafenis staat die man helemaal zielig, en dan staan er al drie buurvrouwen…” Met samengevouwen handen deed ze voor wat die buurvrouwen tegen zo’n arme ziel zeiden: „‘Geen zorgen, hoor. Ík ga wel voor je koken.’”
Je met drie vrouwen tegelijk op een verse weduwnaar storten klonk inderdaad niet ideaal. Daarnaast: áls je die vent eenmaal aan de haak had, was er een aanzienlijke kans dat je hem zou moeten verzorgen. Geen van de grannies had daar zin in. „Hij moet wel een beetje levenslustig zijn”, zei Jocelyn (74), en haar vriendinnen knikten. Er leek weinig ruimte voor het idee dat het omgekeerde ook kon gebeuren: dat zij zelf degenen zouden zijn die verzorgd moesten worden. Sommige dingen zijn te beangstigend om rekening mee te houden.
Helemaal aan het eind van de serie gebeurden die dingen dan toch. Eerst overleed plots de goedlachse Jocelyn, nog voor ze de naaktkalender kon zien – haar passieproject. Dat drukte zo’n verdrietige stempel op de laatste aflevering dat ik me er aanvankelijk niet toe kon zetten erover te schrijven. Maar deze week werd een bonusaflevering online gezet, ter ere van Jocelyn. Daar werd een nieuw laagje weemoed in aangeboord, want „ouwe tijger” Joanita had ook nog eens een herseninfarct gehad, maar desondanks keerde het optimisme langzaam terug. Jocelyn was er niet meer, maar ze was er wel geweest. En nu hadden ze elkaar nog, en een fles alcoholvrije gin, om samen mee te proosten op hun gevallen vriendin.
Magie
Het kan heel troostrijk zijn om te zien hoeveel veerkracht mensen in zich hebben. Al moet ik zeggen dat het soms óók troostrijk is om te denken: het kan altijd erger. Nieuws van de dag (SBS6) stelt in dat opzicht nooit teleur. Woensdag was bijvoorbeeld schrijver Joris van Os te gast, een vijftiger die zich had voorgedaan als jonge Marokkaanse vrouw om beter in de smaak te vallen bij uitgevers. Onder zijn echte naam kreeg hij zijn literaire carrière naar eigen zeggen niet van de grond. Presentator Thomas van Groningen begreep wel waarom: „Ben je een witte man van middelbare leeftijd, dan kan je het wel schudden in Nederland, want alles en iedereen krijgt dan voorrang op je.” De magie van Nieuws van de dag is dat je dit als witte man van middelbare leeftijd in spe gewoon kunt zeggen terwijl drie van je vier gasten witte mannen van middelbare leeftijd zijn, net als Raymond Mens die dan ook nog even via een videoverbinding in de studio aanwezig is. Zo veel achtergestelde mensen in één studio. Heel tragisch.
Daar zal ik aan denken als het leven tegenzit en ik even niet de veerkracht van een Amsterdamse oma kan vinden. Dan zeg ik tegen mezelf: joh. Het had nog veel erger gekund. Je had ook een man van middelbare leeftijd kunnen zijn.
Sinds er een nieuwe, grote ster aan de hemel staat, gebeuren er raadselachtige dingen in Noorwegen. Honderden krabben trekken over het land, insecten teisteren de zomerse fjorden. In het ziekenhuis sterft een man aan een hersenbloeding, maar kort daarna registreren de apparaten weer hersenactiviteit, wat medisch gezien onmogelijk is. In heel het land is er sinds de komst van de ster niemand meer gestorven, behalve vier van de vijf leden van een blackmetalband, die op gruwelijke wijze ritueel geslacht en gevild zijn. De wijze waarop dat is gebeurd, lijkt onmogelijk voor mensenhanden.
Hoe gaan we door met leven, in het licht van zo’n onverklaarbaar en onwaarschijnlijk fenomeen? Dat is de leidende vraag in de Morgenster-reeks van Karl Ove Knausgård, waarvan nu het derde deel is verschenen (hoeveel delen de reeks zal krijgen, wil het Noorse literaire fenomeen nog niet zeggen). In het eerste deel, De morgenster (2021), beschreef Knausgård de komst van de ster vanuit twaalf personages, wiens verhaallijnen elkaar deels kruisten. In het tweede deel, De wolven van de eeuwigheid (2024), koos hij voor een strakkere vorm met het verhaal van een begrafenisondernemer die post-Tsjernobyl naar de Sovjet-Unie reist. De komst van de ster verbond beide delen met elkaar, maar de boeken waren afzonderlijk van elkaar te lezen. Het derde rijk keert terug naar het veelvoud aan personages van het eerste deel, van wie we sommigen al kennen.
De Morgenster-reeks was een onverwachte wending in het oeuvre van Knausgård, die in eerdere boeken juist de fictie had afgezworen. De Noor schreef literatuurgeschiedenis met zijn zesdelige serie Mijn strijd: duizenden pagina’s aan verslavend autobiografisch proza waarin hij het dagelijkse leven zonder ook maar iets te verzinnen nieuwe glans gaf. Hij schreef over zijn gezinsleven, het eindeloze, routineuze zorgen en boodschappen doen en schoonmaken. Hij schreef over de dood van zijn vader en zijn turbulente huwelijk met een vrouw, ook een schrijver, die leed aan psychoses. En hij schreef over hoe hij niet meer in fictie geloofde. Hij wilde het leven grijpen, bij de waarheid uitkomen, en daarvoor moest hij door een woud aan verhalen en vertogen heen breken, hij moest de mooischrijverij opofferen. Mijn strijd was zeker geen perfecte literatuur, maar het was een triomf dankzij de manie, de omvang van het project. Het werk kreeg betekenis tegen de achtergrond van een wereld waarin de feiten zelf steeds meer op fictie begonnen te lijken.
Enkel met een groot gebaar kon Knausgård terugkeren naar zijn oude liefde, de roman. Knausgårdiaans is de omvang: de Morgenster-reeks is opnieuw een project van duizenden pagina’s, en Het derde rijk is met vijfhonderd bladzijden aan de bescheiden kant. Maar waar hij in Mijn strijd het kleine leven beschreef, confronteert hij de lezer nu met kosmische dimensies.
Lees ook
Interview met Knausgård: ‘We hebben het lichaam verlaten, alles is scherm’
In het eerste deel was het vooral intrigerend hoe de personages zich onder de nieuwe ster bleven gedragen als typische personages van Knausgård. Er gebeurden vreemde dingen, ja, maar ondertussen moesten ze ook koken (in elk boek eten ze minimaal één keer garnalen met witbrood), opruimen, hun kinderen naar bed brengen. Er waren magische plotelementen, maar het echte verhaal speelde zich niet af in de sterren, maar in de slaapkamers, waar de mensen net als altijd ruzieden, wanhoopten en naar houvast zochten. Dat getuigde van een enorme beheersing door de schrijver, om het niet willen uitspelen van het grote gebaar, maar zich stoïcijns te blijven concentreren op het kleine leven.
Het derde deel, Het derde rijk (iemand moet nog eens schrijven over de nazi-connotaties van Knausgårds titels) lijkt het meest op dat eerste deel. Opnieuw lezen we over de alledaagse beslommeringen van zijn personages: een man raakt in de greep van een allesverterende jaloezie jegens zijn vrouw, een jong meisje wordt verliefd op een metalhead, een neurowetenschapper werkt aan een boek over hersens. Ondertussen moeten ze zich verhouden tot die gekke ster en tot een wereld die uit balans is geslagen. Zoals mensen tijdens de coronapandemie ook probeerden door te gaan met het gewone leven, passen ook de personages hier zich direct aan.
Banaliteit
Toch is Het derde rijk minder overtuigend. Te vaak verzandt de vertelling in banaliteit, in passages waarin de vertelling maar al te herkenbaar wordt, niet omdat het zo lijkt op het gewone leven, maar omdat het lijkt op genre-literatuur. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij Geir, een kalende detective met een vrouw en een maîtresse. Hij onderzoekt de raadselachtige dood van de bandleden van Kvitekrist. Ondertussen maakt hij zich druk over zijn gebit, waarvan een tand is uitgevallen. Hier wordt de vertelling wel erg Netflix-achtig: een detective die een moord moet oplossen, en langzaam zijn geloof in rationele verklaringen loslaat. Serieus, Knausgård? Het wreekt zich hier dat de dialogen zo sober zijn, het versterkt het cliché-gehalte van het personage.
Knausgård is op zijn best – in al zijn werk – wanneer hij zijn eigen tobberigheid en hunkering naar het grote weet in te dammen door zijn blik te richten op de directe wereld om hem heen. In de betere delen van de Morgenster-reeks zijn de alledaagse uitwisselingen (van het type ‘je hebt het zeker druk gehad vandaag’) rustpunten, ze vormen een interessant contrast tegen de achtergrond van de apocalyptische ster. Maar in Het derde rijk valt het regelmatig plat, en is de geloofwaardigheid weg.
Ook Line, een jonge student die verliefd wordt op een geheimzinnige, zwijgzame jongen, is niet goed uitgewerkt. Knausgård maakt niet overtuigend geloofwaardig waarom ze zo verliefd wordt op iemand die haar nauwelijks aandacht geeft en er lugubere seksuele fantasieën op nahoudt, en toch geeft ze zich zonder veel weerstand aan hem over. En zo zijn er meer passages die niet zorgvuldig lijken te zijn geschreven. Twee verhalen beginnen min of meer hetzelfde: met een landing in het vliegtuig. Dat lijkt eerder slordig dan dat er sprake lijkt te zijn van een bewuste herhaling. Twee keer observeert een man – verschillende mannen – de kleur van zijn urine.
Het middendeel in een langere reeks is altijd het moeilijkst om te schrijven én te lezen. Pas als het project voltooid is, kunnen we het in het grotere geheel plaatsen, krijgt de kale rechercheur betekenis, of de eenzame neurowetenschapper die plots geïnteresseerd raakt in esoterische kristallen.
Vliegende demonen
Aan de andere kant was De morgenster, het eerste deel, juist zo interessant omdat Knausgård zich leek te verzetten tegen de afgehechte plot waarin geen gaten mogen zijn. Hij behield de openheid, ondanks de Stephen King-elementen, en dat was een sterk poëticaal statement. Het derde rijk blijft ook open, maar het is een openheid die niet naar zichzelf verwijst, maar die in afwachting is van een vervolg. Sommige verhaallijnen worden wel afgesloten, andere niet.
Het interessantst is het perspectief van Tove, die we in De morgenster leerden kennen als de psychotische vrouw-van. Tove, kunstenares, raakt op zomervakantie met haar gezin in een manie. Haar beleving van de zomer die we eerder al door de ogen van haar man Arne lazen, is rijk, doorleefd, zinnelijk. Het morgenster-motief maakt dat we niet zeker zijn of haar innerlijke stemmen ‘echt’ zijn of door haar eigen geest geproduceerd. We krijgen dezelfde scène voorgeschoteld als in De morgenster, maar nu vanuit haar oogpunt. Dit duo-perspectief wijst ons op hoe we de realiteit enkel construeren vanuit onze eigen blik, en hoe beperkend dat is. Hoe koppig is de geest, hoe klein, lijkt Knausgård hier te zeggen. We missen enorme metafysische verschuivingen omdat we meer bezig zijn met of we wel krijgen waar we recht op hebben van onze partner, of omdat we op zoek naar peuken er tussenuit knijpen. Wat, denkt de lezer, missen wij zelf wel niet?
Helaas krijgt Toves verhaal een bizar slot met vliegende demonen en gillende kinderen – het contrast kan niet groter zijn met het soort literatuur waar Knausgård in excelleert. Duivels, bloed en kristallen: wie net als ik de duizenden pagina’s Mijn strijd heeft verslonden, gelooft het gewoon niet.
Jawel, knikten de vriendinnen. Jawel, hoor. Ze zaten met z’n vijven aan de grote eettafel van Mug (79), ieder met een leeg bord en een gevuld wijnglas voor zich. Misschien dat ze die jawels ook echt geloofden. Misschien was het woordje vooral bedoeld om elkaar gerust te stellen. Of zichzelf. Hoe het ook zij: Joanita (80) liet zich er niet door overtuigen. Die bleef stellig haar hoofd schudden en herhaalde wat ze net had gezegd, nu met nog iets meer nadruk. „Er zíjn geen leuke mannen alleen”, zei Joanita. „Leuke mannen hebben áltijd een leuke vrouw achter zich.”
Elk lid van de vijfkoppige vriendinnengroep in De grannies van Amsterdam (Omroep MAX) was weduwe. Dat was niet het overkoepelende thema van de online serie: veel belangrijker was hoe ze op respectabele leeftijd nog altijd ondernemend waren – een eigen marktkraam runnen, sparen voor een tripje naar Venetië, poseren voor een naaktkalender – en intussen bleven gedijen in elkaars gezelschap. Maar ze ontkenden niet dat ouder worden ook schaduwkanten heeft, of dat het verliezen van je partner eenzaamheid met zich meebrengt. En dat het pittig kan zijn om opnieuw aan de man te komen na je zeventigste. „‘K heb veel begrafenissen meegemaakt, lately”, zei Joanita. „En bij de begrafenis staat die man helemaal zielig, en dan staan er al drie buurvrouwen…” Met samengevouwen handen deed ze voor wat die buurvrouwen tegen zo’n arme ziel zeiden: „‘Geen zorgen, hoor. Ík ga wel voor je koken.’”
Je met drie vrouwen tegelijk op een verse weduwnaar storten klonk inderdaad niet ideaal. Daarnaast: áls je die vent eenmaal aan de haak had, was er een aanzienlijke kans dat je hem zou moeten verzorgen. Geen van de grannies had daar zin in. „Hij moet wel een beetje levenslustig zijn”, zei Jocelyn (74), en haar vriendinnen knikten. Er leek weinig ruimte voor het idee dat het omgekeerde ook kon gebeuren: dat zij zelf degenen zouden zijn die verzorgd moesten worden. Sommige dingen zijn te beangstigend om rekening mee te houden.
Helemaal aan het eind van de serie gebeurden die dingen dan toch. Eerst overleed plots de goedlachse Jocelyn, nog voor ze de naaktkalender kon zien – haar passieproject. Dat drukte zo’n verdrietige stempel op de laatste aflevering dat ik me er aanvankelijk niet toe kon zetten erover te schrijven. Maar deze week werd een bonusaflevering online gezet, ter ere van Jocelyn. Daar werd een nieuw laagje weemoed in aangeboord, want „ouwe tijger” Joanita had ook nog eens een herseninfarct gehad, maar desondanks keerde het optimisme langzaam terug. Jocelyn was er niet meer, maar ze was er wel geweest. En nu hadden ze elkaar nog, en een fles alcoholvrije gin, om samen mee te proosten op hun gevallen vriendin.
Magie
Het kan heel troostrijk zijn om te zien hoeveel veerkracht mensen in zich hebben. Al moet ik zeggen dat het soms óók troostrijk is om te denken: het kan altijd erger. Nieuws van de dag (SBS6) stelt in dat opzicht nooit teleur. Woensdag was bijvoorbeeld schrijver Joris van Os te gast, een vijftiger die zich had voorgedaan als jonge Marokkaanse vrouw om beter in de smaak te vallen bij uitgevers. Onder zijn echte naam kreeg hij zijn literaire carrière naar eigen zeggen niet van de grond. Presentator Thomas van Groningen begreep wel waarom: „Ben je een witte man van middelbare leeftijd, dan kan je het wel schudden in Nederland, want alles en iedereen krijgt dan voorrang op je.” De magie van Nieuws van de dag is dat je dit als witte man van middelbare leeftijd in spe gewoon kunt zeggen terwijl drie van je vier gasten witte mannen van middelbare leeftijd zijn, net als Raymond Mens die dan ook nog even via een videoverbinding in de studio aanwezig is. Zo veel achtergestelde mensen in één studio. Heel tragisch.
Daar zal ik aan denken als het leven tegenzit en ik even niet de veerkracht van een Amsterdamse oma kan vinden. Dan zeg ik tegen mezelf: joh. Het had nog veel erger gekund. Je had ook een man van middelbare leeftijd kunnen zijn.
Gisteravond zat Marco Kroon, erkend oorlogsheld en drager van de Militaire Willems-Orde, aan bij Bar Laat om zijn boek Paraat te promoten. In de ankeiler op X stond: ‘Paraat staan zit Marco Kroon in het bloed’. Gezien het zeer recente verleden een waarheid als een koe. Ik vervloekte het dat Bar Laat tegenwoordig zo laat wordt uitgezonden want deadline technisch helaas te laat voor deze column. Toen ik het las vond ik het optreden van Marco Kroon bij de herdenking van tachtig jaar Vrijheid in Wageningen, waarbij hij een demonstrant tegen de grond wierp nog voordat die zijn vlag kon uitvouwen en vervolgens een paar meter over het wegdek sleepte, waarbij de demonstrant naar eigen zeggen een lelijke schaafwond opliep waarvoor hij aangifte deed tegen Marco Kroon, wat veel verontwaardiging opriep, maar voor Kroon zeker herkenbaar moet zijn omdat hij zelf ook ooit aangifte deed tegen agenten die hem arresteerden wegens wildplassen met carnaval omdat ze daarbij zijn pink kneusden, opeens wel slim. Of slim… Gewiekst is een beter woord omdat Marco Kroon met die actie de auteur Marco Kroon op het juiste moment in het zonnetje zette. Hij was zijn boek geworden, hij had het ook ‘super-paraat’ kunnen noemen. Zijn sympathie-factor steeg enorm, meer dan driekwart van ons volk schijnt achter zijn parate ingrijpen te staan. Amerika heeft Superman, Spiderman en al die anderen, wij konden daar tot voor kort niets tegenoverstellen, maar nu is daar onze Marco Kroon die deze stripfiguren naar de kroon steekt. Wat een timing, achter het gespuis aan tijdens de nationale herdenking. Live, het volk zat ademloos voor de buis. Wat hij in zijn nog korte leven al heeft meegemaakt grenst aan het ongelooflijke, zelfs als hij niet kan schrijven is het spannender dan pak ’m beet Snuf de Hond, Oorlogswinter of alles van Tommy Wieringa.
Dat zijn actie eigenlijk overbodig was, de demonstrant en zijn trawanten waren al gespot en bijna gegrepen door de veiligheidsmensen, deed geen afbreuk aan zijn heldendaad. Zelfs onze hoogste militair, commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim liet op de radio weten dat hij trots is op deze Marco Kroon. Zo dapper had hij ze nog niet vaak in het echt gezien. Op naar een waakzame samenleving, vol mensen die niet twijfelen maar meteen handelen als ze denken dat de orde wordt verstoord! Mensen die geen last hebben van mitsen en maren. Niet dat Marco Kroon die niet kent, maar die komen pas later, achter zijn schrijftafel. Een deel van het gedachtegoed is nu te koop. Het heet Paraat. Marketingtechnisch laat hij alle andere schrijvers met een korte sprint van nog geen twaalf meter zijn hielen zien. Marco Kroon is veel slimmer dan ik al dacht. Wat een held.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.