Het capaciteitsgebrek in de rechtspraak is meer dan ooit voelbaar. De afgelopen week schreef ik in drie strafzaken een noodkreet aan het Openbaar Ministerie; haast wanhopige verzoeken om zaken voorrang te geven die voor onbepaalde tijd op de plank liggen. Zaken waarin cliënten soms al jaren wachten op de planning. Of het nu gaat om verdachten die in onzekerheid leven of nabestaanden die op antwoorden wachten, het is moeilijk uit te leggen wanneer de behandeling van moord of doodslag ineens geen prioriteit lijkt te hebben.
In de meeste gevallen treedt vertraging op wanneer verdachten op vrije voeten komen in afwachting van de inhoudelijke behandeling van hun zaak. Verdachten in voorarrest krijgen voorrang in de zittingsplanning en daarvan gaat een perverse prikkel uit. Moeten zaken niet gepland worden op basis van ernst en maatschappelijk belang? Op dit moment speelt de processuele status van de verdachte een te belangrijke rol. Dat strafzaken over het algemeen te lang duren erkent ook het Openbaar Ministerie nu in het jaarverslag 2024. Toch vorderen officieren van justitie steevast de gevangenhouding van verdachten en zo dragen ze zelf bij aan het vastlopen van de keten.
Ontmaskering
Strafrechter Jacco Janssen schreef in het Nederlands Juristenblad in oktober vorig jaar een treffend stuk getiteld: ‘De ontmaskering van de zittingsagenda als grond voor voorlopige hechtenis’. Hij bevestigt dat verdachten in feite vast móeten zitten om in aanmerking te komen voor een plekje op het zittingsrooster. Als verdachten vrij komen, raakt de zaak al snel uit beeld. Ik denk dan aan nabestaanden van een slachtoffer van een dodelijk verkeersongeval. Zij komen pas aan de beurt nadat een stapel woningexplosies en steekincidenten is afgehandeld. In die zaken zitten verdachten immers vaak wel in voorlopige hechtenis.
Hoe paradoxaal is het feit dat de toepassing van gevangenhouding enerzijds van belang is om zaken efficiënter af te kunnen doen, terwijl het gevangeniswezen anderzijds volledig vastloopt? Staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie en Veiligheid, PVV) zoekt wanhopig naar oplossingen om de druk bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van de ketel te halen, zoals het eerder naar huis sturen van gevangenen. Zou het niet zinvoller zijn om de toestroom van gedetineerden in te perken?
Lees ook
Rechtspraak keert zich tegen nieuw bestraffingsbeleid Openbaar Ministerie. ‘Dit gaat rol van OM te boven’
Voor de rechtspraak is de toepassing van voorlopige hechtenis een vicieuze cirkel: de gevangenhouding moet periodiek worden getoetst tijdens (pro forma) zittingen die uitsluitend gaan over het voorarrest, wat weer leidt tot een verder verlies aan kostbare zittingscapaciteit. Rechter Janssen constateert dat „per jaar 450 strafzaken extra inhoudelijk kunnen worden afgedaan als er geen pro forma strafzaken zouden zijn.” Hij pleit voor het ruimer toepassen van de schorsing van voorlopige hechtenis.
In het verlengde hiervan meen ik dat met urgentie moet worden begonnen met ‘slimmer straffen’. Tweede Kamerlid Joost Sneller (D66) heeft dit meermaals bepleit. De cijfers in de motie Sneller c.s. uit 2022 zijn veelzeggend: 52 procent van alle detenties duurt korter dan een maand en 74 procent korter dan drie maanden, terwijl onderzoek aantoont dat korte gevangenisstraffen weinig effectief zijn in het bestrijden van recidive maar wel detentieschade veroorzaken. Janssen beaamt dit: „De kans op recidive (…) is in onze ogen niet kleiner, maar juist groter dan in een zaak zonder voorlopige hechtenis.” Dit druist volledig in tegen het doel waarvoor voorlopige hechtenis eigenlijk is bedoeld.
Gedragsinterventies en taakstraffen zijn effectiever dan detentie
Naast de menselijke kant zijn er financiële argumenten voor hervorming. Zoals Sneller tijdens een recent wetgevingsoverleg aanhaalde, kost een gedetineerde 438 euro per dag. Bovendien leidt onterechte voorlopige hechtenis jaarlijks tot zo’n zeven miljoen euro aan schadevergoedingen die worden uitgekeerd. Dit geld kan veel beter worden besteed. Laten we ook niet vergeten dat er een crisis op de woningmarkt heerst – en dat er voor mensen die uit detentie komen vaak opnieuw woningen moeten worden gevonden.
Cynisch
Om de rechtspraak te ontlasten moet het mes wat mij betreft allereerst in de Middeleeuwse detentiepraktijk worden gezet. Elektronische hulpmiddelen maken een veel efficiënter systeem mogelijk. Met de toepassing van elektronische detentie als uitgangspunt bij voorlopige hechtenis zou de beschikbare zittingscapaciteit veel beter kunnen worden benut. Een andere toepassing van het strafrechtelijk sanctiestelsel is ook wenselijk. Gedragsinterventies en taakstraffen zijn aantoonbaar effectiever dan detentie. Dit moet worden erkend in wetgeving én de praktijk.
Het huidige systeem is niet alleen inefficiënt, het tast ook het vertrouwen in de rechtsstaat aan. Slachtoffers die jarenlang moeten wachten op behandeling van hun zaak verliezen vertrouwen in de rechtsstaat. Verdachten die langer in voorlopige hechtenis zitten dan hun uiteindelijke straf worden cynisch. De maatschappij betaalt dubbel: eerst voor detentie en vervolgens voor de sociaal-economische schade die dat oplevert.
De invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering in 2029 biedt kansen voor een omslag, maar de crisis is nú. We kunnen niet nog vier jaar kunnen wachten op verbetering.
