N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Beeldende kunst
Tentoonstelling De Oostenrijkse kunstenaar Elmar Trenkwalder wil dat de kijker zijn universum binnenstapt, maar daar een eigen fantasiewereld in creëert. Is zijn nieuwste, duistere werk toch stiekem een weergave van de huidige tijd?
De Oostenrijker Elmar Trenkwalder (1959) maakt op een indrukwekkende manier indrukwekkend werk: zijn vaak enorme sculpturen van aardewerk stelt hij samen uit modules die hij in zijn eigen atelier-oven in Innsbruck stookt. Op de plek van bestemming worden ze in elkaar geschakeld en gestapeld. Ook Trenkwalder zelf ziet het werk dan voor het eerst in de uiteindelijke vorm.
In museum Beelden aan Zee in Scheveningen heeft hij nu zijn eerste solotentoonstelling in Nederland. Het museum vroeg hem een nieuw werk te maken voor een expositie met als thema Tuin der Lusten. Dat werk, WVZ 360-S (Trenkwalder geeft geen andere titels aan zijn werken dan een genummerde ‘Werkverzeichnis’ ), staat meteen bij binnenkomst in de grote zaal van Beelden aan Zee pontificaal in het centrum. Toch is het interessanter om naar rechts af te buigen en eerst ouder werk te bekijken.
Een kennismaking is dan WVZ 233-S (2010, 14 delen), een torentje van roomwitte engelen met zachtrode vleugels, die Trenkwalder op een of andere manier zo gevangen heeft dat ze nooit die vleugels zullen kunnen gebruiken om te ontsnappen. Hier is goed te zien hoe de kunstenaar zijn stukken samenstelt. Hij dwingt zijn keramiek niet in heel strakke vormen, waardoor de modules met ruime naden in elkaar passen. In ander werk is dit verfijnder, maar altijd blijven de verschillende delen zichtbaar. Dat benadrukt zijn ambachtelijkheid: Trenkwalder werkt alleen aan zijn sculpturen. Hij maakt eerst gedetailleerde tekeningen en maquettes – waarvan er twee fraaie te zien zijn in Scheveningen – en werkt die stukje bij beetje uit tot het uiteindelijke werk.
Wonderwereld
Trenkwalder put uit religieuze beeldtaal wereldwijd, met veel herhalingen en ornamenten. Maar ook zinnelijkheid is bij hem nooit ver weg. Zijn werk wordt door het museum omschreven als „een vermenging van erotiek met architectuur” en „fallisch” – maar dat is wat gemakzuchtig aangezien hij veel in zuilvormen werkt. Zelf ziet Trenkwalder zijn werk als „mijn universum”, waar een kijker haar eigen fantasieën in mag ontwaren. Door de oneindige hoeveelheid details verdwalen je ogen onherroepelijk in zijn wonderwereld.
Het meest fallische werk in Beelden aan Zee is WVZ 183-S (2006, 69 delen), een verzameling manshoge, strak naar de hemel wijzende witte vingers, gestoken in roze omhulsels. Tegelijkertijd is dit het zachtste beeld in de tentoonstelling: het babyroze maakt het bijna schattig, de kleine mensfiguren tussen de hoge vingers gieten kannen roze glazuur uit, of zitten innig verstrengeld.
Waar fallussen en vagina’s in zijn werk opduiken, hangt er vaak een drolletje onder: aardser en minder erotisch dan poepende mensen kun je het niet bedenken. De werken stralen daardoor een vriendelijk onschuldige lichamelijkheid uit.
Zijn nieuwste werk is een duidelijke stijlbreuk met de andere sculpturen op de expositie. WVZ 360-S (2021-’22, 49 delen) is duisterder en daarom het beste als laatste te bekijken. De kleurkeuze maakt het werk al donker, grauw blauwpaars glazuur is gecombineerd met eroverheen gegoten moerasgroen. Dat geeft het geheel een druipende, bijna smerige uitstraling, alsof het eeuwenoud is en het mos zich erin heeft vastgevreten. WVZ 360-S is ook in vorm veel organischer dan de zuilen van eerder, het wervelt in elkaar, maakt bogen naar de verschillende onderdelen waar allerlei onaffe figuren elkaar ontmoeten en bekijken, van een paard dat griffioen wil worden tot grotesk hoog getroonde clowns, kronkelende slangenmensen en klauterende acrobaten.
Babypoppen
Vooral de vele baby’s of babypoppen vallen op. Ze hebben stralenkransen, bolle buikjes, billetjes en wangetjes, hun beentjes en armpjes zijn niet in proportie. Lachen ze met die open monden om het circus om hen heen, of huilen ze? Ook de andere gezichten in de vele groeven en gleuven van het werk staren en roepen met opengesperde ogen en muilen. Eerst doen ze aan gapers denken, maar het zijn opgesloten, verkrampte gezichten. En doe je een stap opzij, dan zijn ze weg.
Bij elke lichtval, elke blik, elke afstand kunnen de details radicaal veranderen – wat extra goed werkt in de ruimte van Beelden aan Zee, dat met zijn daglicht van verschillende kanten het glanzende glazuur steeds vervormt. Hoe langer je kijkt, hoe meer details je ziet en hoe onheilspellender WVZ 360-S wordt.
Opnieuw verschijnt een verwrongen gezicht, maar met een stap dichterbij blijkt het een krul met in het midden een holte die eerst nog een akelig starend oog was. Trenkwalder trekt me zijn fantastische universum binnen, maar met dit werk vraag ik me meer dan bij het andere af: wat wil hij vertellen? Is dit hoe hij de echte wereld ziet, als een circus vol chaos dat onschuldigen vermaalt, al eeuwenlang? Of is dat een kijkje in mijn eigen psyche, maak ik er zelf een circus van onbehagen van door de crises, oorlog en onrust van dit moment? Ik doe een stap achteruit, en de krul met oogholte ondergaat weer een metamorfose. Mijn ogen blijven verdwalen.