Conflicten Pakistan-India voltrekken zich vaak volgens een vast patroon, maar deze keer is de onvoorspelbaarheid groter

Het is een bekend scenario op het Zuid-Aziatische subcontinent: India en Pakistan halen naar elkaar uit om Kasjmir, de regio waarop beide landen sinds hun onafhankelijkheid in 1947 aanspraak maken. Ze vochten er drie oorlogen over. De afgelopen twee decennia voltrok zich een bekend patroon: een provocerende geweldsuitbarsting in Kasjmir – de laatste keer was dat op 22 april een aanslag waarbij 25 toeristen en een gids werden vermoord – leidt tot beschuldigingen van New Delhi aan het adres van Pakistan. India slaat militair toe om Pakistan af te straffen voor het steunen van militante groeperingen. Pakistan ziet zich genoodzaakt te antwoorden.

Zo verliepen conflicten tussen India en Pakistan in 2016 en 2019; sindsdien vonden aan de bestandslijn die de facto als grens fungeert, kleine beschietingen plaats. De laatste echte oorlog was in 1999 toen Pakistaanse troepen over de grens kwamen en enkele bloedige maanden volgden.

De gebeurtenissen sinds de aanslag in april verliepen aanvankelijk volgens hetzelfde scenario. India reageerde in de nacht van dinsdag op woensdag op de aanval met ‘Operatie Sindoor’, die bestond uit aanvallen op negen locaties. Daarna probeerde Islamabad zijn gram te halen. Meerdere avonden en nachten op rij stuurde het drones af op India, dat stelt inslagen bij zeker vijftien doelwitten te hebben voorkomen. Analisten, nationale media en politici waarschuwden direct voor escalatie omdat de buurlanden allebei kernwapens bezitten. Maar wat het conflict dit keer onvoorspelbaar maakt is dat de geopolitieke context nu anders is dan bij eerdere confrontaties.

Drones en jets

Te beginnen met het zichtbare: de aanvallen met raketten en drones. Uit het ingezette materieel wordt duidelijk welke technologische en militaire ontwikkelingen de landen hebben doorgemaakt en op welke internationale partners ze daarbij leunen. In de tien jaar dat hij nu India’s premier is, liet Narendra Modi zijn regering en private bedrijven flink investeren in de eigen militaire industrie. Daartoe behoort ook de ontwikkeling van eigen drones, onder meer in samenwerking met Israëlische defensiebedrijven. „India’s drone-moment is aangebroken”, kopte Fortune India deze week. De onbemande vliegtoestellen zijn sinds de oorlog in Oekraïne onmisbaar in moderne oorlogsvoering maar in Zuid-Azië werden ze nog niet zo in actie gezien.

Ook de rest van de Indiase luchtmacht is gemoderniseerd en de inkoop is gespreid. Naast verouderd Russisch materieel bezit India tegenwoordig ook 36 Franse Rafale-gevechtsvliegtuigen. Verder vliegt de Indiase luchtmacht tegenwoordig ook met de in eigen land gebouwd Tejas-vliegtuigen, waarvoor Amerikaanse bedrijven onderdelen leveren. Zo heeft India steeds inniger banden met westerse landen.

Rafale-gevechtsvliegtuigen tijdens een Indiase luchtshow. Pakistan claimt deze week een Rafale van India te hebben neergehaald.

Foto Samuel Rajkumar / Reuters

Onverwacht was de claim van Pakistan dat het in ieder geval één Rafale, en in totaal vijf Indiase gevechtsvliegtuigen zou hebben neergehaald tijdens ‘Sindoor’. Het gebruikte daarvoor naar eigen zeggen de J-10 fighter jets die het kocht van China: het land waar Pakistan de afgelopen jaren steeds meer militair materieel inkocht. „Als dit waar blijkt te zijn, dan is dat de eerste keer dat een Chinese gevechtsvlieger in actie was tegen een Europese”, aldus Nicolas Blarel, universitair hoofddocent internationale betrekkingen in Leiden. Tegen persbureau Reuters stellen experts dat de ‘dogfight’ die zou hebben plaatsgevonden tussen Indiase en Pakistaanse gevechtsvliegtuigen, „studiemateriaal” zal zijn voor oorlogsanalisten.

Voor de tegenaanval de nacht daarop zette Pakistan drones in – waarschijnlijk ook van Chinese makelij. Zo is voor Beijing het opgelaaide conflict tussen Pakistan en India een „interessante testcase” van de wapens die het zelf leverde, zegt Blarel. Dat is extra interessant omdat India van oudsher een rivaal van China is.

Leugens

Overigens heeft New Delhi het verlies van die gevechtsvliegtuigen nog altijd niet erkend. En er gaat veel desinformatie rond. Zoals beelden van een brandende haven in Karachi, ze bleken nep.

De Pakistaanse premier Shehbaz Sharif presenteerde neergehaalde jets in ieder geval als een overwinning. Maar hij staat er slecht voor in eigen land, onder meer vanwege een economische crisis. Hij moet zijn macht delen met generaal Asim Munir, de hoogste leider van het Pakistaanse leger die bekendstaat als hardliner.

Pakistans premier Shehbaz Sharif deze week op een speciaal ingelaste bijeenkomst in het parlement in Islamabad. Foto AFP

Op de Indiase premier Modi wordt ook veel druk uitgeoefend om zich te tonen als ‘sterke man’. De aanslag in april in Indiaas Kasjmir is de eerste terreuractie waarbij zoveel burgers gedood werden sinds Modi’s regering in 2019 de regio Kasjmir de speciale status ontnam die het tot die tijd had, met relatieve autonomie. Dat past in zijn agenda om het overwegend islamitische Kasjmir steeds meer onder de centrale regering van India te plaatsen en zo onderdeel te laten worden van zijn hindoe-nationalistische staat. In India wonen 200 miljoen moslims, maar de meeste van de 1,4 miljard Indiërs zijn hindoe.

Onder het bewind van Modi’s BJP-partij is de regio Kasjmir zwaar gemilitariseerd. Dat leidt tot het onbetwiste middelpunt van dit conflict: Kasjmir zelf. Het conflict over de specifieke ligging van de scheidslijn tussen de twee landen zal uiteindelijk diplomatiek opgelost moeten worden. Om daar dichterbij te komen, zullen de strijdkrachten eerst weer moeten de-escalaren.

De Verenigde Staten

De-escalatie verliep tijdens voorgaande conflicten meestal via bemiddelaars. De Verenigde Staten traden in 2016 en 2019 op als mediator – het voorkomen van een kernwapenconflict was in ieder geval toen nog een pijler van het eigen buitenlandbeleid. Nu is de rol van de VS onduidelijker. India is weliswaar een steeds betere bondgenoot, maar vicepresident JD Vance noemde het conflict deze week „in wezen niet onze zaak”. In beide landen hebben de VS nu geen ambassadeur, de vacatures staan nog open. De VS lijken „ongefocust”, ziet ook Blarel.

Wie kan dan bemiddelen? China riep eerder op tot kalmte. „Uiteindelijk heeft China geen behoefte aan een crisis in de regio”, stelt Blarel. Dat Beijing gaat bemiddelen, ligt volgens hem niet voor de hand. „Het verkeert wel in de positie om druk uit te oefenen op partner Pakistan.” Met dat land heeft het immers niet alleen veel wapendeals lopen, het is ook nauw betrokken bij grote infrastructuurprojecten. Een kans voor China, vindt Blarel. „China kan met het beïnvloeden van Pakistan aan de wereld laten zien dat het verantwoordelijk omgaat met dit soort kwesties.”

Met medewerking van Merel Thie