Dirigent Riccardo Minasi is een zoon van Rome. In zijn kinderjaren zat hij in de schoolbanken naast de latere Italiaanse stervoetballer Francesco Totti, club-icoon van AS Roma. „De stad vereert hem als een heilige”, glimlacht Minasi (47). „Il Bimbo d’Oro, de gouden jongen, is de held van Rome. Totti staat nog boven de Paus.”
Na deze jeugdherinnering dooft de Italiaan nog snel een stiekeme sigaret onder zijn schoen op het zonnige terras van zijn Amsterdamse hotel en kucht de laatste resten van een griep weg. Het is de dag voor Palmpasen, en de ochtend nadat de gelouterde barokdirigent – voor wie Johann Sebastian Bach het goddelijke in de muziek belichaamt – zijn eerste Matthäus-Passion heeft geleid.
„Ik benijd Nederland”, zegt hij. „In Italië spelen we nauwelijks de kerkelijke Bach. Ach ja, elk land kent nu eenmaal zijn eigen traditie: dus jullie hebben je Matthäus, Duitsers koesteren Beethovens Negende symfonie en wij Italianen omarmen de Verdi-opera Aïda.”
Kung Fu Panda
Violist Minasi was medeoprichter van het bekende Italiaanse Il Pomo d’Oro, het barokensemble dat destijds al onmiddellijk internationale prijzen kreeg voor zijn debuutalbum met vioolconcerten van Antonio Vivaldi. Hij verliet de groep meer dan een decennium geleden toen aan de horizon een dirigentenbestaan gloorde.
„Het klinkt wat koket”, grijnst Minasi. „maar dit werk was niet echt mijn keus. Het overkwam me. Mijn bestemming leek het concertmeesterschap, het leiden van het orkest. Meer kon ik me niet wensen. Anderen drongen erop aan ook het dirigeren uit te proberen, zoals directeur Sophie de Lint van De Nationale Opera in Amsterdam. Toen ze nog de artistieke lijnen uitzette in het Opernhaus Zürich, spoorde ze me aan een voorstelling te komen dirigeren. Mijn twijfels waren groot, maar Sophie wist me gerust te stellen.”
Dat er daarna nog wel een weg te gaan was, merkte Minasi enige tijd later, toen dirigent Kent Nagano hem in Montreal vroeg een repetitie over te nemen. „Daar bleek de orkestbezetting dermate groot dat ik deze klus onmogelijk kon klaren vanaf mijn concertmeesterstoel, vooraan bij de eerste violen. Dus beklom ik ietwat nerveus de bok en smeekte: „Collegae wees aardig voor me.” Want ik kon op de eerste stoel bokkig zijn wanneer een jonge dirigent – op van de zenuwen – zijn angst voor mijn neus stond uit te zweten. Nu overviel mij verdomd precies hetzelfde gevoel. Ik stond te zwaaien als Kung Fu Panda om die sessie tot een goed einde te brengen. De musici sleepten me er gelukkig doorheen, maar met die ervaring kwam ook het inzicht in de noodzaak om mijn kennis van het vak verder te verdiepen. Gelukkig kende ik genoeg dirigenten.”
Acht jaar geleden, na een invalbeurt, koos het Mozarteumorchester Salzburg Minasi tot zijn nieuwe chef. „Een bizar besluit.” De Italiaan schudt het hoofd nog steeds in ongeloof. „Op mijn repertoire stond geen enkele symfonie van Mozart, Beethoven, Schubert, Schumann, Mendelssohn en Brahms. Maar de musici gaven me de kans om daaraan te bouwen.”
En dat gaat Minasi goed af. Inmiddels staat hij op de radar van grote orkesten en operahuizen. Deze zomer dirigeert hij bijna twee maanden lang de Mozart-opera Le Nozze di Figaro op het beroemde Britse Glyndebourne Festival. En met zijn vaste Ensemble Resonanz uit Hamburg maakte Minasi inmiddels zeven albums. Onlangs verscheen hun derde Mozart-cd, Haffner-Akademie, met sopraan Anna Prohaska. Hierop flankeren een zevental aria’s uit een vijf opera’s de Haffner symfonie.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131993269-a78569.jpg|https://images.nrc.nl/xh471CyT3lDyieSm-XgVCvuFpF4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131993269-a78569.jpg|https://images.nrc.nl/teNqx-4sBNN8OUl4Szi1_bPM9F0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data131993269-a78569.jpg)
Geheimenissen
De theatrale en energieke aanpak van Minasi springt in het oor. „Het is niet dat we zo nodig anders willen klinken”, zegt hij. „Ik wil de bedoeling van de noten doorgronden. Welk karakter schuilt erachter? En dat trachten we helder over te brengen. Mozart geeft me gelaatstrekken en ik voeg wat make-up, mascara en lippenstift toe om de kleuren en uitdrukkingen ook veraf zichtbaar te maken.” Voor Mozart – evengoed voor diens instrumentale stukken – geldt dat je ze niet kan spelen zonder zijn opera’s te kennen. „En dan met name het drietal dat hij maakte met tekstdichter Lorenzo da Ponte: Le Nozze di Figaro, Don Giovanni en Cosi fan tutte. In alles wat Mozart componeert, draait het om personages en hun onderlinge verhoudingen. Er schuilt iets verraderlijks in zijn muziek. In de lift omhult zijn klank je als een behaaglijke jas. Maar daaronder ontvouwt zich een diepe gevoelswereld. In de opera’s vertellen de woorden ons soms iets heel anders dan de noten waarop ze getoonzet zijn.”
Zulke geheimenissen fascineren Minasi al sinds zijn kindertijd. Zijn moeder – een klassiek zangeres van Japanse afkomst – stuurde hem al op zijn derde met een viool naar een kleine klas waar de Suzuki-methode werd onderwezen: een onderdompeling in muziek. „Maar tot mijn tiende voetbalde ik eigenlijk liever”, herinnert Minasi zich. „Toen werd ik plotseling gegrepen. Eerst speelde ik met een vriend het Concert voor twee violen van Bach. En een week later zaten we beiden op de tweede rij bij een optreden van The English Concert. Daarna liet muziek ons niet meer los. We bezochten met een soort religieuze hartstocht en toewijding drie avonden per week de muziektempels van Rome. En gelukkig mochten muziekleerlingen meestal gratis naar binnen. Tussen de middag at ik niet, want mijn lunchgeld ging op aan cd’s. Het bleek een keerpunt in mijn leven. De betovering die me toen ‘overviel’, is nooit meer verdwenen.”
Net verschenen: Mozart-album Haffner-Akademie van Anna Prohaska (sopraan) en Ensemble Resonanz onder leiding van Riccardo Minasi.
