
Weimar – het spookte dinsdag opeens even door menig Duits hoofd. Dat Friedrich Merz (CDU) twee rondes nodig had om te worden verkozen tot bondskanselier wordt gezien als een slecht voorteken. Sommige politici zagen parallellen met de politieke instabiliteit van de vooroorlogse Weimarrepubliek, die uiteindelijk zou bijdragen aan de opkomst van de nazi’s. Anno 2025 maakt het politieke midden opnieuw een kwetsbare indruk en wint een partij op de uiterst rechtse flank, de AfD (Alternative für Deutschland), aan aanhang. Een partij die nota bene afgelopen week door de Duitse veiligheidsdienst het stempel ‘rechts-extremistisch’ kreeg, zonder het ‘mogelijk’ dat er tot dusverre nog vóór stond.
Het is nog geen Weimar. Maar in een land waar het historische trauma nooit ver weg is, en de angst voor chaos al jaren een belangrijke raadgever is in de politiek, veroorzaakt de rommelige verkiezing van Merz een hoop emoties. Nooit eerder in de geschiedenis van de Bondsrepubliek had een kandidaat meer dan één stemronde nodig. Merz kwam zes stemmen tekort, waardoor de geheime stemming opnieuw moest worden gehouden. Zijn dit de eerste barsten in de brede en niet bepaald uit liefde geboren coalitie tussen christen-democraten en sociaal-democraten?
De SPD ontkende dinsdag achter het fiasco te zitten. Merz ondervindt ook binnen zijn eigen CDU/CSU-fractie weerstand. Sommigen vinden hem te conservatief en te hardvochtig richting migranten. Anderen vinden hem juist niet conservatief genoeg als het gaat om de overheidsfinanciën.
Onder aansporing van onder meer Merz besloot de Bondsdag in maart de strikte begrotingsdiscipline (‘schwarze Null’) los te laten, nu de geopolitieke crisis vraagt om enorme investeringen in defensie. In maart oogde Merz nog als de man die Duitsland weer zelfvertrouwen en richting gaat geven, en het land weer tot pijler van de EU gaat maken. Dinsdag scheen zijn aura opeens iets minder fel.
Het is voor Duitsland én voor Europa te hopen dat Merz zijn ambities niet meteen laat varen, nu het politiek even tegenzit. Nederland kan zich, hoe erg ook, een zwakke leider veroorloven, het grote Duitsland niet. In de afgelopen twee decennia bracht het relatief zwakke kanseliers voort, met soms desastreuze gevolgen. Gerhard Schröder (SPD) stond in 2005, aangemoedigd door zijn persoonlijke vriend Poetin, aan de basis van het Duits-Russische Nordstream-gasnetwerk, ten koste van Oekraïne, tot dan toe het voornaamste doorvoerland van Russisch gas. Zijn opvolger Angela Merkel (CDU) bleef dit gevaarlijke pad van energieafhankelijkheid bewandelen, en deed er een schepje bovenop door vrij radicaal Duitse kerncentrales te sluiten. Olaf Scholz (SPD), de voorganger van Merz, kreeg te maken met de geopolitieke nasleep van dit beleid: de Russische oorlog tegen Oekraïne. Hij reageerde daar weinig doortastend, zo niet weifelend op.
Merz mag nu de scherven oprapen. De infrastructuur ligt er belabberd bij, de industrie gaat gebukt onder hogere energieprijzen, de Duitse concurrentie- en innovatiekracht blijkt geen natuurfenomeen en de vergrijzing slaat toe. Migratie wordt gezien als oplossing, maar ook als probleem, en door een reeks steekincidenten is het denken over ‘buitenlanders’ niet positiever geworden. Om de rechts-extremistische krachten de baas te blijven, zal Duitsland zichzelf snel opnieuw moeten uitvinden.
