Muzikale passieprojecten die filmkitsch niet uit de weg gaan

Deze week gaan er twee passieprojecten in première: beide diep romantisch, niet vies van sentimentaliteit en rijk aan muziek. Het eerste is L’amour ouf, wat zoiets als ‘waanzinnige liefde’ betekent – ouf is Franse straattaal voor fou. Een Romeo en Julia-verhaal dat decennia overspant en zowel het Franse havenarbeidersmilieu doorkruist als dat van de georganiseerde misdaad.

Het begint idyllisch, als de asociale schoolverlater Clotaire in de jaren tachtig als een blok valt voor de bijdehante Jackie. En zij voor hem. Zij komt van een privéschool, wordt liefdevol opgevoed door haar vader, maar kan er niet tegen dat mensen medelijden met haar hebben – ze heeft haar moeder jong verloren. Terwijl Clotaire van kwajongen naar crimineel evolueert, maken vlinders in de buik plaats voor heftige emoties en maffiageweld.

L’amour ouf werd een hit in Frankrijk, en deels is dat begrijpelijk. Het verhaal begint smakelijk nostalgisch, met een dansintermezzo op The Cure, het opnemen van mixtapes met Prince en tedere seks in de duinen in de schaduw van hoogovens. De verzamelde Franse acteeradel helpt ook. Jackie en Clotaire als twintigers worden gespeeld door Adèle Exarchopoulos (La Vie d’Adèle) en François Civil (D’Artagnan in de nieuwste verfilming van De drie musketiers). Benoît Poelvoorde steelt de show als criminele pater familias die Clotaire vertelt hoe hij als tiener een apotheek overviel op de dag dat hij zijn vader verloor: dan zou niemand hem verdenken.

Gilles Lellouche begon zeventien jaar geleden al aan het scenario, gebaseerd op de roman Jackie Loves Johnser OK?, maar indertijd was het project te ambitieus en te duur. Na zijn hitkomedie Le Grand Bain (2019) was de tijd rijp. In L’amour ouf zet hij alles vet en overdreven aan: gevoelens, stijl, kleuren, dialogen en muziek. Het amuseert, ook door het prima acteerwerk, tot het begint te vervelen en je blaas opspeelt – ook de lengte van L’amour ouf is ‘over the top’ met meer dan tweeënhalf uur. Het is lastig schrappen in dierbare verhalen waarmee makers al (te) lang rondlopen.

‘Country Heart Strings’

Billie en Lucky, twee jonge wannabe country-sterren, doen alsof ze een koppel zijn om deel te mogen nemen aan een reality-show, in ‘Country Heart Strings’.

Het onderwerp van Country Heart Strings – country- en americanamuziek – is dan weer een langdurige passie van co-scenarist Steven Gaydos, die eerder meeschreef aan regisseur Ate de Jongs All Men Are Mortal (1995). De film gaat over twee jonge wannabe country-sterren, Billie en Lucky, die doen alsof ze een koppel zijn om deel te mogen nemen aan de reality-show Americana Dream.

Alles aan de show blijkt doorgestoken kaart. Eenmaal geselecteerd strijden de twee niet samen voor een prijs, maar tegen elkaar. De organisatoren zijn geen gezellig americana-stel met een platenlabel, maar haten elkaar. En er wordt de hele tijd stiekem informatie over de deelnemers verzameld, niet alleen om kijkers te lokken, ook omdat een slinkse documentairemaker wangedrag van organisator Ray aan het licht wil brengen.

Ook dit passieproject neigt geregeld zowel qua verhaal – natuurlijk vallen Billie en Lucky echt voor elkaar – als qua stijl naar kitch. Zo worden er oude americana-fragmenten op objecten in de achtergrond geprojecteerd. De stilistische snoepwinkel werkt hier minder goed dan in L’amour ouf. Dat komt deels omdat de makers muzikanten boven professionele acteurs verkozen. Dat betaalt zich uit in de nummers waarmee de film is doorspekt, maar door het matige acteerwerk valt extra op hoe bordkartonnen de dialogen, de plot en personages zijn.