„Toen ik toelating deed op de Willem de Kooning Academie vroeg een docent waarom ik geen werk had over mijn Surinaamse afkomst. Ik was gepikeerd: moet dat dan? Waarom zou dat moeten bepalen wie ik ben? Nu weet ik dat dit mij uniek maakt. Ik voel me Surinamer en Nederlander. Je hoeft niet te kiezen.
Eigenlijk had ik veel eerder werk willen maken over mijn Surinaamse achtergrond, maar ik wist niet hoe. Op een avond in 2022 kwam mijn vrouw, die net als ik animaties maakt, thuis van een borrel waar ze de eigenaar van productiebedrijf Submarine had gesproken. ‘Patrick’, zei ze, ‘Bruno is de biografie van Anton de Kom aan het lezen!’ Ik ben meteen uit bed gestapt en heb Bruno gemaild of we een animatiefilm konden maken over Anton de Kom [de Surinaamse vrijheidsstrijder die later in Nederland in het verzet ging]. Zijn boek had ik nog niet gelezen. Veel Surinamers hebben Wij slaven van Suriname niet gelezen. Ze vinden dat De Kom als held een beetje is geclaimd door Nederland. Die relatie ligt toch altijd gevoelig. Zij denken dan: er zijn ook veel andere helden.
Wat me als eerste trof in Wij slaven van Suriname is hoe mooi het geschreven is. Anton de Kom gebruikt prachtige metaforen, maar wel voor gruwelijke dingen als martelingen. Het tweede was hoe hij als Surinamer zonder verontschuldiging zijn perspectief laat zien. Ik dacht: als hij dat in 1933 kan, waarom ik niet in 2022? Als maker moet je vasthouden aan je eigen perspectief, dat maakt je werk krachtig.
De film, FAYA, moet ook zowel poëtisch als gruwelijk zijn. Anton de Kom reist door het oerwoud van Suriname om het monster te bevechten dat de ziel van zijn moeder heeft gekidnapt. Dat monster staat voor de koloniale onderdrukking. Tijdens zijn reis ontmoet hij allerlei wezens die lijden onder het monster: de Afrikaanse meermin Watramama, de Chinese draak Lung, de Javaanse Kantjil, de Hindostaanse mens-vogel Garuda. Die staan voor culturen die in Suriname voorkomen. Anton de Kom wil dat ze gaan samenwerken, omdat hij weet: organisatie is het sterkste wat we hebben als mensen.

De film is een kans om in mijn eigen geschiedenis te duiken. Mijn oma was Creools, mijn opa Arowak [een inheemse stam in Suriname], mijn andere oma en opa Chinees. Daardoor kunnen mensen mij niet goed plaatsen. Ik heb me altijd een buitenbeentje gevoeld, zelfs binnen mijn familie. Ik ben het meest opgegroeid met mijn Creoolse kant, maar ben half Aziatisch. De positie van buitenstaander is comfortabel, omdat je makkelijk tussen groepen kan bewegen. Maar in een nieuwe groep voel ik me niet snel thuis.
Mijn ouders zijn vijf dagen na elkaar geboren, in dezelfde straat in Paramaribo. Ze kennen elkaar dus al hun hele leven. In 1968 is mijn vader naar Nederland verhuisd, om naar de mts te gaan, mijn moeder is hem een paar jaar later achterna gegaan. Ook hun broers, zussen en ouders zijn naar Nederland gekomen. Mijn vader ging voor scheepsbouwer Verolme werken. Ze kwamen terecht in Ridderkerk, onder Rotterdam, in een wijk waar veel gastarbeiders woonden. We waren elk weekend bij opa en oma, of de andere oma. Het is in Suriname heel normaal dat je veel tijd met je familie doorbrengt. In culturen waar de meeste mensen arm zijn, zijn de sociale banden sterk, omdat je elkaar nodig hebt.
In 4 atheneum ben ik blijven zitten. Mijn oma overleed dat jaar en mijn moeder kreeg borstkanker. Mijn ouders hadden dat niet aan de school verteld. Ze waren niet gewend hulp te vragen en te denken dat die hulp dan ook zou komen. Op je familie focussen is voor immigranten een manier om je staande te houden in Nederland. Om je veiliger te voelen en steun te vinden bij mensen die hetzelfde meemaken. Mijn moeder werd voor Zwarte Piet uitgemaakt waar ik bij was. Ze is bespuugd op straat. Een keer gleed ze, hoogzwanger, uit voor het huis van de pastoor. Toen ze opkeek zag ze hem gauw de gordijnen dichttrekken.
Van mijn ouders heb ik bescheidenheid meegekregen, maar ik heb ook altijd gevoeld dat dit niet de oplossing is. Je moet je plek opeisen. In al mijn rapporten op de basisschool stond: Patrick gaat veel in discussie. Ik was me er altijd van bewust dat ik werd onderschat, gewoon op basis van hoe ik eruitzag. Daardoor heb ik een bepaalde bewijsdrang.
Als kind was ik fan van animatieseries zoals Alleen op de wereld, Heidi en He-Man and the Masters of the Universe. Op de basisschool tekende ik in schriftjes van mijn klasgenoten, op de middelbare school spotprenten van leraren. Dat vond iedereen natuurlijk fantastisch. Beelden zijn heel krachtig, merkte ik. Ik had een hele strip getekend over onze leraar Duits. Die spuugde veel als hij sprak, dus had ik van hem een superheld gemaakt met zijn speeksel als wapen.

Toen ik stage ging lopen bij een animatiestudio in Amsterdam, van Greg Lawson, voelde ik me voor het eerst ergens bij horen. Daar werkte een heel internationaal team. Animatoren zijn redelijk introverte mensen, maar heel sociaal. Ze zijn niet zo bezig met competitie, ten nadele van zichzelf overigens. Ze komen niet goed voor zichzelf op en krijgen slecht betaald. Daarom heb ik met anderen animatievakbond DAMD opgericht.
Eerst deed ik wat opdrachten voor de Nederlandse Onderwijs Televisie en bedrijfsfilms. Na een paar jaar heb ik de stap gemaakt van getekende animatie naar computeranimatie, van 2D naar 3D: daar ging veel meer geld in om. Ik voelde de verantwoordelijkheid een beter leven te creëren dan mijn ouders. Van de ene naar de andere sector switchen is spannend, maar levert veel op. In korte tijd heb ik veel geleerd.
Ik ben games en hardcore reclame gaan doen. Nike, Footlocker, automerken, banken. Ik ben me gaan focussen op het animeren van dieren. Kangoeroes, zeehonden, vaak vogels. Er zit veel schoonheid in de natuurlijke wereld, dingen die je niet kunt bedenken. Daar kan je veel inspiratie uit halen.
Langzaam begon het te schuren. Voor Killzone, een game van Guerilla Games, moest ik eens een persoon animeren die op iemand af sluipt en van achteren de keel doorsnijdt. Toen dacht ik: wat ben ik aan het doen? Al die zooi die verkocht wordt. Daarna werkte ik mee aan een reclame voor Plus, met dieren die inbreken in een supermarkt. Tijdens een vergadering wilde iedereen een plasje erover doen, en het meeste was bullshit. Dat zei ik toen ook. De koek was op bij me. Als je werk niet samenvalt met waar je voor staat, hou je dat niet vol. Commercie ‘ontpersoonlijkt’. Ik was door de reclame ver weggedreven van wie ik was.
Ik wist ook meteen dat daar de oplossing lag: werk maken vanuit mijn eigen perspectief. Maar de animatiewereld is nog heel wit. Ik had eens in de krant gelezen over een Afrikaanse vluchteling die het land uit moest, maar zijn zoon mocht hier blijven. Toen heb ik een plan voor een korte animatiefilm geschreven, waarin de man besluit te ontsnappen aan de marechaussee om zijn zoontje nog een Sinterklaascadeau te bezorgen. Tegelijkertijd wordt hij achtervolgd door een groot monster van witte mensen. Tijdens het gesprek met het Filmfonds viel het woord ‘pamflet’. Dat het plan toen is afgewezen, daar heb ik lang moeite mee gehad. Ik heb een netwerk opgericht, Animatie in Kleur, om dit soort ervaringen uit te wisselen. Daar zie ik dat het verandert. Onder de nieuwe generatie zitten veel meer animatoren van kleur, die zich ook vaker uitspreken. Het is belangrijk je te blijven verbinden met mensen uit allerlei generaties om te weten wat er speelt.”
cv
Patrick Chin
- 1976
- Geboren in Rotterdam
- 1995
- Illustratie en animatie aan de Willem de Kooning Academie, afgestudeerd in 2000
- 1999
- Stage animatiestudio Lawson, Ross & Whatshisname, Amsterdam
- 1999
- 2D-animator en -regisseur voor o.a. Nationale Onderwijs Televisie en bedrijfsfilms
- 2005
- 3D-animator (visual effects) en -regisseur voor reclames en games
- 2012
- Masterclass scenarioschrijven bij Robert McKee in Londen
- 2014
- Masterclass scenarioschrijven bij John Truby in Londen
- 2016
- 78 afleveringen geregisseerd voor Dr. Panda, tot 2021
- 2016
- Oprichter en voorzitter beroepsvereniging DAMD, tot 2019
- 2022
- Richt netwerk Animatie in Kleur op
- 2023
- Bestuurslid Dutch Academy For Film, die de Gouden Kalveren uitreikt, vertegenwoordigt sectie animatie
- Patrick Chin woont met zijn vrouw Bouwine Pool en hun zoon in Amsterdam.
