‘Vroeger keek ik tegen Europa op. Jullie deden alles beter dan wij in Oekraïne. Ik dacht: bij Europa horen, dat is onbereikbaar voor ons. Maar dat verandert snel. Ik voel me elke dag meer Europees.” Maria is 26 en woont in Kyiv. Het makelaarskantoor waar ze vroeger werkte, is in de eerste maanden van de oorlog in 2022 failliet gegaan. Nu runt ze een vegan cateringbedrijfje. Ze was net een week bij haar zus in Slowakije, die dans studeert, maar moet nu gauw terug om falafels te bakken voor een bedrijfsfeest. Dankzij Poetin, zegt ze, heeft ze veel meer lol in haar werk.
Het is bijna middernacht en Maria zit op een brits in de slaaptrein van het Oekraïense dorp Chop, bij de Hongaarse grens, naar Lviv. We hebben thee in hoge glazen gekregen, uit de samovar. Maria – kort donker haar, energiek en beweeglijk gezicht – doet de gordijnen dicht en deelt zoute stokjes en een chocoladereep met kersen met haar leeftijdgenoten in de nauwe coupé: Anastasia die in Odesa woont en Joelia die in Wenen studeert en haar ouders gaat bezoeken in Krementsjoek. Sinds de Russische invasie, vertelt Maria, „spreek ik geen Russisch meer, maar Oekraïens. Mijn familie en vriendenkring ook, en wij spraken vroeger allemaal Russisch. Onze hele focus is gedraaid, richting Europa. Met elke Russische bom op ons hoofd worden we Europeser.”
Het is niet voor het eerst in de recente geschiedenis dat oorlog, destructie en geweld over Oekraïne heen spoelen. Het is evenmin de eerste keer dat Oekraïeners hieraan proberen te ontsnappen door zich tot het Westen te wenden, voor gerechtigheid.
In zijn boek Oost-Weststraat; over de oorsprong van genocide en misdrijven tegen de menselijkheid uit 2016, beschrijft de Britse hoogleraar internationaal recht Philippe Sands het leven van twee juristen die er aan het eind van de Tweede Wereldoorlog toe bijdroegen dat de noties ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en ‘genocide’ verankerd werden in het internationale recht. De twee juristen, Hersch Lauterpacht en Raphael Lemkin, kwamen uit Lviv, hadden er gestudeerd. In een tijd waarin sommige mensen konden zeggen dat ze in meerdere landen hadden gewoond zonder hun huis maar uit te komen, bouwden deze juristen carrières op aan prestigieuze Britse en Amerikaanse universiteiten. Lauterpacht en Lemkin waren nauw betrokken bij de voorbereidingen van de Neurenbergprocessen van 24 nazi-kopstukken in 1945-1946. Ze wisten waar ze het voor deden: beider families waren uitgemoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Net als Philippe Sands’ familieleden, aan moederskant.
Door te lezen over het ontstaan van het internationale recht en de gruwelijke slachtpartijen die eraan vooraf gingen, besef je wat er nu op het spel staat
Als je naar Lviv reist, en er rondwandelt, is dit boek misschien wel relevanter dan het in 2016 was. Door juist in deze oude Habsburgse stad – eens een smeltkroes van diverse culturen – te lezen over het ontstaan van het internationale recht en de gruwelijke slachtpartijen die eraan vooraf gingen, besef je wat er nu op het spel staat. De belangrijkste sponsor van dat recht, Amerika, is bezig het af te breken met claims op andere landen, illegale massadeportaties en compleet dedain voor welke gerechtelijke uitspraak ook. Rusland, Israël en China maken er handig gebruik van, en annexeren andermans land en moorden hele bevolkingsgroepen uit.
De treinen van en naar Lviv zitten vol jonge Oekraïeners, meest vrouwen. Dankzij Poetin knopen ze meer banden met Europa aan – en concluderen, tot hun opluchting, dat niet alles er perfect is. Oekraïense treinen rijden meer op tijd dan Slowaakse, zegt Maria. In Oekraïne betaal je overal digitaal, in Slowakije niet. „De afstand tot Europa is kleiner dan ik dacht. Dus: we can do this!” Dit motiveert haar. En haar man, die drones maakt aan het front. Volgende week zoekt ze hem op, bij Kramatorsk.
Sommige Europeanen zeggen: dit is mijn oorlog niet. Maar boven de hoofden van de militairen woedt een beslissend gevecht om de internationale rechtsorde. Als Europa die niet overeind houdt, is er straks geen orde meer. Ook voor Europa zelf niet.
Het was een fraaie setting voor een aanlokkelijk aanbod: op de Sorbonne-universiteit in Parijs – de plek waar onder meer Marie Curie, Thomas van Aquino en Jacques Derrida doceerden – wapperde Ursula von der Leyen maandag met 500 miljoen euro. Dat bedrag trekt de voorzitter van de Europese Commissie uit om wetenschappers van elders te verleiden een baan in de EU te accepteren. Immers: het investeren in fundamenteel, vrij en open onderzoek wordt in sommige landen ter discussie gesteld, aldus Von der Leyen, maar in Europa is daarvan absoluut geen sprake.
Over waar dat dan wél het geval is, sprak ze zich niet uit. Ook de Franse president Emmanuel Macron gaf het beestje geen naam, maar de voorbeelden die hij aanhaalde lieten weinig aan de verbeelding over: dit half miljard euro is bedoeld om wetenschappers aan te trekken voor wie het academische klimaat in de Verenigde Staten te guur geworden is.
En guur is het in Amerika. Afgelopen maandag nog kreeg de prestigieuze Harvard University een brief van het ministerie van Onderwijs waarin stond dat de instelling „een aanfluiting heeft gemaakt van het hoger onderwijs” en zich met diversiteitsbeleid voor minderheden schuldig maakt aan „afzichtelijk racisme”. Verdere aanvragen van federale steun kan Harvard achterwege laten, aldus het ministerie. Die aanzegging kwam bovenop een eerder besluit van de regering-Trump om twee miljard dollar aan reeds toegekende subsidies te bevriezen, een maatregel die Harvard voor de rechter aanvecht.
Wanneer een natie op zo’n manier omgaat met zijn beste wetenschappers – ook andere Amerikaanse universiteiten weten het gramstorig oog van Trump op zich gericht – is het niet vreemd dat landen hier kansen zien om miskend talent binnen te halen. In maart al maakte minister Bruins (Onderwijs en Wetenschappen, NSC) bekend dat Nederland een fonds voor ‘bedreigde’ topwetenschappers ging opzetten. Ook hij benoemde overigens niet expliciet dat deze 25 miljoen euro bedoeld was om mensen vanuit de VS de oceaan over te lokken. Allicht verstandig, maar ook potsierlijk; als iedereen weet dat het over Trumps Amerika gaat, zou dat ook gezegd mogen worden.
Naast dit Nederlandse buideltje is er dus nu een veel grotere zak Europees geld. Net zoals toen de Nederlandse regering haar voornemen bekend maakte, klonk maandag enig gemor vanuit de Franse universiteiten. Niet alleen in Nederland wordt namelijk bezuinigd op hoger onderwijs en onderzoek. De vraag waar deze 500 miljoen euro vandaan komt, is dus legitiem. Von der Leyen zei er niks over. Veel meer dan het voorgenomen bedrag behelsde haar idee nog niet.
De EU doet er goed aan duidelijke plannen te ontwikkelen voor het aantrekken van wetenschappelijk talent uit de VS. Laaghangend fruit plukken is geen strategie, net zomin als willekeurig toppers uit verschillende vakgebieden tot een overstap verleiden. Eerst moet duidelijk zijn: wat vindt Europa belangrijk? Zoekt de EU talent op het gebied van, bijvoorbeeld, klimaatverandering en duurzaamheid, of moeten de beste AI-onderzoekers deze kant op komen?
Daarnaast moet de EU haar inspanningen coördineren met de lidstaten. Het is onverstandig als met Haagse euro’s op dezelfde mensen gevist wordt als met de Brusselse euro’s. Het is logisch dat elk land en iedere universiteit de grootste talenten wil binnenhalen, maar dat is niet de manier om optimaal van Trumps wanbeleid te profiteren.
Daar zat ze dan, actrice Blake Lively, in een stoel die te klein bleek voor haar outfit: een party-bruidsjurk met een wijd bollende rok. Tv-presentator Seth Meyers kirde zijn lof, en de twee staken van wal volgens een beproefd talkshow-recept in tijden van pr-crisis: veel praten, weinig zeggen. De film die Lively kwam promoten, Another Simple Favor, kwam nauwelijks aan de orde. Ze kletste over het drankmerk van haar man Ryan Reynolds, over zijn voetbalclub, hun vier kinderen, het sterrenbeeld van haar dochter… En toen, toch nog: een soort van statement over het tot monsterlijke proporties uitgegroeide juridische gevecht dat Lively’s advocaten momenteel voeren met het team rond acteur en regisseur Justin Baldoni.
In een notendop: Baldoni regisseerde Lively in de boekverfilming van Colleen Hoover’s bestseller It Ends With Us (2024, de film staat inmiddels op Netflix) en speelde zelf haar agressieve partner. Het was Baldoni’s project, maar dat zag Lively anders: tijdens de opnames en montage botsten ze zo met elkaar dat ze hem maanden na de première en een chaotisch verlopen promotietour beschuldigde van seksuele intimidatie en het orkestreren van een haatcampagne jegens haar. Baldoni repliceerde met een eis van in totaal 650 miljoen dollar voor wat hij als laster beschouwt, bijgestaan door een in Hollywood beruchte en mediagenieke advocaat, Bryan Freedman. De zaak komt in maart 2026 voor de rechter.
Baldoni raakte zijn agentschap, zijn podcast en zijn liefdadigheidsstichting kwijt door de affaire en houdt zich schuil bij zijn gezin; Lively en Reynolds lijken de afgelopen weken juist bezig met een glamour-bombardement en verschijnen op het ene evenement na het andere. Omdat de bewijsvoering die tot nu toe naar buiten kwam dun is, zijn fans van It Ends With Us geneigd om Baldoni als het slachtoffer in de zaak te zien. Het idee dat ze zelf pionnen zouden zijn geweest in een van bovenaf georkestreerde haatcampagne is bovendien beledigend: ze besloten toch zeker zélf om Lively te wantrouwen?
Vlucht naar voren
Ondanks deze backlash kiest Lively nu voor de vlucht naar voren. De 37-jarige is al sinds haar rol als Selena in de tv-serie Gossip Girl (2007-2012) een ster, meer nog dan een serieus genomen actrice. Ze praat liever en met meer expertise over couture dan over de nuances van een script, laat staan over sociaal onrecht. Toch is dat wat ze nu probeert. En team Baldoni – het boze online leger dat hem via social media probeert te ‘redden’ – pikt het niet. ‘Justice for Justin’ – er zijn inmiddels mokken en t-shirts van te koop.
Haar kinderen loodsten haar door het afgelopen jaar heen, zei Lively op tv tegen Seth Meyers, om cryptisch te vervolgen: ,,Ik zie veel vrouwen die zich niet durven uit te spreken, zeker nu […]. Die angst houdt ons stil. Maar ik erken ook dat veel mensen niet de kans krijgen om te praten. Dus ik voel me bevoorrecht dat ik dat heb kunnen doen. En het zijn de vrouwen die de vaardigheid hadden om hun stem te gebruiken die me gesterkt hebben en mij hebben geholpen in mijn geloof en in mijn gevecht om de wereld veiliger te maken voor vrouwen en meisjes.” Applaus in de zaal, woede op internet. „Schaam je”, kreeg Meyers toegevoegd. „Hoeveel hebben ze je betaald?”
Lively’s al net zo omfloerste speech tijdens het Time 100 Gala op 24 april had eenzelfde effect: in een roze Marilyn Monroe-jurk haalde ze haar moeder erbij, een „overlevende van een aanval door een collega”, om zichzelf via haar en zonder in detail te treden als strijder voor de vrouwenzaak neer te zetten. Nep, klonk het online, leugens, ze spreekt voor geen van ons. Wat doet ze op een lijst met ‘honderd invloedrijkste mensen’? Heeft Reynolds die plek soms voor haar gekocht?
Anna Kendrick en Blake Lively in ‘Another Simple Favor’. Foto Lorenzo Sisti
Haar geld (Lively’s vermogen wordt op 30 miljoen dollar geschat, dat van Reynolds op 350 miljoen), haar schoonheid, haar gebabbel, haar neiging om journalisten te koeioneren, haar onmiskenbare talent om van elke stoep een rode loper te maken: alles wat Lively-de-diva zo aantrekkelijk maakt, werkt averechts in haar streven om serieus te worden genomen.
Maar maakt dat haar ook een slechte actrice? Regisseur Paul Feig van het rechtstreeks op Amazon Prime uitgebrachte Another Simple Favor vindt in elk geval van niet: hij vindt het geweldig om met Lively samen te werken, zei hij tegen Esquire. Lively’s creatieve input past bij een ster van haar kaliber. Op X ontkende hij eerder al dat Lively ruzie zou hebben met haar tegenspeler Anna Kendrick.
Over het resultaat kunnen we verder kort zijn: dat is net zo oogverblindend en oppervlakkig als Lively zelf. Het vervolg op A Simple Favor (2018) draait om dezelfde twee vriendinnen, Stephanie (Kendrick) en Emily (Lively), die aan elkaar geklonken zijn door hun morbide fascinatie voor elkaar. Stephanie ontsnapt aan de saaiheid van haar huisvrouwenbestaan door zich als amateurdetective vast te bijten in Emily’s mysterieuze leven: Emily duikt op en verdwijnt weer, terwijl er intussen doden vallen. Dit keer volgen we de twee naar Capri, waar Emily zal trouwen met een goed gebouwde maffioso.
Lively speelt Emily als een uitzinnig gekleed, campy kreng. Dat doet ze prima. Kendrick als Stephanie is kattig, wantrouwend en cynisch. Ook prima. Alles hangt net als in deel één af van hun onderlinge chemie: de plot piept en kraakt en de bijrollen blijven steken in karikaturen, op Elizabeth Perkins als Emily’s vileine, demente moeder na. De film is niet echt grappig en niet echt eng, maar lang niet zo slecht of aanstootgevend als Lively’s online vijanden zouden willen. Hun oproep tot een totale boycot is vooralsnog tevergeefs.
Another Simple Favor is nu toe zien op Amazon Prime Video.
Op zondag 18 juni 2000, vijf weken na de vuurwerkramp, waren in het Enschedese Volkspark duizend zeefdrukken van Jan Cremer te koop. De in Enschede geboren en getogen schrijver (Ik Jan Cremer verscheen in 1964) en beeldend kunstenaar had „een expressieve, kleurrijke voorstelling van de ramp” gemaakt, aldus indertijd een bericht in NRC Handelsblad.
De opbrengst van de duizend zeefdrukken – honderd gulden per stuk – ging naar het Noodfonds Enschedese Kunstenaars. Dat was opgericht ten behoeve van zo’n negentig kunstenaars met een atelier in De Bamshoeve, een voormalige textielfabriek in de wijk Roombeek. Precies daar ontplofte op 13 mei 2000, volgende week 25 jaar geleden, een opslagruimte met vuurwerk van het bedrijf S.E. Fireworks. Bij de vuurwerkramp vielen 23 doden, 950 mensen raakten gewond. Roombeek werd weggevaagd.
Fotograaf Eric Brinkhorst, die ook voor NRC fotografeert, woont in de buurt en was erbij de dag van de ramp. „Ik was er een uur na de ontploffing. Daarvoor had ik nog een sportwedstrijd gefotografeerd.” Hij had net een digitale camera aangeschaft, dat was nieuw in die tijd. Daardoor kon hij zijn foto’s snel doorsturen, ze gingen de hele wereld over.
Vijf weken later was hij niet één van de kopers van een zeefdruk. Hij kwam ze in de jaren daarna wel steeds tegen, als hij fotografeerde. „Ze hangen echt overal: bij mensen thuis, op kantoren.” En sinds een paar maanden heeft Brinkhorst er zelf ook één. „Ik was bij de opening van een expositie en daar was hij te koop, hij zat in zo’n bak met mappen met prenten. Ik dacht: dit is voorbestemd – ik had hem al zo vaak gezien.”
Samen gaan we langs bij mensen die reageerden op zijn berichtje over de aankoop op Facebook („Exclusief is hij niet, maar deze is gemaakt na de vuurwerkramp. Speciaal genoeg!”). Waar waren zij op de dag van de ramp? Hoe kregen ze de zeefdruk? En wat zien zij erin?
Wilma van Ingen, zeefdruk 930 ‘Het is een herinnering aan een intensieve tijd’
Wilma van Ingen met haar zeefdruk in haar huis in Enter. Foto Eric Brinkhorst
Waar was je op 13 mei 2000?
„Mijn man en ik waren in een tuincentrum, ik was nog niet zo lang directeur van de Kamer van Koophandel. Wij woonden toen nog in Holten [35 kilometer van Enschede]. We reden naar huis en zagen in de verte zwarte wolken. Dus we gingen bellen: wat is er aan de hand? Al snel was duidelijk dat er ook veel ondernemers waren getroffen. We hebben toen een helpdesk geopend, daar zijn we wel een jaar mee aan de slag geweest. En voor onze helpdesk waren kunstenaars net zo goed ondernemers. Wij maakten geen onderscheid, mensen die ondernemen staan we bij, dat idee.”
Hoe kom je aan de zeefdruk?
„Een jaar later was er een bijeenkomst van zeg maar de kerngroep: mensen die er het hele jaar mee bezig waren geweest. Die kregen van de gemeente een bedankje voor hun inzet. Er waren verschillende cadeaus, waaronder een aantal zeefdrukken – daar kreeg ik er één van. Ik kende de zeefdruk al wel, ik vond hem prachtig. Maar ik had elk cadeau prima gevonden, het was vooral een mooi, emotioneel moment. Ik heb hem thuis opgehangen, niet op kantoor. Dit hang je in je huis, was mijn gevoel.”
Wat zie je erin?
„Het is een herinnering aan een intensieve tijd, waarin je soms vrienden voor het leven maakte. Je gaf een sprankje hoop aan mensen, maar ook wel gewoon kleren: die hadden ze niet meer. Als ik naar de zeefdruk kijk zie ik platteland, maar ook dat daar wat gebeurt. Een grens misschien, die rood-witte barrière rechtsonderin. En linksboven het rode dak van een huis of een boerderij. Ook al is de ramp de aanleiding, in de zeefdruk zie ik juist rust en harmonie. Misschien heeft hij dat bewust gedaan: de mooie kant laten zien.”
Mariette Effing, zeefdruk 146‘Ik zie de ramp er niet in, maar ik denk er wel aan als ik ernaar kijk’
Mariette Effing met haar zeefdruk in Vriezenveen. Foto Eric Brinkhorst
Waar was je op 13 mei 2000?
„In Winterswijk [45 kilometer van Enschede]. Ik was aan het werk op de muziekschool, ik ben koordirigent. Maar we wóónden wel in Enschede. Mijn toenmalige partner belde me op: ‘Er is hier een ramp gebeurd.’ Zijn stem klonk zo alarmerend dat ik dacht: ik moet meteen naar huis. Toen ik naar buiten ging, zag ik de rookpluim al. Onderweg werd ik de hele tijd ingehaald door ambulances en brandweerauto’s. En toen ik aankwam, wist ik niet of ik bij mijn huis kon komen: het was één grote chaos. Dus heb ik de auto aan de kant gezet en ben ik bij iemand achter op de fiets naar de afzetting gereden. Dat was een rood-wit lint, daar ben ik onderdoor gegaan. Ons huis stond er nog, gelukkig. Ik heb wat kleren gepakt en ben naar mijn broer gegaan, niet wetende dat we een week lang niet terug zouden mogen. We probeerden die hele dag mensen te bereiken, wat vaak niet lukte. Ik stond zelf ook op de lijst van vermisten. Wij beseften al snel dat we geluk hadden gehad. Er waren zoveel huizen weg.”
Hoe kom je aan de zeefdruk?
„Ik ben dirigent van het Stadsjongenskoor Oldenzaal. Eén van de jongens op dat koor was de zoon van de hoofdredacteur van dagblad Tubantia, Gerard Driehuis. Die nam op een gegeven moment afscheid van de krant, hij ging verhuizen en hij vond: die zeefdruk moet in de stad blijven, bij iemand die dichtbij de ramp stond. En zijn zoon had, denk ik, ook met veel plezier op dat koor gezeten. Dus toen kreeg ik hem cadeau, een paar jaar na de ramp was dat.”
Wat zie je erin?
„Ik vind het mooie kleuren, het rode en het gele. Ik zie de ramp er niet in, maar ik denk er wel aan als ik ernaar kijk. Ik zie een zomerse dag, het zindert in het korenveld. Het koren lijkt te knisperen, je hoort de warmte bijna.”
Feya Wouda, zeefdruk 744. Hij hangt niet meer bij haar thuis ‘Het is een belangrijk kunstwerk voor me’
Feya Wouda en Clemens Hardeman. Foto Eric Brinkhorst
Waar was je op 13 mei 2000?
„Ik zat met mijn man in de tuin, we woonden aan de rand van de stad. Eerst hoorden we een enorme knal, we dachten dat er een vliegtuig was neergestort. Toen kwam er nog een knal, veel luider. Daarna hoorden we van alle kanten sirenes komen. We waren in paniek: de jongste dochter van mijn man woonde in het rampgebied. Ze was niet thuis, ze fietste door de wijk – maar dat wisten wij niet. Door de kracht van de explosies is ze van haar fiets geblazen, een portiek in. Ze was de tweede die in het ziekenhuis belandde, haar broer is nog naar haar gaan zoeken. Iedereen was mensen kwijt, het was heel onwerkelijk. Ik ben ook gaan zoeken naar mensen die ik kende, het was een grote chaos.’ Een beeld dat ik nooit ben kwijtgeraakt: een brandweerman met in zijn handen een omgekeerde brandweerhelm met daarin water met goudvissen, die hij gered had. Gek hè, dat blijft je dan bij.”
Hoe kom je aan de zeefdruk?
„Ik leidde in die tijd kunstcentrum Marktzeventien. Daar hield ik ook exposities: Armando, Schoonhoven, Jan Cremer. En elke derde zondag in juni, óók in 2000, organiseerden we in de stad Kunst in het Volkspark: kramen waar kunstenaars werk toonden en konden verkopen. Ik zat in het bestuur, we zeiden: het moet doorgaan, maar hoe? Door de exposities in Marktzeventien waren mijn man en ik bevriend geraakt met Jan Cremer en Babette, zijn vrouw. Leuke, flamboyante mensen allebei. Ik vroeg Jan: ‘Wil jij niet wat doen?’ Dat had hij zelf ook al bedacht – en hij heeft toen een kunstwerk geschilderd waarvan hij zeefdrukken heeft laten maken. Jan en Babette verkochten ze die zondag zelf in het Volkspark. Ze gingen grif van de hand, er stond een rij kopers tot aan het station. Het originele schilderij hebben we geveild, dat is gekocht door een groep ondernemers die het heeft gedoneerd aan de gemeente. Van de opbrengst van de zeefdrukken zijn enveloppen met geld uitgereikt aan de kunstenaars, vijftienhonderd gulden. Wat ze ermee gingen doen – in de kroeg zitten, weer materiaal kopen – dat mochten ze zelf weten. Ze hoefden alleen maar een handtekening te zetten voor ontvangst. Jan was bij het uitreiken van de enveloppen, hij werd gevraagd wat te zeggen. Hij stond op, balde een vuist en zei: ‘Zet ’m op, jongens.’ Daarna ging hij weer zitten.”
En jouw zeefdruk?
„Ik heb hem gekregen. Jan had er ‘voor mijn vrienden Feya & Math’ onder gezet. Hij hing altijd in de woonkeuken van ons huis, maar na het overlijden van mijn man ben ik kleiner gaan wonen. Nu hangt-ie bij vrienden, Clemens en Yvette. Daar kom ik vaak en dan zie ik hem. Het is een belangrijk kunstwerk voor me.”
Wat zie je erin?
„Een rood-witte balk die gevaar aangeeft: tot hier en niet verder. En in die rode driehoek linksboven zie ik ook dreiging. Het landschap is zonnig en geruststellend. Maar dat landschap was dus in gevaar.”
‘Voor mijn vrienden Feya & Math’ Foto Eric Brinkhorst
Clemens Hardeman, zeefdruk 744. Dat is de zeefdruk van Feya Wouda‘Ik word er wel blij van, moet ik zeggen’
Waar was je op 13 mei 2000?
„In Zwolle (75 kilometer van Enschede), daar woonden we toen. Ik stond op de tennisbaan en opeens hoorde je sirenes. De ambulances en brandweerauto’s kwamen van overal. Ook uit Zwolle. Feya kende ik in die tijd nog niet. Wel haar stiefzoon, Peter. Die heeft overigens ook zo’n zeefdruk.”
Je hebt haar zeefdruk in permanente bruikleen?
„Ja, ze had ruimtegebrek. Hij hangt hier sinds een jaar in de woonkeuken. Ik word er wel blij van, moet ik zeggen. De kleuren zijn mooi. Maar eigenlijk had ik liever dat-ie bij Peter hangt – dat we ruilen en die van hem hier komt te hangen. Deze is gesigneerd met ‘voor mijn vrienden Feya & Math’. En Math Janssen was de vader van Peter. Dus hij hoort bij zijn zoon in huis, vind ik. Ik heb hem dat laatst ook voorgesteld, ‘denk daar eens over na’. Maar hij heeft er nog geen ‘ja’ op gezegd.
Feya Wouda: „Dat vind ik wel een heel mooi idee.”
Clemens Hardeman: „Zullen we hem bellen? Hij woont vlakbij.”
Eric Brinkhorst: „Nemen we dan deze mee? Want dan wil ik ook wel de ruil zien.”
Clemens Hardeman (hij belt): „Peter! Heb je nog nagedacht over mijn aanbod om te ruilen? (…) Nou, gezellig. Tot zo.”
Peter Janssen, zeefdruk 38. Hij ruilt hem voor zeefdruk 744‘Er is iets ernstigs gebeurd, je ziet een koepel van vuur’
Clemens Hardeman en Peter Janssen (rechts).Foto Eric Brinkhorst
Waar was je op 13 mei 2000?
„We waren bij mijn schoonvader, die woonde ook in de stad. We hoorden een enorme knal, daarna nog één. Toen we begrepen wat het was, ben ik in allerijl naar de plek van de ramp gefietst. Want in Roombeek woonde mijn zusje. Je kon toen nog het gebied in, het was nog niet afgesloten. Ik heb voor het huis van mijn zusje gestaan, dat stond in brand. We zijn gaan bellen, bellen, bellen: heeft iemand haar gezien. Gelukkig belde ze zelf een paar uur later, ze was van haar fiets geblazen en lag in het ziekenhuis.”
Hoe kom je aan de zeefdruk?
„Die heb ik van Feya. Er waren nog een paar overgebleven die zondag, die ze thuis had liggen om later te verkopen. Ik heb hem van haar gekocht.”
Wat zie je erin?
„Hij is heel belangrijk voor me. We hebben jarenlang in het buitenland gewoond, hij ging altijd mee. Ik zie landschap en vuur. Er is iets ernstigs gebeurd, je ziet een koepel van vuur. En afzettingslint.”
Het originele schilderij van Jan Cremer (1940-2024) werd voor vijftigduizend gulden gekocht door „een anonieme groep ondernemers”, volgens een bericht in het Reformatorisch Dagblad uit 2001. Jan Cremer bood het op 23 februari 2001 namens de ondernemers het gemeentebestuur van Enschede aan. „Het geld wordt gebruikt om een catalogus te financieren voor het tentoonstellingsproject Een jaar later. De meeste kunstenaars uit het gebied hebben na de ramp de draad weer opgepakt met werk voor de expositie”, aldus de krant.
Het schilderij hangt tegenwoordig in de griffieruimte van het gemeentehuis.Foto Eric Brinkhorst
Het schilderij hangt tegenwoordig in de griffieruimte van het gemeentehuis, met een beetje moeite is het vanaf de straat te zien. Loop je verder de stad in, dan kom je bij Het Balengebouw in Roombeek, een voormalig pakhuis voor katoenbalen. Het tijdens de vuurwerkramp grotendeels gespaarde monument heeft bij de restauratie een gevel gekregen waarop de foto van de omslag van Ik Jan Cremer tientallen keren wordt afgebeeld. Hier moest het Jan Cremer Museum komen, maar daar bleek uiteindelijk niet genoeg geld voor beschikbaar. Het is nu een kantorencomplex, sinds 2017 is dagblad Tubantia er gehuisvest.