Als iemand belt voor een proefles paardrijden, vraagt Karin Bloem tegenwoordig meteen: wat is uw lengte en gewicht? En als ze vragen waaróm ze dat wil weten, zijn ze dus vrijwel altijd zwaar. Te zwaar voor een paard. Samen met haar zusen Simone en Monique runt Karin manege De Bongerd in Glimmen, bij Groningen. Het is een grote manege met 96 paarden en pony’s waarop ze zuinig zijn. Hun ouders zetten de manege op, zij namen die in 2019 over.
Vooral na corona ging het de zussen opvallen dat veel leden dikker waren geworden. Karin vertelt het in de kantine, met uitzicht op een grote binnenbak. Nederlanders zijn afgelopen decennia steeds zwaarder geworden. En voor een manegehouder is het heel simpel, zegt Karin. Een paard weegt tussen de 500 en 600 kilo en kan zo’n 15 procent van zijn lichaamsgewicht dragen – zo’n 75 à 90 kilo dus.
Die grens hanteren ze in De Bongerd soepel, anders kunnen ze de manege wel opdoeken. Dus staat er op de site bij de huisregels: ‘we hanteren een maximum gewicht van 90 kg voor amazones en ruiters’. En daar komt dus nog kleding, laarzen en een cap bij, zegt Karin. Plus het zadel.
Alle maneges kampen met gewichtstoename van hun ruiters en amazones. De meesten praten er liever niet over, want gewicht ligt gevoelig. Maar zwijgen kan niet, vinden ze bij De Bongerd. Het gaat om het welzijn van hun dieren. Dus iedereen gaat, hup, op de weegschaal. Na kerst. En na de zomervakantie.
Ze nemen niet meteen afscheid van leden die iets te zwaar zijn. Als ze kunnen rijden en dus geen ‘dood gewicht’ op het paard zijn, wordt een paar kilo extra even geaccepteerd. Maar ze moeten wel afvallen. Een amazone van 110 kilo met grote liefde voor het paardrijden deed erg haar best. Na een paar maanden zat ze onder de honderd kilo. Iedereen juichen. En toen? Toen kwam ze weer aan.
Op een bord in de kantine hangt een lijst met alle manegepaarden en pony’s en welk gewicht ze kunnen dragen. De lijst van pony’s die kinderen tot 50 kilo aankunnen, is het langst. Op de steviger gebouwde pony’s rijden kinderen tot zestig kilo. Slechts tien paarden kunnen een ruiter tot 90 kilo aan. Van die tien zijn Rosie, Elsa en Zora momenteel kreupel. Komt dat door de te zware ruiters? Dat zou goed kunnen, zegt Karin.
Ook kinderen zijn steeds vaker te zwaar. Een moeder belde voor haar dochter van 8 die wilde ponyrijden. Leuk, riep Karin. Haar gewicht wist de moeder niet precies. Ze was wel groot voor haar leeftijd. Het meisje bleek 80 kilo. Ze mag op een paard. Tot ze nog tien kilo erbij heeft.
Een oplossing? Minder en gezonder eten, als je van paarden houdt. Maar verder? Misschien moet je rijkleding niet aan bieden in die grote maten, zegt Karin. Stop bij maat 44. Dat is een duidelijk signaal.
Sheila Kamerman ([email protected]) doet wekelijks ergens vanuit Nederland verslag.
De 2 meter 13 lange Quinten Post hangt in een draaistoel in het heiligdom van het Amerikaanse basketbal: de ronde, in houttonen uitgevoerde kleedkamer van de Golden State Warriors, de basketbalploeg met de hoogste marktwaarde ter wereld. Overal liggen sportschoenen. Teamgenoot Draymond Green kleedt zich zichtbaar vermoeid uit, de jacuzzi en dompelbaden om de hoek lonken. Vlak achter Post spuit superster Steph Curry twee verschillende bussen deodorant leeg, hij moet de pers nog te woord staan.
De drie zijn gesloopt. Het is begin april en ze hebben er een zestien dagen durende roadtrip op zitten – zes uitwedstrijden kriskras door de Verenigde Staten. Nu zijn ze terug in Chase Center, de nieuwe en altijd uitverkochte sporthal in het centrum van San Francisco. Ruim 18.000 uitzinnige fans hebben deze vrijdagavond de Warriors de Denver Nuggets zien verslaan, vooral dankzij 36 punten van Curry. Maar óók dankzij het sterke spel van de 25-jarige Amsterdammer Post, die dit seizoen onverwacht doorbrak in de NBA, de Amerikaanse profcompetitie.
„Ik kan het maar moeilijk bevatten”, zegt hij, terwijl hij naar zijn teamgenoot Buddy Hield wijst. „Neem die gast. Hij was bij de jeugd een beest, iedereen verwachtte dat hij het ging maken. Als jonge jongen was ik zelf helemaal niet zo bijzonder. Niemand kende mij.”
Alleen vader Arjen zag de potentie van zijn zoon. „Het is het butterflyeffect: alle kleine stapjes die mijn vader en ik hebben bedacht, pakten goed uit – en nu sta ik tussen de beste basketballers ter wereld”, zegt Quinten Post, die in januari van dit jaar doorbrak en nu voor de Warriors een belangrijke rol speelt in de play-offs, de eindstrijd om de NBA-titel.
Naast zijn spectaculaire entree in het Amerikaanse profbasketbal is er een tweede reden dat ik voor NRC in april van dit jaar Quinten Post opzocht in San Francisco. Ik ken hem al vanaf zijn geboorte, in maart 2000. Zijn vader en ik zaten samen op het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam en spelen al 35 jaar in hetzelfde basketbalteam. We werden in 1991 Nederlands kampioen bij de junioren met de Amstelveense fusieclub 3-Es Piranha’s en basketbalden daarna jarenlang bij ASVU (het team van de Vrije Universiteit) in de promotiedivisie, de op een na hoogste klasse van Nederland.
Post in duel met Grizzlies-speler Ja MorantFoto Ezra Shaw/Getty
De eerste basketbalwedstrijd die Quinten ooit zag was op de VU-campus Uilenstede, waar wij onze thuiswedstrijden speelden. Als beginnend journalist schreef ik over deze wedstrijden voor huis-aan-huisbladen in Amstelveen en Buitenveldert. Vaak citeerde ik Arjen, die ik in de verslagen omschreef als „begenadigd schutter” en „alleskunner”. Als ASVU won, deelde onze coach kopietjes van de artikelen uit op de training. Verloren we, dan gebeurde dat niet.
Inmiddels spelen Arjen en ik oudemannenbasketbal in de Amsterdamse Apollohal bij DED, achtvoudig landskampioen en de op een na oudste club van Nederland. En zonder DED zou Quinten Post wellicht niet in de NBA hebben gespeeld. Want zo werkt het butterfly- effect: kleine gebeurtenissen kunnen grote gevolgen hebben.
5,4 voor Latijn
De ochtend na de wedstrijd, op de stoep van brunchcafé Towns End in San Francisco, wil iedereen een stukje Quinten Post: een foto, een handtekening, een high five. De Warriors zijn geliefd – en wie 2 meter 13 lang is en zich verplaatst per elektrische step, kan zich nou eenmaal slecht verstoppen.
Hij begon met voetbal, zoals de meeste Nederlandse jongens, zegt Quinten Post binnen, voor zijn neus een chicken-fried steak en een groot glas jus d’orange. Op zijn elfde koos hij voor basketbal, de sport van zijn vader. Het begin was lastig: zijn eerste coach was zeer bevlogen maar wilde liever niet dat Post probeerde te scoren, dat moesten de kleinere spelers doen, onder wie de zoon van de coach.
In dezelfde periode lagen zijn ouders in scheiding en bleef hij zitten in de eerste klas van de middelbare school. Post: „Ik stond een 5,4 voor Latijn – ik was zeker vijftien keer uit die les gestuurd. Ze vonden me ongeschikt voor het gymnasium.” Hij stapte over naar een vwo-klas op het Amsterdamse Calandlyceum, een school met een eigen sporthal en een topsportprogramma voor basketballers. Daar voerde hij nog minder uit. De lessen stonden hem tegen, de krachttrainingen om zeven uur ’s ochtends – op drie kwartier fietsen van zijn huis – al helemaal.
In plaats van leren deed hij „wat jongens van die leeftijd doen”: blowen, gamen, experimenteren, ongein uithalen met klasgenoten. Tot diep in de nacht speelde hij online League of Legends en kwam de dag daarna pas ’s middags zijn bed uit. Niettemin kreeg hij op zijn vijftiende een uitnodiging voor de voorselectie van het Nederlands jeugdteam.
Na een aantal proeftrainingen drong het tot hem door dat hij niet uitgekozen zou worden. En opeens had hij er genoeg van. Toen zijn vader hem op een zaterdagochtend uit zijn bed probeerde te praten voor een training, zei hij: „Ik ga niet meer, wat je ook tegen me zegt.” Samen reden ze naar de hal om het de coach te vertellen, maar die wist nauwelijks wie hij was. Quinten Post: „‘Jammer’, zei de coach na enig nadenken – en dat was het dan.”
Quinten en zijn vader Arjen Post bij ASVU, het team van de Vrije Universiteit.
Foto privé-archief
In de anderhalf jaar daarna speelde Post niet. Hij rommelde op school en probeerde een bijbaantje als afwaskracht bij het Amsterdamse café Venster33. Maar na twee sessies in de spoelkeuken kwam hij ook daar niet meer opdagen.
Het keerpunt kwam toen zijn vader voorstelde op dinsdagavonden met zíjn team mee te trainen. „Dan kom je tenminste van de bank af.” Tijdens die trainingen kreeg Post, inmiddels 16 jaar, het plezier terug, zegt hij. „Het basketbal van volwassenen is heel anders dan bij de jeugd. Ik moest aan de bak en vond het fantastisch om mee te doen. Ik had zoveel wedstrijden van mijn vader gezien, ik kende iedereen en iedereen kende mij. Ik kon vrijuit spelen en hoefde niet – zoals bij de jeugd – als lange jongen in de buurt van de basket te bivakkeren, om ballen af te vangen en van dichtbij te scoren.”
Zijn salaris van 1 miljoen euro verbleekt bij dat van ster Curry: 56 miljoen
Op de velden naast die van DED trainden de jeugdteams van Apollo, waar Quinten eerder speelde. Die vroegen hem om weer mee te doen en een seizoen later sloot Post aan bij het onder-18-team van de Amsterdamse club. De coach: oud-international Wierd Goedee, die Post en een aantal andere talenten klaarstoomde voor een bestaan als professioneel basketballer. Malevy Leons, Jesse Edwards en Tristan Enaruna – leeftijdsgenoten en eveneens voormalig Apollo-spelers – speelden afgelopen seizoen in de G League, de competitie voor de tweede teams van de NBA-ploegen. Leons en Edwards maakten net als Post hun debuut in de NBA, maar stonden niet meer dan een paar minuten in het veld.
In het seizoen dat Quinten Post Nederlands kampioen werd onder Goedee, deed hij één keer stiekem mee met het team van DED – zonder dat zijn coach te vertellen. Het was een uitwedstrijd in Hoofddorp, waar de kans klein was dat hij herkend zou worden. Quinten Post speelde onder de naam van de afwezige Tim Hoogvliet, een DED-speler die elf jaar ouder is maar in de verte op hem lijkt.
Gezien het verloop van zijn carrière is het vermoedelijk de enige wedstrijd die Quinten ooit met het team van zijn vader zal spelen. Hij kent nog alle details: „Ik speelde goed en maakte twintig punten, twee keer zo veel als mijn vader”, zegt Post in het ontbijtcafé in San Francisco. Volmaakt was de wedstrijd echter niet. DED kwam in de slotseconden één punt achter. In de laatste time-out probeerde Quintens vader Arjen uit te leggen hoe alle spelers moesten bewegen, zodat zijn zoon uiteindelijk het winnende schot kon maken.
Post (links) in duel met Memphis Grizzlies-speler Zach Edey. Foto Jeff Chiu/AP
De uitleg was lastig te volgen, Quinten Post stapte per ongeluk over de zijlijn en Hoofddorp won de wedstrijd. Post: „Ik was in tranen, maar het blijft een van de mooiste wedstrijden die ik ooit heb gespeeld.”
YouTube-video
Nadat Quinten Post in 2018 met weinig inspanning zijn havodiploma had gehaald én met Apollo Nederlands kampioen in de leeftijdscategorie onder-18 was geworden, leek een basketbalcarrière hem aantrekkelijker dan een studie. Maar hoe kom je in het buitenland terecht, als vrijwel niemand je kent?
Zijn vader bracht uitkomst. Die had met zijn mobiele telefoon een aantal wedstrijden gefilmd, die door Quintens jongste zus (voor 5 euro) aan elkaar werden gemonteerd tot een YouTube-filmpje met hoogtepunten. Het is nog steeds online te vinden. Alba Berlijn, dat speelt op het hoogste Europese niveau, leek Arjen Post wel een goeie club. Daar zou Quinten het vrije DED-basketbal kunnen spelen dat hem het beste paste, dacht hij. Daarom had hij de coach van het jeugdteam een bericht via Facebook gestuurd, met een link naar het YouTube-filmpje. „Mijn zoon Quinten is een getalenteerde en veelzijdige basketballer”, schreef hij. „Hij is lang en sterk, maar niet heel zwaar. Zou Quinten iets voor Alba kunnen zijn?”
Vader en zoon Post mochten langskomen voor een proeftraining waar Quinten indruk maakte. Het leverde hem een stage op, waarbij Alba een klein appartement verzorgde, een aantal maaltijden per dag en een ov-kaart. Hij mocht trainen zoveel als hij wilde en in het tweede team spelen. Via zijn (groot)ouders, ooms en tantes regelde hij een maandelijkse toelage van in totaal 550 euro en vertrok naar Berlijn.
Een jonge Quinten Post wordt door zijn vader richting de basket getild.Foto privé-archief
Het jaar daarna was er opeens belangstelling, vanuit Europa, én Amerika. De invloedrijke Servische spelersmakelaar Misko Raznatovic trakteerde Quinten en zijn vader in Belgrado op een copieus diner in een restaurant dat speciaal voor hen de deuren opende, Barcelona wilde praten – en drie Amerikaanse universiteiten boden hem een sportbeurs en plek in hun team aan. Zijn vader was een voorstander van Europa, maar Quinten koos voor Mississippi State University.
„Het was de eerste keer dat ik zelf de beslissing nam, en die pakte verkeerd uit,” zegt hij in de ontbijttent in San Francisco. „Er speelde daar een jongen die exact net zo oud was als ik, maar veel sterker en meer dan twintig kilo zwaarder. Die beukte me zo opzij. Ik mocht dat jaar vaak niet eens meetrainen. Wel vroeg de coach me dagelijks hoeveel ik woog.”
In plaats van op het veld bracht Post het jaar door in het krachthonk en in de mensa, waar hij drie keer per dag gefrituurde kip en vis at. Hij werd snel zwaarder en sterker, maar kon in zijn tweede jaar nog steeds niet tegen de krachtpatsers in zijn team op. Maar toen legde Covid de competitie stil en vertrokken al zijn teamgenoten naar huis. Zijn coach stelde nog voor dat hij in zijn eentje Mississippi zou blijven. Hij zou de sleutel van de hal krijgen en de gehele lockdown door kunnen trainen.
Post vertrok toch, terug naar Amsterdam. Met DED, het team van zijn vader, speelde hij tijdens de eerste coronazomer op buitenbasketbalveldjes – alle sporthallen waren dicht. En hij besloot van school te wisselen. De enige goed aangeschreven school die zich meldde voor een transfer was Boston College, dat een dramatisch basketbalseizoen achter de rug had en op zoek was naar een nieuwe lange man.
In Boston viel alles op zijn plek, zegt Post. „Weer dat butterflyeffect. Ik was sterk geworden in Mississippi en durfde als in Amsterdam geschoolde basketballer vrijuit te spelen. Wat ook hielp: ze hadden me echt nodig in Boston.”
In de drie jaar daarna groeide Quinten Post – inmiddels liefkozend ‘QP’ genoemd – uit tot een onverwachte sensatie. In het seizoen 2022-2023 werd hij onder meer uitgekozen tot ‘meest verbeterde’ speler in de Atlantic Coast Conference, de sterke divisie van de basketbalcompetitie waarin hij met zijn team uitkwam.
Foto Mike Kai Chen Foto Mike Kai Chen
In 2024 schreef hij zich in voor de draft, de jaarlijkse vleeskeuring van nieuwe talenten voor de NBA. Terwijl hij bij zijn vriendin – een tennisster die net als hij in Boston studeerde – in Puerto Rico verbleef, zag hij live op tv hoe hij als 52ste werd gekozen. Door de Golden State Warriors, het team van ster Steph Curry.
Waarde van de Warriors
Alleen doorgewinterde fans verwachten dat Post en de Golden State Warriors dit jaar NBA-kampioen worden, maar de eerste plek op de ranglijst van de ‘most valuable’ basketbalploegen ter wereld kan het team niet meer ontgaan. In februari van dit jaar becijferde de Amerikaanse zakenzender CNBC de waarde van de Warriors op 9,4 miljard dollar (ongeveer 8,3 miljard euro). Ter vergelijking: Real Madrid, de meest voetbalploeg met de hoogste martktwaarde ter wereld, is volgens een schatting uit 2024 zo’n 6,6 miljard dollar waard.
In Chase Center, eigendom van de Warriors, is alles duur. De ruim 18 duizend zitplaatsen zijn al 560 wedstrijden op rij uitverkocht. De goedkoopste kaartjes voor de play-off wedstrijden, tegen het dak van het stadion, kosten zo’n 270 dollar. Vlak bij het veld: een paar duizend dollar. Een glas bier kost zo’n 20 dollar, het wedstrijdshirt met Steph Curry achterop – dat het gros van de fans draagt – 150 dollar.
Het zakelijke succes stopt niet bij de stadsgrenzen. Mede dankzij een Chinese website, op China gerichte mediacampagnes en sponsordeals telt de ploeg meer dan 50 miljoen Chinese fans en volgers op sociale media. Tijdens thuiswedstrijden doen acht Chinese journalisten vanuit het mediavak op de tribune tegelijkertijd verslag, voor nieuwswebsites, tv, en voor KuaiShou – een Chinese concurrent van streamingwebsite TikTok, sinds 2021 de „officiële Chinese kortevideopartner van de NBA”. Een Chinese fotograaf volgt de hele wedstrijd lang de voeten van Steph Curry – voor een schoenencampagne van de Warriors-ster op Instagram.
Foto privé-archief
De commercie rond Quinten Post staat nog in de kinderschoenen. Een Warriors-shirt met zijn naam erop is niet te koop bij de winkels rond Chase Center. De Nederlander is nog te veel „een eerstejaars” – zegt een van de verkoopsters. Ook zijn salaris, het NBA-minimumloon van 1.157.153 dollar (ongeveer een miljoen euro), verbleekt bij dat van Curry. Die verdient dit seizoen bij de Warriors bijna 56 miljoen dollar en is daarmee de bestbetaalde NBA-speler.
Vandaar ook dat Post er kleine klusjes bij doet. Een uurtje taartjes bakken met jonge fans, een benefietdiner bijwonen – zijn aanwezigheid blijkt opeens geld waard. Idem voor de gesigneerde en geplastificeerde Panini -verzamelkaarten met zijn foto en handtekening, die een gewild verzamelobject moeten worden. Hij heeft zijn zaakwaarnemers beloofd er dit jaar 45 duizend te signeren, per handtekening ontvangt hij een paar dollar.
Het debuut van Quinten Post in de NBA was terloops, onopvallend – voor zover dat mogelijk is in de grootste basketbalcompetitie ter wereld. De eerste maanden van dit seizoen was hij actief voor de Santa Cruz Warriors, het tweede team, dat op zo’n honderd kilometer van San Francisco zijn thuiswedstrijden speelt.
In Santa Cruz ging Post, na een aarzelende start, steeds beter spelen. Mede door de matige prestaties van het eerste team mocht hij in december voor het eerst een paar minuten meespelen in San Francisco. Een paar weken later schoot hij in een wedstrijd tegen de Chicago Bulls in het Chase Center opeens vijf driepunters raak en scoorde hij in totaal twintig punten. Sindsdien is hij een vaste waarde, speelt hij elke wedstrijd zo’n vijftien tot twintig minuten en heeft hij zich bewezen als een van de beste eerstejaars driepuntschutters van de NBA.
Onverwachte doorbraak
Zijn coach Steve Kerr zegt dat de doorbraak van de Amsterdammer „een gamechanger” is geweest dit seizoen. „We waren jarenlang op zoek naar een lange man zoals hij. Hij speelt fantastisch, veel beter dan we verwacht hadden in zijn eerste jaar.”
„Een van mijn taken is het veld breed houden”, zegt Post begin april na afloop van de verloren thuiswedstrijd tegen de Houston Rockets. Hij zit in de Harmonic Brewing Thrive City, een brouwerijcafé tegenover het stadion. Het is al na sluitingstijd, maar omdat er een speler van de Warriors binnen is, worden de openingstijden opgerekt. „Ik ben lang en tegenstanders weten inmiddels dat ik goed kan schieten. Als ik de bal niet krijg, sta ik in de hoek en maak ik daarmee ruimte voor Stephen Curry.”
Aangezien het team draait om acties van Curry, kan het gebeuren dat Post minutenlang niet betrokken wordt in de aanval van de Warriors. Hij ziet dat ook, zegt hij in het biercafé, maar het doet hem niets. Dat hij hier speelt, met de beste spelers ter wereld in de sterkste competitie ter wereld, voelt nog steeds onwerkelijk.
„Mijn vader belt me vaak, en zegt dan: speel toch meer zoals je deed toen je met DED meetrainde. Je kunt acties maken, schieten, dribbelen, alles. Maar mijn ego zit me niet in de weg. Als de coach wil dat ik in de hoek ga staan zodat Curry meer ruimte krijgt, dan doe ik dat met liefde. Mijn tijd komt nog wel.”
Na een toernooi in coronatijd. Tweede van links: NRC-redacteur Merijn RengersFoto privé-archief
Mondriaans latere werk is Nederland vanuit de lucht. Zijn obsessie met orde en evenwicht, de „harmonie van gescheiden vakken”, zoals een Britse schrijver het eens noemde, raakt het wezen ervan.
Jacqueline Midavaine (1941), de eerste vrouwelijke luchtfotograaf van Nederland, zag het ook vaak door de zoeker van haar camera, krappe bochtjes draaiend in een vliegtuigje boven de eilanden en zeearmen van de Zeeuwse delta. Ruilverkaveling, industrialisering, wegenbouw en boven alles de Deltawerken ordenden Zeeland opnieuw. Een land van paard en wagen, van veerboten, van oude kreken en meidoornhagen, werd na de Watersnoodramp van 1953 strakgetrokken langs een liniaal.
Foto’s Jacqueline Midavaine
Maar ook daarvoor al was Mondriaan er. Zie de lang verlaten oesterputten in het oostelijkste deel van de Oosterschelde, waarvan de rechthoekige contouren alleen bij het laagste laag water nog zichtbaar worden. En alleen vanuit de lucht. „Dan liet ik de piloot daar speciaal langs vliegen”, zegt Midavaine. „Ik heb toen veel plezier beleefd aan die manier van kijken. Wat ik deed was ‘maar’ fotografie, dat telde niet echt mee, maar nu wordt het gewaardeerd.”
Net van school – het was 1960 – begon ze bij Persburo Slagboom in Vlissingen, gerund door Anton Slagboom, die haar man zou worden. Slagboom leverde ook aan het ANP, zoals foto’s van de vele scheepsstrandingen op de Westerschelde. Die foto’s, vaak nog nat van de doka, bracht ze op de scooter naar het station om ze met een ‘treinbrief’ mee te geven naar Amsterdam.
Al snel kwam Midavaine op het idee om een vliegtuigje te huren, om sneller ter plekke te zijn en spannender beelden te maken. Luchtfotografie werd tot dan toe alleen door militairen beoefend. Na een tijdje kwam er een eigen Cessna 180, een eenmotorige hoogdekker, „zodat de vleugel de fotograaf niet in de weg zat”. Slagboom was intussen Slagboom en Peeters Luchtfotografie geworden, thuisbasis vliegveld Midden-Zeeland in Arnemuiden. Die Peeters was enige tijd hun vaste piloot. Zijn naam, die Vlaams genoeg klonk, werd voor spek en bonen toegevoegd met het oog op de Belgische markt. Het bedrijf bestaat nog steeds en heeft nu Teuge als honk.
Tienduizenden luchtfoto’s heeft Jacqueline Midavaine sindsdien gemaakt in heel Nederland en daarbuiten, nieuwsfotografie, opdrachten en foto’s van wat haar onderweg naar een klus interessant leek. Een zandbank die werd opgespoten, een kabelbaan die grote stenen in zee stort, een eerste ijle pijler van beton. Zo kunnen we nu de geboorte zien van de dammen in het Veerse Gat, de Grevelingen, de stormvloedkering in de Oosterschelde, en het begin van de Zeelandbrug, nog steeds de mooiste brug van Nederland.
Het Zeeuws Archief is begonnen al die negatieven te digitaliseren. Ter gelegenheid daarvan heeft Midavaines dochter, beeldend kunstenaar Antoinette Nausikaä, een selectie gemaakt uit de Zeeuwse foto’s uit de jaren 1960-1970. Je ziet Middelburg uit zijn vestingwallen breken, de nieuwe havens in de kreken van het Sloe uitgebaggerd worden, we kijken bij de kerncentrale van Borssele recht van boven naar binnen, net voordat de glanzende schedel er overheen ging.
Ze heeft ook mensen gefotografeerd, maar die staan niet in dit boekje. Noch de ergernis over het verlies en de vernielingen die de prijs van de efficiency waren, de „verbeelding van de ingenieurs”, zoals Kees Slager het noemt in een begeleidend essay. Daarvoor vloog ze gelukkig te hoog. Dit is het landschap van een grillige en geometrische, nog steeds mysterieuze schoonheid in zwart-wit, dat mensenhanden en de zee hebben geboetseerd.
Terwijl niemand in de buurt is, praat ik soms hardop tegen mijn radio of televisie. „Neehee”, „wat?!”, „Jezus”, „dit ga je niet menen.” Het gebeurde me de afgelopen twee woensdagen.
Deze week zat Reinder Rustema bij radioprogramma Dit is de Dag. Hij is medeoprichter van Ik ben Autovrij, een belangenvereniging voor mensen zonder auto. Dat is geen gek idee, want een kwart van de Nederlandse huishoudens bezit geen auto. Volgens Rustema wordt die groep te vaak genegeerd bij allerlei beleidskeuzes. Er is nog wel wat werk aan de winkel, want de ANWB heeft vijf miljoen leden en hij 47.
Autonormativiteit, zoals Rustema het noemt, is een interessant onderwerp omdat het vragen oproept over iets wat vanzelfsprekend voelt. Jesse Frederik rekende namens De Correspondent eens voor dat parkeren in Nederland schandalig goedkoop is: „Ik wil al een tijdje een moestuintje aan de Herengracht. […] En ik ben best bereid daarvoor te betalen: 44 euro per maand lijkt me redelijk.” Dat is de prijs van een parkeervergunning op die plek en dus vervolgt Frederik: „In Nederland is het een godgegeven recht om een stilstaand stuk metaal voor bijna niks op de kostbaarste vierkante meters van ’s lands publieke ruimte te deponeren.”
De auto wordt steeds dominanter en dat gaat ten koste van leefbaarheid, veiligheid en milieu. Daar komt nog bij dat met name streekvervoer door marktwerking onder druk komt te staan. Trajecten met relatief weinig passagiers zijn niet rendabel en worden opgeheven. Mensen zonder auto zijn dan de dupe.
Ik neem even de ruimte om het punt van Rustema te maken, want op de radio kreeg hij geen enkele kans. Het begon al met de stelling van het gesprek: een vereniging voor mensen zonder auto, hebben we dat wel nodig? Geen stelling over de dwingende rol van de auto in onze maatschappij of iets dergelijks, nee: heeft die club van jou eigenlijk wel bestaansrecht?
Om daar antwoord op te vinden was Frank Jacobs uitgenodigd, journalist bij Autoweek, wat zal die toch vinden? Nou, hij vond het maar vreemd, een belangenvereniging voor mensen die iets niet hebben. Jacobs zal raar opkijken als hij hoort over verenigingen voor daklozen, nudisten en ongedocumenteerden, maar presentator Margje Fikse vond het een valide argument. Verkeerspsycholoog Gerard Tertoolen werd telefonisch ingevlogen, die sloot zich onmiddellijk aan bij Jacobs en voegde daaraan toe dat het „risico van dit soort clubjes […] is dat ze heel vaak het wij-zij-denken bevorderen”. Het was ontluisterende radio. Het hielp niet dat Rustema zelf niet erg rap van tong is, maar ik vraag me af hoeveel mensen wel staande waren gebleven in deze fuik van afwijzing en desinteresse.
De ANWB heeft vijf miljoen leden, Ik ben Autovrij 47
Staatssecretaris Vincent Karremans van Jeugd, Preventie en Sport (VVD) in elk geval wel. Hij was een woensdag eerder te gast bij Bar Laat om zijn boek Student entrepreneur te verkopen. De man is soepel, dat zie je meteen, maar voor de zekerheid was er ter introductie een flitsend gemonteerd filmpje waar het succes werkelijk uitspoot; het voelde niet eens onlogisch dat het eindigde met Karremans, imposant ontbloot bovenlijf (crossfit is zijn dingetje), op een paard. Jeroen Pauw was betoverd, Karremans is de zoon die hij nooit heeft gehad.
Karremans zat er in de week dat zijn kabinet goedkoop sporten voor studenten verbood, de onderwijskansregeling voor kwetsbare kinderen afschaft en hervorming voor het kinderopvangstelsel uitstelt. Reden genoeg om de man die gaat over jeugd, preventie en sport daar eens naar te vragen, maar er was duidelijk afgesproken dat het daar niet over mocht gaan. Karremans wilde alleen praten over hoe hij in zijn studententijd een uitzendbureau voor studenten begon, dat ondernemen supermooi is en dat hij alle studenten aanraadt hetzelfde te doen. Want „wat heb je te verliezen?”, vroeg de voormalig voorzitter van het Rotterdamsch Studenten Corps zich hardop af.
Een politicus die verbiedt hem iets te vragen over zijn verantwoordelijkheid in de afbraak van zijn beleidsterreinen wordt twaalf minuten lang in de watten gelegd, een burger zonder invloed die aandacht vraagt voor zijn perspectief, wordt met pek en veren de studio uitgejaagd. Het is eigenlijk gek als je daarvan niet tegen apparaten gaat praten.