‘Ik ben 82. Waarom zou ik nog liegen?’

Elke Heidenreich (82) is in Duitsland sinds kort een popster, zegt ze zelf. Haar boek Ouder worden, in het Nederland verschenen in de vertaling van Marten de Vries, staat al 50 weken op de bestsellerlijst van Der Spiegel. Daarmee lijkt ze de memoires van Angela Merkel te gaan verslaan.

Ouder worden is een korte, toegankelijke meditatie over de laatste levensfase van de westerse mens in het algemeen en die van Elke Heidenreich in het bijzonder.

Haar boek is opgebouwd als een verzameling citaten uit de wereldliteratuur en de filosofie die aan elkaar worden gepraat met kort en langere uitweidingen – de wereldliteratuur en de filosofie als bonte avond, ja zo word je ouder.

Je kunt ook zeggen dat het boek een uitnodiging is om verder te lezen. Wat uitstekend bij Heidenreich past, jarenlang had ze een invloedrijk literatuurprogramma op de Duitse televisie, tot ze werd ontslagen omdat ze haar bazen ‘cultuurbarbaren’ had genoemd. Op de Zwitserse televisie is ze nog steeds betrokken bij een literatuurprogramma, Duitse beledigingen spelen in Zwitserland geen doorslaggevende rol.

„Iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn”, staat op de kaft van de Duitse editie. De angst voor het verval heeft de angst voor de dood vervangen.

Overigens is Ouder worden niet het grootste succes van Heidenreich, dat is tot nu toe het boek Nero Corleone, een kattenverhaal uit 1995 waarvan wereldwijd ongeveer anderhalf miljoen exemplaren zijn verkocht. De westerling heeft twee obsessies: katten en het eigen verval.

Recent schreef de Duitse filosoof Rüdiger Safranski (80) dat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog nog maar één echte ambitie had: Zwitserland worden. Ik denk dat die uitspraak voor heel West-Europa geldt: de huisdieren beschermen en je terugtrekken uit de politiek, uit de geschiedenis, in de eigen kapotte knie, de nieuwe heup, in de angst voor prostaatkanker.

Daarom vond ik Ouder worden ondanks en dankzij de lichtheid een belangrijk boek en besloot ik een blurb te geven voor de Nederlandse uitgave. Heidenreich probeert het ouder wordende lichaam in te bedden in een traditie van lichamen die over zichzelf en het eigen verval hebben nagedacht. Reden ook om Heidenreich op Eerste Paasdag op te zoeken in haar huis in Keulen-Zuid. Ze ontvangt me met Italiaanse cake (Panetone), koffie en mineraalwater. Haar hond Toni, twee jaar oud, springt tegen me op, maar ze zegt: „Nee, Tony, dat oompje wil niet met je spelen.”

We hebben elkaar weleens ontmoet op een feest in Zürich, daarom tutoyeren we elkaar en ben ik voor haar hond oompje Arnon.

Je schrijft aan het begin van je boek dat je je leven lang te veel gerookt, te veel gedronken hebt, dat je weinig talent voor seksuele trouw bezit en daarom ook niet bijster geschikt bent voor het huwelijk. Een aardige manier om een boek over ouder worden te beginnen.

„Waarom nog liegen? Er zijn altijd hartstochten, soms geef je eraan toe. Het leven bestaat voor een deel uit vergissingen. Als je niet tegen vergissingen kan, kun je misschien niet tegen het leven?

„Daar komt bij dat ik nooit een dringende kinderwens had. Misschien ook omdat mijn moeder geen kinderwens had. Ze zei altijd tegen mij: ‘Ik wilde geen kind.’ Ze zei ook vaak: ‘Jij hebt mijn leven kapotgemaakt.’ Als je dat hoort dan weet je genoeg.

„Het is een ander leven, zonder nageslacht. Anderen hebben Kerst, familiefeesten, ik ben alleen en dat is prima.”

Maar je schrijft dat je een hekel hebt aan die feesten.

„Als ik eenmaal op het feestje ben is het meestal oké.”

Je boek is een verzameling uitgekiend gekozen citaten, die…

„Die citaten… Je hebt in Duitsland een journalist, een literair criticus, Denis Scheck, en sinds de verschijning is hij bezig dit boek omlaag te halen. Hij zegt, ‘Dit is een verschrikkelijk boek, Elke heeft geen enkel idee, ze heeft alleen citaten.’ Armzalig van Denis, maar het maakt me niets uit. Vroeger was dat anders. De eerste recensies die je krijgt, die kunnen ongelooflijk pijn doen, of dat je juist denkt, oh mijn god, ik ben de grootste op aarde, oh jee oh jee, wat nu. Dan volgt de fase dat de recensies je niet onverschillig laten maar het verschil tussen ergernis en vreugde is weggevallen.

„Natuurlijk, ik citeer veel, ik wil laten zien dat dit een thema is dat de mensen al lang bezighoudt, sinds Seneca. Lees verder, zeg ik tegen de lezers, jullie zullen jullie liefde, jullie ziekte, jullie ouderdom, jullie eenzaamheid in die boeken vinden, daarvoor zijn wij schrijvers op deze wereld, dat de mensen zichzelf in boeken kunnen ontdekken.”

Niet herkennen, maar ontdekken. Je treedt de ouderdom met het wapen van de humor tegemoet, zoals in de passage over rimpels.

„Ik ben 82 en ik heb geen rimpels. Maar dat ik schreef dat je je gezicht alleen met koud water moet wassen was een grapje. We waren arm. Ik had helemaal geen warm water. Een keer per week mocht ik bij de buren in de keuken een warm bad nemen.”

Gaat dit boek over de ouder wordende mens of de ouder wordende vrouw?

„Mannen hebben het moeilijker met ouder worden. Zij zijn eenzamer. Vrouwen hebben meer vrienden, bekommeren zich beter om elkaar. Mannen geven elkaar geen cadeautjes voor hun verjaardag, vrouwen wel. En vrouwen kunnen beter een huishouden voeren. Mijn Aurel kan amper koken. Mannen zijn onbeholpen en afhankelijker dan vrouwen. Aurel was 35, ik 63 toen we elkaar ontmoetten. Ik had net een heftige liefde achter de rug, mijn hart was gebroken. Aurel werd ontzettend verliefd op me, ik niet op hem. Hij was niet mijn type. Maar ik dacht, ik ben nu 63, dit is waarschijnlijk mijn laatste affaire. Deze neem ik nog mee.

„En toen werd het meer dan dat, omdat ik zag hoe afhankelijk hij was, hij was depressief en getalenteerd, niet in staat om met zijn talent iets te doen. En toen heb ik me verantwoordelijk voor hem gevoeld, ik dacht, deze kan ik niet gebruiken en afserveren. Dat gaat niet. Nu zijn we al negentien jaar samen.

„Het leeftijdsverschil speelt geen rol. Ik ben sneller: ik loop sneller, ik praat sneller. Ik ben monterder dan hij. Aurel is langzaam.”

Het gebrek aan verliefdheid was voor jou geen probleem.

„Ik dacht: een aardige kerel. Meer niet. Op een avond bleef hij maar bij me, en toen besefte ik, die gaat niet meer weg. We waren dronken. Maar ik dacht, ik ben te oud om nog moeilijk te doen in de slaapkamer. Daarom heb ik me uitgekleed in de woonkamer en heb ik gezegd, ‘Aurel, dit is wat je krijgt.’ Toen zei hij, ‘dit is wat ik hebben wil.’

„Het is nooit een grote hartstocht geworden, dat weet hij, maar ik ben graag met hem samen. We hebben twee woningen, want hier past geen vleugel en hij heeft een vleugel nodig. Aurel is pianist. Ik ben altijd blij als hij weer drie dagen weg is, maar als hij terugkomt ben ik ook blij.”

Wat moet een mens doen om hartstocht in je op te wekken? Aurel is dat kennelijk niet gelukt.

„Oh Jezus, Arnon, moet ik dat gaan uitleggen? Jij hebt toch ook vast weleens hartstocht in mensen opgewekt? Op elke leeftijd is het wat anders. Als je jong bent gaat het om seks. Kijk, Aurel heeft een aantal dingen waarmee ik me niet kan verzoenen; zijn luiheid, hij zinkt steeds weer weg in zijn eigen moeras, hij verspilt zijn talent, dagenlang doet hij niets, hij vecht niet, en dan denk ik: hoe moet ik in vuur en vlam staan voor zo’n man? Maar aan de andere kant is hij een goed mens, en we houden elkaars hand vast voor we in slaap vallen en elke ochtend bij het wakker worden zegt hij: goedemorgen, mijn kleine meisje. En we treden samen op, op de bühne passen we eigenlijk het beste bij elkaar.”

Op je 82ste speelt verliefdheid geen rol meer, kunnen we dat concluderen?

„Oh maar ik ben verliefd, erg verliefd, maar platonisch, op een man in Zürich. Ik ga vaak naar Zürich, dan praten we drie uur en de volgende dag ga ik weer terug.”

Laten we het over Natalia Ginzburg hebben, de Italiaanse schrijver, je citeert haar: ‘Het eerste wat bij vrouwen oud wordt, is hun hals. Op een dag zien ze in de spiegel een hals vol rimpels. “Hoe kan dat zo ineens?” zeggen ze en ze bedoelen: “Hoe kan dat zo ineens bij mij?”’ Die laconieke toon, die delen jullie.

„Je gaat het warenhuis in, je ziet jezelf op de roltrap, in de spiegel, en je denkt, mijn god. Ken je dat? Ik zag er toch leuk uit vanochtend, denk je, ik ging toch naar het warenhuis om een nieuwe jurk te kopen, en dan zie je je in de spiegel op de roltrap en dan denk je, nee deze heeft geen nieuwe jurk meer nodig. En dan ga je naar huis.

„Weet je, ik was nooit een mooi meisje naar wie de mensen zich omdraaiden. Toen ik jong was had ik een vriendin, die was prachtig, iedereen wilde haar. We waren 17, 18. Maar na zes, zeven weken kwamen ze naar mij.

„Volgens mij ben ik een goede vriendin. Aan al mijn affaires heb ik vrienden overgehouden omdat het belangrijke mensen voor me waren die je niet als oude kleren wegdoet. Ik ben niet bitter.

„Dat is een deel van het succes van het boek. Dat ik tegen de lezer zeg: jullie denken, oh we zijn verdroogd en we hebben last van onze knieën, maar dat hadden jullie ook al toen jullie 18 waren, toen jullie 30 waren. Jullie zijn altijd ontevreden geweest.”

Een ander citaat, van Jean Paul, de Duitse schrijver uit de 19de eeuw: ‘Zodra we met leven beginnen, schiet het lot daarboven de doodspijl af, vanuit de eeuwigheid.’

„Soms denk ik dat ik de pijl hoor en dan denk ik: nog even. Ik heb wel een voorstelling van het sterven, dan lig ik in mijn net opgemaakte bed en zeg ik tegen de dood: dood, nog een laatste keer ademen, en de dood zegt: nee. Dat is toch een mooie fantasie.

„En dan ben ik dood en dan gaat mijn vriendin Leonie voor de open haard zitten en verbrandt huilend mijn dagboeken.

„Dagboeken schreef ik om dingen te onthouden. Vroeger als ik op reis ging hield ik dagboeken bij om niets te vergeten. Ik was nooit een strandreiziger. Ik ga alleen naar steden: Palermo, Beiroet, Havanna, ik blijf vijf dagen, ga drie keer naar de opera en ga weer naar huis. Ik reis graag alleen.”

Niet ongevaarlijk om alleen te reizen voor iemand die weet dat het leven uit vergissingen bestaat.

„Niet iedereen hoeft alles te weten. Soms beleef je een avond de liefde met iemand waarvan je niet eens weet hoe die heet. Ook mooi. Het leven is geen generale repetitie. Er komt niets na.”

Tot slot, de Franse schrijver Colette en de jonge mannen.

„De jonge mannen. Ik zie ze soms lopen. Fantastisch. Maar voor mij verloren, ik zou me toch belachelijk maken als ik moeite voor hen zou doen. Ik wil het ook niet meer echt, hoewel ik wel moedig ben. Jaloezie en nijd zijn uit mijn leven geglipt. Ik deelde eens een tijd dezelfde minnaar met een goede vriendin, zonder dat ik het wist. Op een gegeven moment bekende ze het me en ik zei ‘Ach, jij ook al?’ Hij was natuurlijk een musicus.”

Wat is er zo sexy aan musici?

„De muziek. Maar Colette, je wilde het over Colette hebben. Chéri en Het einde van Chéri zijn ongelooflijke boeken. Een oudere vrouw. Een jonge minnaar. Hij had van haar gehouden, zij heeft hem alles geleerd, ze was ook een mooie vrouw, hij was haar laatste minnaar, als hij vertrekt laat ze zich gaan, ze verzorgt zichzelf niet meer. Ik probeer me te blijven verzorgen. En zij, Léa, denkt: waarom nog?

„En dan staat hij weer voor haar deur. Hij ziet hoe ze oud is geworden. En hij kan niet leven met de verwoesting van zijn illusie. Hij schiet een kogel door zijn hoofd. Het boek is tegen hem, niet tegen haar. Zij, Léa, is gelukkig 90 geworden. Mannen breken sneller als de illusie weg is, mannen zijn het zwakkere geslacht.

„De tijd bestaat niet voor de liefde, schreef Julien Green, toen was hij al diep in de negentig. Voor seks ja, voor liefde nee. Hartstocht pijnigt. De angst om jezelf belachelijk te maken. Ja, Colette is geniaal.

„Nu gaan we rosé drinken, een lichte rosé, een zomerwijn. En mijn glaasjes zijn klein. Van zulke glaasjes word je niet dronken.”