Een verbod op procederen bij de rechter, kan dat?

De zaak

„Op tien treinminuten van Amsterdam, dichtbij ’t Gooi én bij de Vecht.” Zo prijzen de projectontwikkelaars Weespersluis aan, een nieuwe woonwijk met parken, waterpartijen en natuur, tussen Weesp en Muiden. Zo’n 2.750 woningen moeten er komen, waarvan een deel al is gebouwd.

Maar het project loopt vertraging op. Jarenlang is er via tientallen procedures tegen geprotesteerd. Steeds door één volhardende partij: de lokale Stichting Flora en Fauna Bescherming, bestuurd door een echtpaar uit Weesp.

Een van die procedures gaat over de vergunningen voor 162 woningen. De stichting stelt bij de bestuursrechter dat niet aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan, omdat de groenvoorzieningen nog niet zijn aangelegd.

Projectontwikkelaars en woningkopers komen dan met zwaar geschut. In een kort geding eisen ze bij de civiele rechter dat de stichting het beroep bij de bestuursrechter intrekt. Dat is nogal wat; het is een fundamenteel recht om naar de rechter te stappen.

De uitkomst is het begin van een juridische rollercoaster. Het verbod komt er, maar in hoger beroep gaat het onderuit. De advocaat-generaal die de Hoge Raad adviseert, kijkt er weer anders naar dan het gerechtshof. En dan is de grote vraag: wat gaat de Hoge Raad zélf doen?


Lees ook

De sancties botsten met de kerkregels

Noor Bronstring

De uitspraak: geen procedeerverbod

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het gerechtshof en ziet twee belangrijke redenen om niet van misbruik van procesrecht uit te gaan: het beroep is niet bij voorbaat kansloos en leidt evenmin tot onevenredige schade voor de projectontwikkelaars en woningkopers. Wel neemt de Hoge Raad aan dat de gevolgen voor de woningkopers groot zijn. De geldigheid van de koop-/aannemingsovereenkomsten en de hypotheekoffertes hangt af van het onherroepelijk worden van de vergunning binnen een termijn die vanwege het beroep onhaalbaar is. De gestegen hypotheekrente zou de woning voor sommige kopers te duur of zelfs onbetaalbaar maken, met grote impact op hun gezinsleven. Maar procederen is een grondrecht, benadrukt de Hoge Raad. Zeker in het bestuursrecht, waar de burger tegenover de overheid staat, is toegang tot de rechter essentieel. En onzekerheid over het moment waarop vergunningen onherroepelijk worden, hoort er volgens de Hoge Raad nu eenmaal bij.

Commentaar

„In ons vakgebied zaten we al een tijdje uit te kijken naar wat de Hoge Raad zou doen”, vertelt Maaike de Wit. Als vastgoedadvocaat bij Straatman Koster staat zij projectontwikkelaars, corporaties en gemeenten bij. De Wit: „De laatste jaren lijkt vaker een nieuwe groep bezwaarmakers te procederen, die zonder enige kans van slagen of met de verkeerde motieven, protest aantekent. Bijvoorbeeld mensen die boos zijn op de gemeente of op geld uit zijn.”

Een bijzondere kwestie in Rotterdam waarover regionale omroep Rijnmond vorig jaar berichtte, illustreert hoeveel geld procederen kan opleveren. Een omwonende stond op tegen de bouw van een woontoren op de Müllerpier. Toen de wanhoop dusdanig groot was dat de projectontwikkelaar 300.000 euro bood en de woningkopers 100.000 euro bij elkaar wisten te leggen, trok de omwonende het beroep in.

De Wit: „Deze groep bezwaarmakers zorgt voor vertraging, schade en grote frustraties bij projectontwikkelaars, corporaties en woningzoekenden. Dus toen Flora en Fauna Bescherming in eerste instantie een procedeerverbod kreeg opgelegd wegens misbruik van procesrecht, gaf dat een sprankje hoop.”

Dat het verbod uiteindelijk geen stand hield, kan De Wit deels begrijpen: „Het gaat om een grondrecht, dus legt de Hoge Raad de lat voor een procedeerverbod terecht hoog. In dit geval is niet gebleken dat de stichting op geld uit was, of andere verkeerde motieven had. In zoverre was er dus geen misbruik van procesrecht.”

Waar De Wit wel moeite mee heeft, is dat de stichting een goed alternatief had. Een verzoek bij de gemeente om de vergunningen te handhaven en zo de aanleg van de groenvoorzieningen af te dwingen, zou de beroepsprocedure tegen de vergunningen overbodig hebben gemaakt. Zonder vertraging, schade en gedoe voor de woningkopers. De Wit: „Als er twee procedures mogelijk zijn om je doel te bereiken, zou je wat mij betreft de procedure moeten kiezen die andere betrokken partijen de minste schade oplevert.”

Dat bezwaar maken laagdrempelig is, is op zich goed, vindt De Wit. Al is de balans een beetje zoek: „Tegen een vergunning procederen kost relatief weinig tijd en geld. Een bezwaarmaker kan met een paar muisklikken gratis een bezwaarschrift indienen. En een gang naar de bestuursrechter is niet duur. De beoordeling komt pas later, dus ook kansloze procedures glippen erdoorheen. De lange doorlooptijden in het bestuursrecht kunnen vervolgens tot jarenlange vertraging leiden met alle gevolgen van dien voor woningzoekenden, ontwikkelaars, corporaties en gemeenten. Zeker in de huidige woningcrisis. Daar zou de wetgever beter naar moeten kijken.”

Uitspraak: Hoge Raad, 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:560