Johan Goossens doet zijn uiterste best om normaal mensengedrag na te doen

Het leven van cabaretier Johan Goossens zie je een beetje voor je als een natte zandbak in november. Het heeft wat treurigs, maar als je het wílt zien, heeft het tegelijkertijd iets komisch. In elk geval: er wringt iets. Zelf omschrijft Goossens zich ergens in zijn nieuwste voorstelling als een „kleinzielig, neurotisch wezen gevangen in het lichaam van een amicale gast”.

Hij wil graag de persoon zijn bij wie buitenlandse vrienden altijd terecht kunnen: „Blijven jullie tien dagen langer? Nou, gezellig toch!” De realiteit is dat de lol er snel af is zodra „een vriend een keukenkastje opentrekt op een manier dat ik denk: zou je dat niet eerst even vragen?”

In eerdere voorstellingen vertelde Goossens (42) onder meer over zijn werk als leraar Nederlands. Inmiddels is hij al een tijdje docent-af, maar in het vermakelijke Het volle leven leren we dat hij nu zelf in opleiding is. Zijn eigen ervaringen bij een haptotherapeut waren dusdanig positief dat hij besloot tot een opleiding voor deze therapie waarbij aanrakingen je gevoelsleven inzichtelijker kunnen maken.

Bij Goossens was dat nodig. Gevoelens ging hij vaak te lijf met witte wijn, terwijl seks de makkelijkste manier was om contact te maken: „Minder benauwend dan een relatie, minder stressvol dan familie, minder eng dan vriendschap en minder gênant dan een gesprek bij de bakker.” In zijn negende voorstelling vertelt hij over zijn geploeter met de dagelijkse dingen. Is hij eigenlijk wel sociaal? Ja, hij heeft sociale beroepen gehad, zoals werken met daklozen en lesgeven, maar zodra hij de buren op de gang hoort als hij zelf net naar buiten wil gaan, wacht hij toch even tot ze vertrokken zijn.

Cabaretier Johan Goossens in zijn voorstelling ‘Het volle leven’.

Foto Jaap Reedijk

Dagelijks gestuntel

Goossens neemt de tijd voor pogingen tot gesprekken met publiek. Met een kralenwinkeleigenaar is nog wel een gesprekje mogelijk, maar geconfronteerd met een ‘octrooigemachtigde’ schieten Goossens sociale vaardigheden tekort. Zijn interacties met het publiek zijn, zoals bij de meeste cabaretiers, oninteressant. Tegen publiek praten is niet hetzelfde als contact maken. Daar is pas sprake van bij échte interesse in het antwoord.

Op andere momenten is Goossens veel beter in het leggen van contact. Sterker nog: het is zijn grote kracht. Door een scherp oog voor eigen dagelijks gestuntel en doordat hij dit geregeld (ogenschijnlijk) onbeholpen opdient, is de verbinding sterker dan die met de cabaretier die precies weet hoe alles zit en dat formuleert zonder spoor van twijfel. Dat maakt het minder storend dat niet al zijn verhalen even sterk zijn. Zo is ongemak bij een zelfscankassa een ei dat inmiddels door zo’n beetje elke comedian wel is uitgebroed. Daartegenover staan gelukkig leukere verhalen, zoals over zijn belangst, problemen met zelfgemaakte kerstkaarten en een rondje feedback geven tijdens zijn studie haptotherapie.

Op de beste momenten demonstreert Goossens dat cabaret niet gaat om schijnbaar triviale anekdotes en leuke grapjes. Veel interessanter (en meestal grappiger) is een blik op de worstelende mens daarachter. In Het volle leven zien we iemand die zijn uiterste best doet om ‘normaal’ mensengedrag na te doen, maar voor wie dat vaak niet meevalt.