‘Hiroshima mon amour’ toont nog steeds dat het leed van een kernbom niet te bevatten is

Het is tachtig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog werd beëindigd, aanleiding voor het opnieuw uitbrengen van Alain Resnais’ klassieker Hiroshima mon amour (1959). In Hiroshima explodeerde in de ochtend van 6 augustus 1945 een atoombom, waarbij 80.000 mensen omkwamen en de halve Japanse stad in puin lag.

Uiteindelijk kwam het dodental uit op zo’n 240.000, veel mensen stierven in de jaren erna aan aandoeningen die het gevolg waren van de blootstelling aan radioactieve straling – zie daarvoor bijvoorbeeld de indrukwekkende film Black Rain (Kuroi Ame, 1989) van Shohei Imamura. Hierin lukt het een familie die ten tijde van de explosie in Hiroshima was niet om een geschikte echtgenoot te vinden voor het nichtje voor wie ze zorgen. Alle huwelijkskandidaten zijn bang dat zij besmet is geraakt en dus ziek zal worden of jong sterft.

Black Rain

Black Rain is een van de weinige Japanse films over de atoombom die ook in het Westen zijn uitgebracht, naast bijvoorbeeld Akira Kurosawa’s Rhapsody in August (1991). Indertijd verweten enkele Amerikaanse critici Imamura en Kurosawa alleen oog te hebben voor de Japanse slachtoffers en de Japanse gruwelijkheden tijdens de Tweede Wereldoorlog uit te gummen. Over Hiroshima zijn opvallend weinig Amerikaanse films gemaakt, de schaarse die er zijn worden bovendien verteld vanuit Amerikaans standpunt en rechtvaardigen de atoombom op de stad. Die zou volgens sommige historici het eind van de oorlog bespoedigd hebben, wat door anderen weer betwist wordt.

Hiroshima mon amour, naar een scenario van romancier Marguerite Duras, voert twee protagonisten op, hij en zij. Hij is een Japanse architect die ten tijde van de explosie niet in de stad was, zijn familie wel. Zij is een Franse actrice die anno 1958 in Hiroshima is om een ‘film over de vrede’ op te nemen. Hij en zij brengen een amoureus etmaal met elkaar door, waarbij een trauma uit haar oorlogsverleden ter sprake komt. De film gaat over vergeten en herinneren, pijn en heling, en laat heden en verleden vloeiend in elkaar overgaan.

Alleen in de onvergetelijke proloog gaat hij in directe zin over de bom op Hiroshima, eufemistisch ‘Little Boy’ gedoopt door de piloten van het vliegtuig dat de bom vervoerde. We horen de stemmen van ‘hij en zij’ in voice-over, met als terugkerend refrein een op neutrale toon uitgesproken uitwisseling. Zij: „Ik heb alles gezien in Hiroshima, alles”, want ze bezocht musea en diverse ‘lieux de mémoire’, waarop hij steeds antwoordt: „Je hebt niets gezien in Hiroshima, niets.” De onmogelijkheid om trauma en leed van de atoombom op Hiroshima te bevatten, uitgedrukt in een klassiek geworden dialoog.

Af en toe keert de montage terug naar een ambigu beeld van de twee geliefden in post-coïtale verstrengeling. Op hun huid zit stof – van radioactieve neerslag? – dat overvloeit in de glans van zweet en weer terug. Een gedurfde overgang die Eros aan Thanatos koppelt en bovendien onverbloemd een overspelige, interraciale relatie toont – wat in 1959 bijzonder was.

Resnais toont archiefbeelden waarin de gruwelijkheden worden aangestipt, maar ze nemen niet de overhand, maken niet murw. Voor deze vrij snel gemonteerde openingssequentie maakte Resnais gebruik van Japans archiefmateriaal, met name de wetenschappelijke documentaire The Effects of the Atomic Bomb on Hiroshima and Nagasaki (1946) en de documentaire Still It’s Good to Live (ook bekend als It Is Good to Live, 1956).

Daarnaast haalde hij een scène uit de overdonderende speelfilm Hiroshima (Hideo Sekigawa, 1953), met een bijrol van Eiji Okada, de Japanse hoofdrolspeler van Hiroshima mon amour. Het is een buitengewoon krachtige reconstructie van de gebeurtenissen in Hiroshima op 6 augustus 1945 en de nasleep ervan. Het shot dat Resnais gebruikt is goed gekozen: verwilderde slachtoffers bewegen als wezenloze zombies door de kapot gebombardeerde straten, soms met hun door de hitte gesmolten huid in de hand. Een vrouw kruipt uit het puin dat huizenhoog ligt. Ze schuifelen verdwaasd naar de rivier Ota, op zoek naar verkoeling.

Het zijn gruwelijke beelden die de schaarse westerse films over de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (op 9 augustus) vermijden. Los van de prachtige proloog doet Resnais dat eigenlijk ook, hij heeft meer aandacht voor het verhaal van de Franse vrouw dan dat van de Japanse man. Die westerse blik is nog steeds leidend, zie ook de Japanse kritiek op Oppenheimer van de Brits-Amerikaanse regisseur Christopher Nolan, waarbij het lijden van de slachtoffers van Oppenheimers bijzonder destructieve uitvinding in het geheel niet ter sprake komt.