Beton is gemaakt voor de eeuwigheid, behalve dan in Emmeloord

Dat de Rotterdamse binnenstad al sinds vorige eeuw grote kunstwerken heeft, is bekend: Gabo, Zadkine of het baksteenreliëf van Henry Moore. Minstens zo spectaculair is een onbekend kunstwerk op de zuidoever: het Betonreliëf (1970) van Karla Kaper, bij metrostation Slinge. Een plek waar geen toerist ooit komt. Linksaf is een rijtje buurtwinkels, rechtsaf de naoorlogse woonwijk Pendrecht, rechtdoor kun je heel goed parkeren, dat is het wel zo’n beetje. Behalve dan dat in de hal van het metrostation dit magistrale kunstwerk verrijst, een sculpturale betonwand vol abstracte vormen die in een eigen universum rondzweven. Er zitten lijnen in die aan rails doen denken, metalen treden die leiden naar nergens of naar nog meer fantasie. Een betonnen choreografie van de bouwlust en dynamiek uit 1970, het verlangen naar een nieuwe tijd.

Kaper ontwierp Betonreliëf voor de metrolijn die uitbreidde naar de zuidoever, om de stad op te stuwen in de vaart der volkeren. Metrolijnen worden doorgaans in de belangrijke stadsdelen netjes onder de grond weggewerkt, hier in Zuid raast hij boven langs de huizenrijen heen en dat maakt een metrolijn zo grootstedelijk. Die grootsheid zit in het werk van Kaper.

Ze maakte vaker kunst verbonden aan een locatie: haar beschilderingen op twee koepels van een gasfabriek in Feijenoord zijn verwijderd, in een school waar ze een trappenhuis decoreerde, is allang weer verbouwd. Maar beton: dat blijft.

Het was een materiaal dat vooral na de Tweede Wereldoorlog zeer populair werd: goedkoop, sterk en makkelijk te verwerken. Architecten werden er verliefd op en zo werd het brutalisme geboren, de naoorlogse architectuur waarbij het draaide om grote blokachtige structuren van gewapend beton. Kunstenaars werden ook verliefd. Glas-in-beton was voor kerken veel moderner dan glas-in-lood en het was handig, je kon het in een dragende muur verwerken. Schoolpleinen kregen betonnen speelplastieken – kunst met een „activerende functie” heette dat – toen nog niemand het had over veiligheid of rubbertegels.

Een eye-opener was een kunstwerk dat in 1963 in Amsterdam werd onthuld. Constant had voor Sportpark Ookmeer een dertien meter hoog kunstwerk ontworpen, Poort (1963). De abstracte uitsteeksels reikten alle kanten uit: dus dit was met beton mogelijk. Zulk technisch vermogen bood kansen voor beeldende kunst. Veel infrastructurele projecten zoals bruggen werden toen gebouwd, die standaard kunstwerken worden genoemd. Maar, kunst, dat was ook het domein van beeldend kunstenaars. En met beton konden ook zij die een civieltechnische allure geven.

Constant: ‘Poort’ (1963) in Sportpark Ookmeer, Amsterdam.

Foto Collectie Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening

In de onherbergzame vlakte ten westen van Rotterdam groeide een industriegebied met kanaal. Om schepen van en naar de Maasvlakte tegen rukwinden te beschermen, ontwierpen gemeentearchitect Maarten Struijs en beeldend kunstenaar Frans de Wit een windscherm, Calandkanaal (1985). In dit twee kilometer lange ritme van betonnen pylonen komen kunst en efficiëntie samen. Rondlopen is er geen pretje, op de godverlaten dijk kom je enkel wat fazanten tegen.

Herbergzamer is de woonwijk Alexanderpolder, waar De Wit in 1996 opnieuw een groot kunstwerk opleverde. Dit Vierkant eiland in de plas diende ter markering van het laagste punt van Nederland. Op het eiland, 52 bij 52 meter, loop je omlaag, via een trechtervormige kom, langs schakeringen van allerlei verschillende betonsoorten. Datzelfde jaar markeerde Richard Serra in Zeewolde met een betonnen wand de hoogte van het waterpeil van de omliggende randmeren: Sea Level werd zijn grootste kunstwerk in Europa. Zeshonderd meter lang doorklieft de muur het landschap.

Groot en stoer

Jaap van der Meij: ‘Heilige grond’ bij de centrale van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Burgum, Friesland.

Foto: W. Walta / provincie Fryslan

Het Guinness Book of Records zou prima een sectie aan betonkunst kunnen wijden, zo groot en stoer als het is. Maar veel kunstenaars zochten geen hardheid. Ze wilden juist een tegenwicht bieden aan alle hoekigheid van de gebouwde wereld. Zo streefde in Friesland de kunstenaar Jaap van der Meij naar oersymbolen, als tegenwicht tegen de gejaagdheid van het moderne leven. In 1965 had hij een stuk polystyreen, piepschuim, vast en kreeg een soort eureka-moment: dit was een perfecte mal om beton in te gieten, met een ruw resultaat. Zijn Heilige Grond (1976) in Burgum is een soort magische natuurkapel, waar je in kunt gaan staan en dan omsloten wordt door de elf meter hoge vruchtbladen van aluminiumbeton.

Vanuit ook zo’n gedachte ontwierp Hans Petri een verblijfsplek aan het water bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam, een nieuwe betonnen campus. Op de vijver kwamen in 1970 plateaus met reusachtige ei-vormige abstracties erop, enorme kiezels als uit een oertijd. Met deze zitplek bouwde hij een oase van rust in die moderne zakelijke omgeving. Om te zitten tussen je colleges en tentamens, was het idee. Dankzij het beton waren behoorlijke afmetingen mogelijk. Het grootste ei werd ruim vier meter hoog, zodat het kunstwerk kon opboksen tegen die architectuurvolumes eromheen.

Hans Petri, ‘Zonder titel’ (1970) aan het water bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Fototechnische Dienst Rotterdam

De reuze-eieren (officieel ‘zonder titel’) werden iconisch. Lange tijd was het zo dat als je online iets opzocht over de universiteit, je dit fotogenieke kunstwerk vond. Nu niet meer. Moderne kunst betekende experimenten en Petri had gekozen voor het nog relatief nieuwe spuitbeton. Daar, op het water, kroop er betonrot in. In 2011 is er met een dansvoorstelling afscheid van de ‘eieren’ genomen. De universiteit schreef een nieuwe kunstopdracht uit en in 2018 verscheen om de hoek een staalplastiek – nul kans op betonrot.

Geparfumeerd beton

Spuitbeton, het is een van de vele soorten beton die er zijn. Tien jaar geleden verscheen bij nai010 de publicatie Concretable. De oude Romeinen gebruikten al iets wat op beton of cement leek, en de auteurs herkenden zelfs zoiets in de vroege steentijd, 2000 voor Christus. Toen begin 17de eeuw cement werd ontdekt, of herontdekt, hielp dat de bouw van de Sint Pieter in Rome, waarna de Britse ingenieur John Smeaton eind 18de eeuw met een degelijk recept kwam, dat beton werd. De Fransman Josepf Monier stopte er in de 19de eeuw wapening in, en sinds de 20ste eeuw werd het verder verbeterd en gepatenteerd tot lichtgewicht varianten aan toe – betonnen kano’s, ze bestaan.

Inmiddels kun je beton 3d printen of combineren met kunststof. Er zijn betonwanden bedacht die elektriciteit geleiden zonder dat je kabels hoeft te trekken. Betonkanonnen zijn ontworpen, om beton af te vuren op beschadigde stukjes waar je lastig bij kunt. In 2013 is geparfumeerd beton bedacht, een horreur waarvan de ontwerpers dachten dat het heel leuk was voor badkamers.

Ook wordt gewerkt aan bio-beton: niet cement, maar bacteriën zorgen dat zand en grind zich aan elkaar hechten. Goed nieuws, want cementproductie zorgt voor veel CO2-uitstoot. Ook sloop is behoorlijk vervuilend. Dus, wat doen we met overgeschoten beton? In de zomer van 2020 was kunstinitiatief IPIHAN neergestreken op de reusachtige betonplaat naast het Rotterdamse Crooswijk: een overblijfsel van de voormalige Beton Centrale. Onder onmenselijke omstandigheden organiseerden ze er installaties en performances: kokend heet was het er. Dat is een nadeel van beton en het wordt niet minder warm in de wereld, maar sloop heeft flinke nadelen. Houden dan maar? Herbestemmen?

Glas-in-beton was voor kerken veel moderner dan glas-in-lood en het was handig

Dat is het overwegen waard. Soms zijn die betonrelieken een soort erfgoed. In het Waterloopbos in de Noordoostpolder werd vorige eeuw een testlocatie voor de Deltawerken ingericht. Deze betonnen goot van 250 meter had later geen functie meer, en lag er maar. Kunstenaarscollectief RAAAF zette in 2018-’19 de betonnen platen ervan schuin neer en zo werd Deltawerk // land art, een visueel spektakel. Een wandelplek waar je de zwaarte kunt ervaren: van het materiaal, en van de plannen van ingenieurs in de strijd tegen het water. In de scifi tv-serie Arcadia (2023) figureerde het kunstwerk als decor van een dystopische wereld. Er was sowieso veel betonbouw in deze serie te zien als uitdrukking van een totalitaire staat – machtig, bruut, onverzettelijk en niet zelden huiveringwekkend.

Machtsblokken

En de makers hadden niet eens ongelijk. Beton klinkt wel zakelijk neutraal, maar is niet vrij van politieke waarden. Machtsblokken, in het vroegere Oostblok en elders, zetten graag betonblokken neer. Israël profileerde zich vorige eeuw met strakke brutalistische architectuur als nieuwe natie, alsof het land een tabula rasa was. West-Europese landen zetten kolossen neer als bewijs van vooruitgang – daar kun je vraagtekens bij zetten. Ook betonnen buitenkunst bij die gebouwen was niet vrij van zulke waarden. Maar ook waren ze gestoeld op gemeenschapszin en idealisme. Dat maakt het interessant erfgoed, iets om te bewaren.

Vaak gebeurt dat, want beton heeft iets permanents. Maar niet altijd. Op het plein voor het gemeentehuis in Emmeloord verrees in 1992 Kubistische Fossielen van Sjoerd Buisman. Het bestaat uit een veelhoekige piramide, en het negatief ervan, uitgespaard in de grond. Het fraaie kunstwerk verhaalt over de prehistorische geschiedenis van de Noordoostpolder, maar in 2021 had een bewoner een klacht: je kon vallen, en er stond altijd een laagje water in. Dat vond de gemeente ook vies. Een oplossing was er niet te verzinnen, en dus besloot Emmeloord – waar een gemeente kennelijk niet weet dat er schoonmaakemmertjes bestaan – dat het hele kunstwerk dan maar weg moest. Zo verdwijnt cultureel erfgoed gemakkelijk bij het grofvuil.

Gelukkig zijn er nog plekken om wel dit soort artistieke schoonheid te ontdekken. Bijvoorbeeld in het Kröller-Müller Museum, dat werk van Buisman in de collectie heeft en houdt. Constants werk bij Ookmeer is sinds kort een gemeentelijk monument. Of neem in Rotterdam de metro naar Slinge en stap uit, en neem plaats op een van de betonnen zitelementen. Je weet niet wat je ziet.