Arno: „Hoe we elkaar ontmoet hebben, kun je op twee manieren vertellen. Je kunt zeggen dat we elkaar spontaan ontmoet hebben op Texel. Of dat we elkaar kennen van een datingsite.”
Inge: „Het is allebei waar. Maar het eerste verhaal is romantischer.”
Arno: „We hadden elkaar al even gesproken op die datingsite, maar twee weken later kwamen we elkaar tegen op Texel bij een bijeenkomst rond Oud en Nieuw voor christelijke young professionals. Dat is natuurlijk een veel leukere manier om iemand te leren kennen dan zo’n site. En dan zie je ook meteen hoe iemand in een groep is.”
Inge: „We zijn allebei in een gereformeerd gezin opgegroeid. En we zijn ook nu nog christelijk, wat niet betekent dat we precies zo leven als onze ouders. Die doen bijvoorbeeld geen boodschappen op zondag. Wij wel.”
Arno: „Ik ging naar een gereformeerde middelbare school. Dat vond ik gewoon een hartstikke leuke school. Je zat onder gelijkgestemden. Mijn familie was een warm nest en ik vond het normaal hoe we leefden. Pas toen ik ging studeren, ging ik me meer afvragen: hoe kijk ik zelf naar dingen? En wat wil ik met mijn zondag?”
Inge: „Zo was dat ook voor mij. Ik was lid van een christelijke studentenvereniging. Daar heb ik heel veel leuke gesprekken gevoerd tijdens borrels. Dat was gezellig en je praat ook met elkaar over het geloof. Zo bepaal je gaandeweg hoe je er zelf invulling aan wilt geven. En dat gaat nog steeds door. Tegelijk is de gereformeerde kerk ook veranderd en met de tijd meegegaan. Er zijn nu bijvoorbeeld vrouwelijke predikanten. Het is niet meer zoals dertig jaar geleden.”
Arno: „Een jaar na onze ontmoeting, nu vijf jaar geleden, wisten we: dit gaat wel werken. Inge woonde in Zwolle, ik in Den Haag. Toen hebben we besloten samen een huis te kopen in Zwolle.”
Inge: „We vonden heel snel dit huis, een hoekwoning in Zwolle-Zuid uit 1995. Het is een praktisch huis. Ik vind jaren-30-woningen heel leuk en sfeervol, maar het lijkt me ook tochtig en we zijn allebei geen klussers. Het ligt in een fijne wijk op tien minuten fietsen van het centrum. En als je de andere kant de wijk uit fietst, ben je zo bij de IJssel.”
Arno: „We zijn getrouwd in 2022 en onze dochter Merle is vorig jaar geboren. Zij gaat nu naar de opvang hier in de straat.”
Inge: „We hebben gekeken bij een reguliere opvang en een christelijke. Toen hebben we voor de reguliere gekozen. Niet alleen omdat die hier in de straat is, maar ook omdat we daar een betere eerste indruk van hadden.”
Tweede Kamer
Arno: „Ik ben tien jaar advocaat geweest en werk nu bij de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer. Daar ben ik hoofd van de stafdienst juridische zaken. Ik ga twee tot drie dagen per week naar Den Haag, verder werk ik thuis. Als advocaat werkte ik regelmatig zestig, zeventig uur per week, vaak ook wel in het weekend. Dat vond ik toen geen probleem, maar na tien jaar wilde ik wat anders. En vooral nu we een kind hebben, zou weekenden doorwerken wel een uitdaging opleveren.”
Inge: „Ik ben huisarts. Dat vind ik heel mooi werk. Ik heb geen vaste praktijk, maar werk als waarnemer in twee praktijken hier in de buurt, drie dagen per week. Verder geef ik een halve dag per week onderwijs aan co-assistenten. Die probeer ik te enthousiasmeren voor het vak van huisarts; de aanmeldingen bij de opleiding lopen terug. Het beroep huisarts heeft niet zo’n heel aantrekkelijk imago, alsof wij een soort pleisterplakkers zijn, zo wordt vaak gedacht. Maar het is een extreem menselijk vak. Als iemand bang is huidkanker te hebben en ik kan vertellen dat het gewoon een moedervlek is, heb ik het gevoel dat ik iets bijdraag.”
Arno: „Onze dochter Merle gaat dinsdag, woensdag en vrijdag naar de opvang.”
Inge: „Dat zijn de dagen dat ik werk. Op dinsdag moet ik haar dan naar de opvang brengen terwijl mijn eerste patiënt al om 8 uur klaar kan staan, dus dat is vaak een race tegen de klok. Op woensdag en vrijdag werkt Arno thuis en kan hij Merle brengen en halen.”
Arno: „Inge kookt doordeweeks, ik in de weekenden. Ik vind het leuk wat ingewikkelder te koken. Verse pasta, curries, stoofschotels.”
Inge: „Ik kook wat makkelijker. Verspakketten van de supermarkt. Hollandse kost.”
Arno: „Ik snij de groente graag heel klein.”
Inge: „Ik ben wat pragmatischer.”
Arno: „Dat karakterverschil zie je ook in ons werk terug. Ik hou van precisie en juridisch geneuzel.”
Inge: „En huisarts is een pragmatisch beroep.”
Arno: „Zoals Inge de vaatwasser inruimt, passen er vier vlabakjes in. Zoals ik het doe tien.”
Dorps
Inge: „Op donderdagavond zing ik in een koor, vooral Anglicaanse kerkmuziek. We treden met kerst op in de Peperbus, een bekende kerk hier in Zwolle.”
Arno: „Zwolle is een gemoedelijke stad. Ik stap vaak op de racefiets en rijd dan richting de Hanzesteden. We wonen niet ver van Hattem en het bos.”
Inge: „Een bruisende studentenstad zoals Groningen, waar ik heb gestudeerd, is het niet.”
Arno: „Ik mis een stad als Den Haag nog wel. Met de diversiteit die je daar ook meer hebt. Zwolle is rustiger, ’s avonds na acht uur is het stil op straat.”
Inge: „Als je bij ons een groencontainer te lang aan de straat laat staan, trekt er iemand aan de bel. Het is wel dorps wat dat betreft.”
Arno: „Ik tennis een of twee keer per week. En ik lees veel, zowel fictie als non-fictie, in de weekenden en in de trein van en naar mijn werk.”
Inge: „Toekomstdromen? Een tweede kind zou leuk zijn. Maar ik ben heel blij met wat we nu al hebben.”
