Google heeft de afgelopen jaren illegaal als monopolist geopereerd op de online advertentiemarkt. Zo heeft een Amerikaanse federale rechter in de staat Virginia donderdag geoordeeld in een zaak die mogelijk grote gevolgen zal hebben voor het bedrijf.
De rechtszaak, die in 2023 werd aangespannen door het Amerikaanse ministerie van Justitie en een aantal staten, draaide om de technologie die het vliegensvlugge proces mogelijk maakt waarmee online advertenties op websites en in apps verschijnen. Google heeft volgens de rechter een te dominante positie op de markt voor deze technologie, waar miljarden in omgaan.
Zowel de technologie die uitgevers van websites gebruiken om hun advertentieruimte aan te bieden, als de software die aankopen tussen advertentieaanbieders en -verkopers mogelijk maakt, zijn grotendeels in handen van Google.
Door het opkopen van bedrijven die concurrerende technologie aanboden heeft Google „bewust monopoliemacht opgebouwd en behouden”, zo is te lezen is het vonnis. Hierdoor kon het technologiebedrijf kunstmatig hoge prijzen vragen voor zijn diensten, in het nadeel van bijvoorbeeld online nieuwssites.
Opsplitsing
Wat de gevolgen van de uitspraak zullen zijn voor Alphabet, het moederbedrijf van Google, moet nog blijken. Pas in een volgende zitting zal de rechter oordelen welke maatregelen genomen moeten worden om de dominante positie van Google te verminderen. Google heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan.
Afgelopen augustus oordeelde een Amerikaanse rechter dat Google een monopolie heeft op de zoekmachinemarkt. Het Amerikaanse ministerie van Justitie wil daarom dat het bedrijf wordt opgesplitst, onder andere door haar eigen browser Chrome te verkopen.
De dominante positie van grote technologiebedrijven wordt de afgelopen jaren vanuit verschillende hoeken aangevochten. Naast tegen Alphabet, heeft de Amerikaanse overheid ook processen lopen tegen Meta, Amazon, en Apple. Ook de Europese Commissie doet onderzoek naar deze miljardenbedrijven.
Lees ook
‘Big Tech heeft de democratische staat op feodale wijze aan zich onderworpen’
Een aantal dure medicijnen tegen borst- en eierstokkanker wordt vanaf woensdag niet langer vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering. Dat heeft het Zorginstituut Nederland bekendgemaakt. Volgens het instituut tonen nieuwe onderzoeken naar deze zogenoemde PARP-remmers dat ze niet voor alle patiëntengroepen „leiden tot een langere overleving”. Het is voor het eerst dat een groep kankermedicijnen voor een groot deel uit het basispakket wordt gehaald na een herbeoordeling.
PARP-remmers zijn medicijnen tegen kanker die kunnen voorkomen dat beschadigde tumorcellen zichzelf repareren. Sommige patiënten met een specifieke genmutatie reageren wel goed op de medicijnen. Zij behouden toegang tot de middelen, meldt de overheidsorganisatie. Patiënten die al in behandeling zijn, mogen hun therapie afmaken onder een overgangsregeling. Voor nieuwe patiënten zonder bewezen baat bij de medicijnen stopt de vergoeding per direct.
Volgens de bestuursvoorzitter van het Zorginstituut Mark Janssen wil de instelling mensen alleen behandelen met medicijnen „als ze zorgen voor genezing, een verlenging van het leven of een betere levenskwaliteit”. Het is volgens hem niet wenselijk dat patiënten valse hoop krijgen of worden blootgesteld aan bijwerkingen, zonder dat de medicijnen bijdragen aan hun herstel.
Daarnaast is het volgens Janssen belangrijk dat het zorgbudget alleen uitgegeven wordt aan zorg die ook daadwerkelijk helpt. „We kunnen elke euro maar één keer uitgeven.”
In 2023 gebruikten bijna 1.000 mensen de PARP-remmers. Dat kostte de samenleving ruim 30 miljoen euro. De verwachting is dat het aantal patiënten dat gebruik kan blijven maken van de medicijnen zal halveren. Het vrijgekomen geld kan worden gebruikt voor andere zorg.
Lees ook
Renaud Heine promoveerde op de toegang tot dure kankermedicijnen: ‘We pakken het anders aan dan veel landen om ons heen’
Slecht nieuws voor het klimaat: terwijl hun kennis over duurzaamheid is toegenomen, leidt dit bij jongeren niet tot het maken van meer duurzame keuzes. Sterker nog: het gedrag van jongeren was in 2024 minder duurzaam dan in de jaren daarvoor. Ze maken zich ook minder zorgen om het klimaat dan een paar jaar geleden.
Dit bleek vorige week uit een onderzoek van Ipsos I&O onder Nederlanders van achttien jaar en ouder. De afname van bezorgdheid over het milieu is het grootst binnen de jongste groep, jongeren van 18 tot 24 jaar. In 2019 gaf 71 procent van deze leeftijdsgroep aan zich zorgen te maken over het klimaat. In 2025 ligt dat percentage op 66 procent, nog altijd relatief hoog. In Nederland maakt ongeveer 61 procent van alle mensen zich zorgen om het klimaat.
Actuele kwesties als de oorlog in Gaza en de wooncrisis bezorgden jongeren meer hoofdbrekens dan de verandering van het klimaat. Pas toen de enquêteurs doorvroegen, kwam het klimaat als onderwerp naar boven.
Bij veel jongeren bestaat het idee dat het weinig uithaalt wat zij als individu doen of laten. Wat ook niet meehelpt, is dat de mogelijk rampzalige gevolgen van klimaatverandering zich niet vandaag of morgen openbaren, zoals de wooncrisis nu al velen treft, maar pas over jaren of decennia. Voor jonge mensen, die aan het begin staan van een zelfstandig leven en eindelijk dingen kunnen doen waarnaar ze al lang uitkijken, is het koppelen van kennis over duurzaamheid aan duurzaam gedrag dan niet eenvoudig.
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek eerder al dat mensen met een hbo- of wo-opleiding minder duurzaam gedrag vertonen dan de rest van Nederland, terwijl zij juist beter weten welke gevaren er met klimaatverandering gemoeid zijn. Zo openbaart zich de paradox dat Nederlanders die zich realiseren dat het slecht gaat met het klimaat (hogeropgeleiden) en Nederlanders die het meeste last gaan hebben van die klimaatverandering (jongeren) er niet toe overgaan hun gedrag aan te passen.
Dat zou een reden kunnen zijn om smalend te concluderen dat verbaal beleden engagement met klimaat niet veel meer is dan hypocrisie, maar die gevolgtrekking gaat te kort door de bocht. De maatschappij is zo ingericht dat het niet eenvoudig is om klimaatvriendelijke keuzes te maken.
Het is dan ook goed dat gemeentes reclames gaan verbieden voor activiteiten waaraan fossiele brandstoffen te pas komen. Reclames voor roken zijn ook uit de openbare ruimte verdwenen, terwijl het mensen nog steeds vrijstaat een sigaret op te steken. Zo is het ook met reclames van reisbureaus: de burger wordt niet beperkt in zijn keuzes, maar krijgt ook niet de hele tijd aanbiedingen te zien om voor een appel en een ei naar de zon te vliegen.
Wat betreft dat laatste: op deze plaats is al eerder betoogd dat in Europa belasting op kerosine moet worden geheven, net als op andere brandstoffen. Als het al niet is om vliegen te ontmoedigen, dan in ieder geval om de kosten die gemoeid gaan met klimaatverandering bij een vlucht in te prijzen. Ook moet haast worden gemaakt met de aanleg van betrouwbare en betaalbare internationale treinverbindingen.
Dit zijn allemaal maatregelen die het voor de Nederlander – jong, maar ook oud – makkelijker maken om klimaatvriendelijk gedrag te vertonen. Uiteindelijk blijft dit een individuele keuze van iedere burger: welke praktische consequenties verbind ik aan mijn overtuigingen?
Aan de meeste strafzaken die ik voor de maandagrubriek ‘de Zitting’ in NRCbijwoon, hou ik hooguit indrukken over. Dat in doorsneezaken het gros van de verdachten impulsief handelde, uit hebzucht, uit agressie, onder invloed of uit lust. Zelden is er nagedacht. Hooguit was er een vluchtige gedachte over straf- of pakkans. De veronderstelling er wel ‘mee weg te komen’ of het foutieve idee dat ‘dit wel kon’.
Verontrustend veel verdachten blijken laag begaafd, analfabeet of anderszins maatschappelijk over het randje gevallen. Ooit zag ik een psychiatrische patiënt berecht worden, die om de paar minuten aan de rechter vroeg of ze „nu naar huis mocht”, zijnde een kamer in een inrichting.
Wat meer blijvende indruk maakt zijn verkeersmisdrijven met dodelijke afloop. Daar gaat het over roekeloosheid versus onvoorzichtigheid en zit de verdachte vaak even diep in de put als de nabestaanden. Sterven in het verkeer is zo’n beetje de rauwste overrompeling die het leven voor de oppassende burger in petto kan hebben. En werkelijk iedereen met een autosleutel in z’n zak kan ermee voor de strafrechter komen, weet je dan na afloop. Schuld zit hier in een heel klein hoekje.
In de lijsten voor de pers met zittingsinformatie van de elf rechtbanken kies ik bij voorkeur voor cybercrime (in opkomst), ‘witte boorden’ (zeldzaam) en ‘beroeps’ (idem). Die zijn meestal te herkennen aan de lijsten met te laste gelegde delicten, in tijd en locatie verspreid. Kennelijk kozen die bewust voor het ‘verkeerde pad’. Het etiket ‘criminelen’ past daar beter bij dan bij de doorsnee sukkelaar in het strafbankje. Wie pleegt er nou koelbloedig zes inbraken achter elkaar? Omdat het loonde, makkelijk was, niemand je achterna ging? Waar verpats je de opbrengst, wie vertelt je waar je moet zijn?
Zo belandde ik dus bij een zaak met een ‘beroeps’ die me onverwacht niet losliet. De meervoudige strafkamer in Utrecht gaf vorige maand een medepleger van viermaal ‘oplichting met babbeltrucs’ her en der in Nederland zestien maanden cel, waarvan vier voorwaardelijk. Ik betrapte me er op dat ik dat weinig vond. Wat het overigens niet is – op rechtspraak.nl komt deze categorie ruimschoots voor. Dit vonnis past helemaal in de bandbreedte. De strafrechter heeft het keurig gedaan.
Ik had dat dus niet gekund. Destijds was ik na de zitting inwendig scheldend naar huis gegaan. Deze **** bleek gespecialiseerd in het beroven van 80-plussers. Die werden in soms uren durende telefonades met een nepmedewerker van ‘de politie’ of ‘de bank’ over acute dreiging van woningoverval, inbraak of bankfraude aangeraden om hun sieraden, elektronica of bankpas aan de deur af te geven. De verdachte kwam dan behulpzaam aan de deur. Zodat ‘de autoriteiten’ ze in veiligheid konden brengen, ‘in een kluis’ of ze ‘snel kon laten taxeren’ voor de verzekering. Etc.
Op de zitting had een medewerker van Slachtofferhulp uitgelegd hoe de slachtoffers er nu aan toe waren – en dat was niet best. Er was voor tienduizenden euro’s schade geleden, wat eigenlijk wegviel tegen de emotionele en psychologische klap die was uitgedeeld.
Daar ging het bij mij dus mis. Iedereen die ook mantelzorger voor een hoogbejaarde is geweest, ziet hoe een sterk en dierbaar familielid verandert in een hulpeloze, angstige en kwetsbare schim van vroeger. Zeker als de jaren écht vorderen. De afhankelijkheid wordt enorm, spullen van vroeger zijn een houvast, sieraden krijgen extra emotionele waarde, zeker als ze bij half vergeten hoogtij momenten horen. De paniek als er dan iets ‘kwijt’ is, is hartverscheurend. En er is dus voortdurend iets kwijt. Oude mensen verdwalen langzaam in zichzelf. Het naaste familielid is dan het laatste houvast. En die krijgt daar een tik van mee.
Dat maakte me ongeschikt om onbevooroordeeld deze strafzitting bij te wonen. En om iets van redelijkheid op te brengen voor de 22-jarige dader, die nieuw in Nederland is, nu ruzie met z’n vader heeft, schulden bij de ziektekostenverzekeraar en natuurlijk verkeerde vrienden, op Snapchat vooral, waar ze met geld zwaaien. Ook naar hem. Strafrechters en officieren zorgen er voor dat dit type jongens/klootzakken ongeveer hetzelfde wordt gestraft. De reclassering houdt ze daarna nog een poos in de peiling.
Misschien is deze jongen nog op het rechte pad te brengen, wat ik zou toejuichen. En voor iedereen ook het beste zou zijn. Maar aan vergeving ben ik nog niet toe. Dat kan ook nog wel even duren.