N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Elk oorlog heeft zijn Colijn-moment, zo’n moment waarop alle alarmbellen afgaan maar prominente vaderlanders het volk liever sussen, zoals de antirevolutionaire premier Hendrik Colijn in 1936 deed nadat Hitler het Rijnland had bezet en hij de burgers in een radiotoespraak adviseerde „rustig” te gaan „slapen”.
In de aanloop naar Ruslands vernietigingsoorlog tegen Oekraïne waren er twee bekende Nederlandse intellectuelen die zich van de taak kweten om ons op ons gemak te stellen. Historicus Maarten van Rossem zei woensdagavond 23 februari 2022 (het potsierlijkste Colijn-moment) in de talkshow Op1: „Er is van een invasie geen sprake.” Een paar uur later vielen de eerste bommen op Kyiv, Charkiv en andere Oekraïense steden.
Vier dagen eerder had ook De Correspondent haar eigen Colijntje gehad. In een interview met dit digitale medium, dat de waan van de dag probeert te negeren, voorspelde politicoloog André Gerrits op 19 februari dat president Vladimir Poetin niet uit was op een „een invasie, althans vooralsnog niet”. Rusland is geen „eeuwige olifant in een porseleinkast […] zeker niet op diplomatiek gebied”, poneerde Gerrits, hoogleraar International Studies and Global Politics aan de Universiteit Leiden. Twee dagen daarna kondigde Poetin in een verbitterde, vijf kwartier durende televisietoespraak de oorlog aan.
De voorspellingen van Van Rossem en Gerrits waren grotesk. Maar ze waren niet de enigen die Poetins vernietigingsoorlog niet voorzagen. Dat Rusland in woord én daad geen respect had voor de soevereiniteit van Oekraïne kon bekend zijn voor iedereen die Poetins wraak op de geschiedenis had gevolgd. Nadat de Russische president in de zomer van 2021 in het kraakheldere essay ‘Over de historische eenheid van Russen en Oekraïners’ had geschreven dat de onafhankelijke staat Oekraïne van oudsher een Oostenrijks, Pools, nazistisch en Amerikaans complot tegen Rusland is, was er geen twijfel meer mogelijk. Dat Poetin zou aansturen op een Zeitenwende, zoals de Duitse bondskanselier Olaf Scholz de invasie zou noemen, bleef niettemin veler fantasie te boven gegaan. Ook die van mij.
Oude denkmodellen
Tot zover geen probleem, laat staan een verwijt. Waarzeggers bestaan niet. Problematisch is wel dat ook na de 24ste februari veel geopolitieke analyses in oude denkmodellen bleven hangen. Zelfs de ‘realistische school’, die zich erop laat voorstaan dat ze hard core rationeel is, werd meer dan eens ‘verrast’ door kennelijk onverwachte gebeurtenissen.
Was dat omdat deze realisten niet konden geloven dat het Kremlin lak had aan hun westerse analysemodel? Of wilden ze per se waarde blijven hechten aan de leerstelligheden van goeroe Henry Kissinger, die het Weense Congres (1814-1815) en de Conferentie van Jalta (1945) – net als Poetin trouwens – hoogtepunten in de diplomatieke geschiedenis vindt?
Heimwee naar die overzichtelijkheid van tweehonderd jaar respectievelijk driekwart eeuw terug leefde voor de oorlog ook in Nederland. Zo riepen de historici Frank Ankersmit en Sjeng Scheijen ons meteen na het begin van Ruslands oorlog tegen Oekraïne in 2014 op om een voorbeeld te nemen aan het Congres van Wenen. Zo zou een herhaling van de Eerste Wereldoorlog kunnen worden voorkomen. In NRC verweten ze het Westen dat het „nogal hysterisch” reageerde op de Russische agressie. Rusland was een „vernederd land”, schreven ze. Met die trauma’s van Moskou moesten wij meer rekening houden. „Al het bovenstaande legitimeert de annexatie van de Krim niet. […] Maar het Westen zou zich veel wijzer gedragen als ze niet ieder signaal van zwakte zou gebruiken om haar eigen invloedssfeer uit te breiden”, aldus Ankersmit en Scheijen.
Dit soort formuleringen met ‘begrijp me niet verkeerd, maar…’ gonsde vorig jaar voor en na Ruslands nog grootscheepsere invasie wederom rond. Voorbeelden te over. Ik beperk me tot een kleine bloemlezing.
Invasie ondenkbaar?
Te beginnen met Rob de Wijk, vaste gast bij talkshow Op1 en co-host van Boekestijn & De Wijk, vorig najaar de best beluisterde podcast van Nederland. Anders dan Ankersmit vroeg De Wijk nooit en te nimmer om enige empathie voor Rusland. Hij zat vanaf het begin op de sombere lijn dat het altijd nog erger kan. Tegelijkertijd ging hij er in den beginne van uit dat het Kremlin zich volgens De Wijks handboeken zou gedragen, dat het druk zou opvoeren maar niet zou overgaan tot een frontale aanval. Toen bleek dat Poetin zijn eigen redenering volgde – en niet die van Kissinger c.s. – adviseerde De Wijk de Oekraïense president Volodymyr Zelensky een en andermaal tot realiteitszin. „Het zou een wonder zijn als Oekraïne deze oorlog wint”, schreef hij half april in Trouw. Toen Kyiv het hoofd niet boog, sterker, in de tegenaanval ging, ging De Wijk uit een ander vaatje tappen en maakte hij zijn lezers deelgenoot van zijn meest apocalyptische angstbeeld. Nadat het Oekraïense leger ten oosten van Charkiv in september achtduizend vierkante kilometer bezet gebied op de Russen had bevrijd, schreef De Wijk: „Poetins kortetermijnprobleem brengt de inzet van kernwapens angstaanjagend dichtbij. Omdat hij met de rug tegen de muur staat, moest hij zijn enige en belangrijkste troef, het kernwapen, wel op tafel leggen.”
André Gerrits was juist geen doemdenker. Vijf dagen voor de oorlog zei de Leidse hoogleraar tegen De Correspondent dat Poetin zijn troepen aan de Oekraïense grens slechts samentrok om zijn „diplomatieke eisen militaire kracht bij [te zetten]”. Rusland had zich volgens Gerrits ontwikkeld tot een geavanceerde supermacht. Dat was begin januari 2022 in Kazachstan gebleken, toen daar onrust dreigde. „Daar zijn de Russen erin geslaagd om op korte termijn en op vrij efficiënte wijze een militair contingent het land binnen te krijgen, dat een bijdrage heeft geleverd met het onderdrukken van wat begon te lijken op een volksopstand […] Dat is een exceptioneel voorbeeld van effectief sophisticated optreden van de Russen”, aldus Gerrits.
Een „volledige militaire invasie” in Oekraïne was volgens hem ondenkbaar. Binnenvallen met 150.000 man: „dat moet leiden tot grote problemen” in Rusland zelf. „Ik weet zeker dat Poetin dat in zijn overwegingen meeneemt.” Bovendien, zo voegde hij toe: „Het land is gezegend met een incapabele politieke elite. Het is een diep corrupt land […] in alle opzichten is Oekraïne een probleem.” Dat land was een (wereld)oorlog „niet waard”, aldus Gerrits, „er is geen enkele mogendheid die vindt dat dat wel het geval is, wellicht met inbegrip van Oekraïne zelf”.
Realisten hebben te weinig zicht op Oost-Europa
De radicaalste vorm van realisme trof ik aan bij filosoof Andreas Kinneging. Afgelopen zomer zat ik op uitnodiging van het tijdschrift Argus tegenover hem. De Leidse hoogleraar splitste de mens op in twee archetypes: in krijgers en bourgeois. Poetin is een krijger. En dus zou bourgeois Zelensky voor hem moeten buigen. „Als je in de hoofdklasse speelt moet je niet tegen een club uit de eredivisie gaan voetballen. Wij hebben ons in 1940 ook neergelegd bij de Duitse overmacht”, zei hij. „Natuurlijk” zal Poetin deze oorlog winnen, legde Kinneging me zelfverzekerd uit.
Ook in NRC regende het prognoses. Eind januari 2022 riep columnist Luuk van Middelaar de Oekraïense regering op zich erbij neer te leggen dat Oekraïne komende „dertig jaar” geen stap richting Europa zou kunnen zetten maar een neutrale bufferstaat zou blijven. Dertig jaar „strategisch geduld”: is dat zo „schokkend”, vroeg Van Middelaar zich af.
Toen bleek dat de Oekraïners zich van zijn advies niets aantrokken en terugvochten, wendde Van Middelaar voorzichtig de steven. „De verrassing is uiteraard het krachtig Oekraïense verzet en de […] nationale overlevingswil”, aldus de historicus en filosoof half april.
Nadat de Oekraïense strijdkrachten in de herfst succesvol in de tegenaanval waren gegaan, was die verbazing alras voorbij. Het werd weer tijd de regels van de oorlog onder ogen te zien. „Je respecteert elkaar als gelijken en wilt winnen in een strijd op leven en dood. Toch kun je nadien met elkaar om tafel zitten, onderhandelen. Zoals boksers die elkaar binnen de ring kapot beuken, toch na afloop het glas heffen”, was het advies van Van Middelaar aan Zelensky.
Lees ook dit opiniestuk: Alleen een akkoord tussen Rusland en de NAVO kan voor duurzame vrede zorgen
Dynamisch Oekraïne
En nu na één jaar? De toekomst blijft ongewis. Maar we weten inmiddels wel dat het Kremlin in eigen huis tot nu toe weinig problemen heeft en Oekraïne het voor zichzelf én de westerse mogendheden genoeg ‘waard’ is gebleken om voor te vechten.
Waarom die miskleunen? Omdat realisten soms te weinig zicht op Oost-Europa hebben. Omdat hun school dertig jaar na de ontmanteling van de Sovjet-Unie in 1991 nog altijd naar Oekraïne kijkt als weinig meer dan een invloedssfeer van het imperiale Rusland.
Door met een Moskouse bril te blijven analyseren, hebben veel realisten een aantal belangrijke ontwikkelingen gemist. Met name dat Rusland en Oekraïne in drie decennia allengs verder uit elkaar zijn gedreven.
Terwijl Rusland onder Poetin op gewelddadig reactionaire wijze de geschiedenis wilde wreken en de Russische samenleving politiek verpauperde, ontwikkelde Oekraïne zich met horten en stoten juist dynamisch. Burgerinitiatieven legden deze eeuw een bodempje voor het maatschappelijke middenveld dat onontbeerlijk is voor elk democratisch bestel.
De realistische school is een vorm van gefossiliseerde politicologie geworden
Oekraïners zijn zich relatief minder met hun lokale Heimat gaan identificeren en meer met het hele land, concludeerde sociologisch onderzoeksinstituut Razoemkov een jaar voor de oorlog. Ze aanvaarden de endemische corruptie niet meer als noodlot dat je hooguit kunt omzeilen, doch hunkeren naar onafhankelijke rechtspraak. Ze zijn hun eigen geschiedenis, taal en cultuur gaan herwaarderen, waarbij ze weliswaar met enige regelmaat doorschoten naar chauvinistisch revisionisme – denk aan de heldenverering van de vooroorlogse fascist Stepan Bandera – maar ook aandacht gaven aan vergeten hoofdstukken, zoals de stalinistische Holodomor (1932) en de nazistische massamoord op Joden bij Babi Jar (1941).
Natuurlijk zijn er binnen Oekraïne tegenstellingen te over. Maar de jonge socioloog Denis Podjatsjov uit Charkiv vatte het gemoed acht jaar geleden goed samen toe hij zei: we willen niet terug naar de 19de-eeuwse natiestaat maar vooruit naar een 21ste-eeuwse staatnatie.
Het is dit burgerlijke patriottisme, waarmee de ‘realisten’ in Nederland geen raad weten. Ze zijn met hun analytische instrumentarium blijven hangen in de tijden van het Weense Congres of de Jalta-conferentie.
De Euromajdan-opstand van 2013/2014 was een treffend voorbeeld. Dat was in hun ogen geen authentieke binnenlandse beweging tegen toenmalig president Viktor Janoekovitsj, die zijn belofte voor een Europesere koers had geschonden. Dat op de achtergrond van het burgerprotest een fundamentele kwestie sluimerde – namelijk de politieke vraag welke maatschappijvorm de Oekraïners in meerderheid prefereerden en of dat wel onder de paraplu van het Kremlin zou kunnen – dat kon volgens de theorie gewoon niet waar zijn.
Lees ook deze column: De stem van Midden- en Oost-Europa klinkt luider, binnenkort ook uit Praag
Soevereine staten kiezen zelf
Het realisme was een poging om de belangen van de grootmachten op het wereldtoneel te codificeren en van daaruit internationale processen te verklaren. Dat werkte lang. Na de Koude Oorlog is die benadering echter bekrompen geworden. Sindsdien is zich immers een multipolaire wereldorde aan het ontvouwen. Geen dichotome orde, zoals het Kremlin het begrip multipolair graag definieert: dat wil zeggen onder leiding van Rusland tegen de Pax Americana. Maar multipolair in de veelvormige zin: een wereld waarin soevereine staten onderling soevereine allianties aangaan.
De keuze die staten maken wordt in die multipolaire orde mede ingegeven door hun positie in de oude imperiale tijden. De staten in Midden- en Oost-Europa, die in Wenen en ten tweede male in Jalta geen zelfbeschikkingsrecht mochten opeisen, zoeken daarom toenadering tot de EU en de NAVO.
De realistische school is zich niettemin blijven fixeren op de wisselwerking tussen de grote mogendheden. In deze ouderwetse geschiedopvatting, waarin het staatsbelang voor eeuwig onwrikbaar vastligt, blijven autonome ontwikkelingen binnen landen en gemeenschappen onbestaanbare raadsels.
Door dit onvermogen tot dynamisch analyseren is de realistische school grosso modo niet veel meer dan een vorm van gefossiliseerde politicologie geworden. Vandaar dat veel realisten in de nu één jaar durende oorlog vooral achter de feiten hebben aangelopen.