‘Warfare’ toont de realiteit van oorlog zo meedogenloos dat een filmganger in Amsterdam flauwviel

Voor het Amerikaanse leger was de slag om Ramadi in 2006 een succes. De toenmalige ‘hoofdstad’ van Al-Qaida in Irak werd in een half jaar wijk voor wijk uitgekamd en heroverd met hulp van lokale sjeiks en zonder verwoestende bombardementen: ‘houd de stad heel’, was het motto. Bij tegenstand werd de luchtmacht gevraagd om een ‘show of force’: een intimiderende drukgolf door een straaljager zeer laag over te laten vliegen.

In speelfilm Warfare zijn we herhaaldelijk getuige van zo’n ‘show of force’. De film is een minutieuze reconstructie van één bloedig incident in september 2006 en is blijkens de begintitels „volledig gebaseerd op herinneringen”. Die van een peloton Navy SEALs, een gespecialiseerde eenheid van de Amerikaanse marine, dat ’s nachts in Ramadi een huis van twee verdiepingen binnensloop en twee Iraakse gezinnen opsloot om een tijdelijke observatiepost in te richten voor een operatie de volgende dag. Ze wisten niet dat de buren jihadisten waren.

Via zoom spreek ik de co-regisseurs Alex Garland en Ray Mendoza. Garland staat bekend om stijvol cerebrale scifi- en horrorfilms als Ex Machina, Annihilation en Men. Vorig jaar maakte hij Civil War, een actiefilm over reporters die door de Verenigde Staten reizen tijdens een toekomstige burgeroorlog. Mendoza, een gewezen Navy SEAL die op de bewuste dag in Ramadi de radio bediende, was inmiddels militair adviseur en stuntcoördinator in Hollywood. Tijdens het filmen van de spectaculaire eindscène van Civil War – de bestorming van het Witte Huis – raakten hij met Garland bevriend en vatten ze het plan om die heftige ochtend in Ramadi te reconstrueren. Deels ook als eerbetoon aan scherpschutter Elliot Miller, die beide benen verloor en zich er na vier weken coma niets meer van herinnerde.

‘Warfare’ is het verhaal van Amerikaanse veteranen. Jihadisten of Iraakse gezinnen blijven anoniem.

Bloedig pingpong

Alex Garland benadrukt dat Mendoza op de set 90 procent van het werk deed. Hij wist hoe het decor eruit moest zien en hoe oorlog klinkt; hij drilde de acteurs drie weken in een boot camp, leerde ze het jargon en de procedures wanneer je onder vuur ligt. Op zijn tour of duty in Irak kijkt Mendoza met gemengde gevoelens terug. „We heroverden Ramadi op Al-Qaida, maar ons vertrek schiep een vacuüm waar IS weer insprong. Het was een soort pingpong, een zeer bloedig soort pingpong.”

Mendoza was lang in therapie voor PTSS, had slaapproblemen, kromp ineen bij een knal of een piepende autoband. „Met woorden kun je niet alles uitdrukken, je moet er beelden bij maken om Irak uit je systeem te krijgen. Deze visuele reconstructie kan je als de laatste meters van mijn therapie zien.”

Warfare begint met een bijna treiterig traag naar binnen gerolde handgranaat en een hectische beschieting waarbij Amerikaanse versterkingen worden getroffen door een bom. Uiteindelijk ligt de straat in puin, sleuren de SEALs hun doden en gewonden in pantserwagens en scheuren weg, wandelen de jihadisten bedaard de andere kant op en komen de bewoners uit hun kelders om de puinhopen te overzien. Niks gewonnen, veel verloren: op naar de volgende ronde.

Ervoer Mendoza Irak zo? „Er is de kameraadschap, de trots om te vechten met de beste strijders van deze planeet. Maar je blijft achter met de vraag: waarom zijn we hier, wat doen we? Is er meer dan alleen overleven?” De humanitaire hulp die ze op eigen houtje voor burgers organiseerden, hielp hem zijn morele kompas te behouden, vertelt hij. „En we boekten ook vooruitgang natuurlijk. We heroverden Ramadi,dat was de missie. Je kunt geen vraagtekens zetten bij je missie tijdens de uitvoering.”

‘Warfare’ stelt geen morele vragen, schetst geen context.

Ervaringscinema

Welke rol speelden oorlogsfilms bij zijn besluit om zich in 1997 bij de Navy SEALste melden? Had hij in Irak geen déjà-vu na alle Vietnamfilms waarmee hij opgroeide? Mendoza: „Ik kom uit een heel slechte wijk van Los Angeles, met veel misdaad en bendes. Ik wilde gewoon ontsnappen en het leger bood me die kans. Natuurlijk zag ik veel oorlogsfilms, maar er zijn twee heel grote verschillen met Vietnam. Eén: ik meldde me vrijwillig voor een beroepsleger, ik was geen dienstplichtige. En twee: de stemming was totaal anders. Irak was vlak na 9/11, Vietnam speelde zich af tijdens een explosie van de tegencultuur. Jongens werden toen gedwongen te vechten, wij waren veel patriottischer.”

Warfare stelt geen morele vragen, schetst geen context. Het is ervaringscinema die zonder opsmuk de realiteit van oorlog beoogt te tonen: de gespannen, zweterige stilte voor de storm, het abrupte, massieve geweld, het bloed, de stress, het gillen. En ook de automatismen van training en procedures, het zakelijke legerjargon, het zeulen met loodzware tassen en apparatuur. Context is verder onnodig, vindt regisseur Alex Garland. Iedereen heeft al zijn context bij Irak: hoe het fout liep of waarom het fout was. „Dat ga ik met een film niet veranderen. Een context of uitleg van de oorlog in Irak vind ik infantiliserend.”

Toch beoogt Warfare wel een anti-oorlogsfilm te zijn, zo valt uit de persmap op te maken. Bestaat dat, een anti-oorlogsfilm? Filmmaker François Truffaut stelde in 1983 dat ook films die de nare, bloedige realiteit van oorlog willen tonen het slagveld onherroepelijk een zekere glamour en noblesse geven. Elke oorlogsfilm werkt in zijn ogen uiteindelijk als een rekruteringsfilm. Garland: „Ik ben het daar totaal niet mee eens. Het zou me verbazen als mensen [de Russische partizanenfilm] Come and See of [Kubricks loopgravendrama] Paths of Glory als rekruteringsfilm ervaren. Ik zie wel in dat Apocalypse Now, zogenaamd een anti-oorlogsfilm, vanaf dat eerste shot van palmbomen met napalm op muziek van The Doors heel verleidelijk is.

„Maar onze oorlogsfilm is uniek, denk ik. Warfare is bijna forensisch in zijn streven naar authenticiteit. Krijst iemand van pijn in een oorlogsfilm, dan word je als kijker na een minuut of wat verder leed bespaard, gaat de camera ergens anders heen of is het opeens een dag later. Hier blijf je langdurig bij iemand in extreme pijn en ervaar je zintuigelijk de stress, het lawaai en de desoriëntatie van een gevecht. Warfare is niet verleidelijk zoals zelfs een film als Black Hawk Down dat is.”

Komt die film dan het dichtste bij, Black Hawk Down (2004)? Ridley Scotts verslag van een rampzalige Amerikaanse reddingsactie in Mogadishu waarin de camera bijna aan het gevecht lijkt deel te nemen? Garland: „Die film bevat allerlei discrepanties, verdichtingen en fictieve personages. De filmmuziek is heel manipulatief. Dat zeg ik niet om Black Hawk Down te bekritiseren, film hoeft wat mij betreft niet één ding te zijn.”

Amerikaanse veteranen

Toch is Warfare wel het verhaal van Amerikaanse veteranen. Jihadisten of die arme Iraakse gezinnen blijven anoniem. Wat te zeggen van het verwijt dat dit weer zo’n film is die Amerikanen als slachtoffers van hun eigen invasie afschildert? Garland, zeer geïrriteerd: „U verwijst naar een citaat van een Schotse komiek, Frankie Boyle, die grapte dat Amerika je land uitmoordt en dan twintig jaar later films maakt over hoe treurig dat voor hun eigen soldaten was. Ik vind dat een gemakzuchtig citaat en iedereen die het herhaalt net zo gemakzuchtig.

„Menselijk gezien mag je geen onderscheid maken tussen burgers en soldaten in een oorlogszone. U hoorde hoe Ray in Irak belandde: een complex proces waarin een samenleving je een zekere richting opduwt. Hij besloot niet zelf Irak binnen te vallen en hield er PTSS aan over. Ray is ook een slachtoffer van politici en hun slimme geopolitieke plannetjes. Ik besef dat Iraakse burgers het slachtoffer zijn en begrijp ook waarom er gewapend verzet ontstond. Maar je moet Amerikaanse soldaten niet reduceren tot een abstractie, tot ‘Amerika’. Het zijn ook mensen.”

Coen van Zwol