Wanneer de koning erachter komt dat zijn dochter verliefd is op de fluitspelende herder, is hij woedend. Een prinses moet niet beneden haar stand trouwen. In plaats van met een alternatief te komen voor de herder besluit hij beiden weg te sturen naar de uiteinden van het universum. De twee huilen zich suf, er ontstaan rivieren en één keer per jaar komen de vogels samen om een brug te vormen zodat de twee geliefden elkaar een dag kunnen zien.
Dit Koreaanse volksverhaal inspireerde componist Isang Yun (1917-1995) in 1977 tot een dubbelconcert voor harp (de prinses) en hobo (de herder). Tien jaar eerder was Yun door de Zuid-Koreaanse regering opgepakt en beschuldigd van spionage voor Noord-Korea. Hij werd gemarteld en na twee jaar vrijgelaten, hij emigreerde naar Duitsland om zijn vaderland nooit meer terug te zien. Zijn dubbelconcert stond voor Yun symbool voor het streven de twee schiereilanden te herenigen en in vrede te laten samenleven. Een onmogelijke missie.
Bijna vijftig jaar later vult de Zuid-Koreaanse kunstenaar Haegue Yang het verhaal aan met haar Star-Crossed Rendezvous after Yun (2024). Yang, die eveneens deels in Duitsland woont, gaf niet alleen vorm aan de vogels, de huilende prinses en herder, maar vatte ook Yuns leven samen door met een schitterende choreografie van licht te komen die door verschillende luxaflexen heen schijnt. Het idee is eenvoudig, maar door de dans van licht maakt dit werk de meeste impact op de expositie Leap Year, die nu te zien is in de Kunsthal in Rotterdam, op een overzichtstentoonstelling van de kunst die ze de afgelopen dertig jaar maakte.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879070-c5df5a.jpg|https://images.nrc.nl/Kn6KCPslN_YNBieguyKr9Ii_Rbs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879070-c5df5a.jpg|https://images.nrc.nl/WdqVSSOojf2r7i4NHhND4TP5Im0=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879070-c5df5a.jpg)
Foto Hayward Gallery
„Ik geloof dat men uit vervreemding de kracht kan halen om te sympathiseren met anderen”, is een uitspraak van Haegue Yang (Seoul, 1971), sinds eind jaren negentig een graag geziene kunstenaar in musea wereldwijd. Op de vele exposities en de Biënnales waar haar werk getoond is – onder andere in Venetië (2009) – wordt die uitspraak uitgebeeld in haar werk. Alledaagse voorwerpen worden uit hun context gehaald, metalen belletjes rinkelen voor wie erdoorheen loopt, ze verdiept zich in levens van onder meer Europese schrijvers, Koreaanse volksverhalen, vrijheidsstrijders en wereldwijde tradities. Waar vervreemding als zwaar thema geïnterpreteerd zou kunnen worden, kiest Yang doorgaans voor lichtheid en dans.
Die lichtheid is er niet alleen letterlijk – met het spel met lichten die door luxaflex schijnen of lampen die aan droogrekken hangen – maar ook in de figuren die ze uitknipt in bijvoorbeeld Mesmerinzing Mesh (2021 – heden), waar ze met collages van moerbeibladpapier werelden en fraaie figuren schiep, of in de beesten van rotan. Doordat ze zo’n breed arsenaal aan onderwerpen en materialen hanteert, zijn er veel pogingen gedaan een etiket op haar werk te plakken. Het werd in kaders van migratie of feminisme gedrukt, maar Yang is niet iemand op wie je een etiket kunt plakken. De typering ‘Globetrotting artist of the everyday object’, die het Britse kunsttijdschrift Art Review op haar plakte – ze stond enkele keren in zo’n jaarlijkse top 100 van belangrijkste kunstenaars – vat haar werk perfect samen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879097-84cf60.jpg|https://images.nrc.nl/XN7W05AFIk064VlZeQ11aOwbw00=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879097-84cf60.jpg|https://images.nrc.nl/NXOCJFDd0Nhc-J7m6dowhm9IxwM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879097-84cf60.jpg)
Foto Lawrence O’Hana Gallery
Droogrekken
Neem het onderwerp thuis zijn, migratie en ontheemding. Yang behandelt die door droogrekken op elkaar te plaatsen met lichten en elektriciteitsdraden eraan te hangen. Of, zoals in een van haar bekendste werken Storage Piece (2004), door kratten, dozen en tassen op pallets te plaatsen waarmee ze haar eigen ‘globetrotting’ tot één ruimte terugbrengt. In de Kunsthal klinken bij die installatie uit speakers teksten over migratie, voorgelezen door de Rotterdamse kunstenaar Pris Roos.
Het hele idee van thuis, dat je al dan niet hebt, voedt het idee dat mensen en dingen snel ‘misplaatst’ kunnen zijn: want niets en niemand staat altijd op de juiste plek. De luxaflex komt uit haar eigen appartement, van de droogrekken maakte ze voor het eerst een installatie toen ze een expositie inrichtte in het verlaten huis van haar grootouders. De rotanbeesten die ze maakt op basis van oude verhalen – zoals die van een Japans wezen dat niets liever dan een draak die kan vliegen wil zijn – tonen hoe alles en iedereen zich telkens aanpast aan tijd en omgeving.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879160-3ba53d.jpg|https://images.nrc.nl/nYO6ZfGbaiW_DR38h85AU0kqijc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879160-3ba53d.jpg|https://images.nrc.nl/FozoMqhcuht48G9y29Q0uEYdGP8=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130879160-3ba53d.jpg)
Foto Nick Ash
Dat besef komt schitterend samen in enkele verhalen van moeder en dochter in Bathroom Contemplation (2000), waarin de moeder uit Zuid-Korea op bezoek is bij haar dochter in Berlijn. Ze vertellen elkaar verhalen, maar de afstand in de verschillende werelden is moeilijk te overbruggen. Zelfs alledaagse dingen zijn te verschillend, zoals een afvoerputje in de vloer van een badkamer. Moeder Yang wil haar dochter helpen door de badkamer schoon te maken, maar snapt niet dat er geen afvoerput is, waarna de hele boel overstroomt. Woede over zoveel Europese domheid door geen afvoerput in de vloer van je badkamer te hebben, wordt afgewisseld met schaamte dat ze niet gezien heeft dat zo’n putje hier niet zat.
Na tien dagen beseft ze dat ze wel erg kwaad is geweest over de domheid van de Duitsers, maar dat het nu wel klaar is, en de vraag komt op of ze wellicht te ver is gegaan in haar geklaag en woede over de Duitsers. Ondanks dat besef en de terugkeer van de rust, blijft de vraag knagen: „Wat zou de reden toch zijn om geen afvoerputje te hebben?”
