‘De beschaving gaat naar de knoppen”, roept de steenrijke gastheer Tom Buchanan tijdens een diner met zijn nieuwe overbuurman Nick Carraway. Het is zomer, de ramen van het weelderige landhuis van de Buchanans staan open. Ondanks de drooglegging drinkt het gezelschap een uitstekende Bordeaux.
Tom las erover in De opkomst van de heerschappij der gekleurde volkeren, een boek dat hem tot een ‘verschrikkelijke pessimist’ heeft gemaakt. „Het uitgangspunt”, vat Tom het eventjes samen, „is dat als we niet uitkijken, het blanke ras totaal – eh, verzwolgen zal worden. Het is allemaal heel wetenschappelijk; het is bewezen.”
Op 10 april is het honderd jaar geleden dat The Great Gatsby verscheen, de canonieke, schitterende roman van F. Scott Fitzgerald. Het is een van die boeken die nooit uit de tijd raakt. Fitzgerald heeft er de beeldvorming van de roaring twenties mee bepaald: de uitbundige feesten met wilde jazzbands en meisjes in flapper-jurken, glimmende auto’s, illegaal gestookte flessen whisky, schatrijke bootleggers, morele corruptie.
The Great Gatsby is meer dan een roman: het is een vibe, een levensgevoel. Jonge lezers zijn dol op het boek, honderd jaar oud of niet: op TikTok vind je tienduizenden eerbetonen. Vier filmversies zijn er tot nu toe gemaakt, diverse toneelstukken, strips, graphic novels, videogames, en serieuze fanfictie (zoals de queer young adult-hervertelling Self-Made Boys. A Great Gatsby Remix van Anna-Marie McLemore). Er is ook een economische theorie naar het boek vernoemd, de Great Gatsby Curve, die het verband uitdrukt tussen inkomensongelijkheid en sociale mobiliteit. Hoe groter de ongelijkheid, hoe minder mobiliteit.
Bij herlezing lijkt het bijna griezelig hoezeer het boek een spiegel vormt van onze tijd. De racistische theorieën waar de hufterige Tom Buchanan in gelooft: die zijn opnieuw in zwang in extreemrechtse kringen. Vorig jaar werd Marjolein Faber, PVV-minister voor Asiel en Migratie, nog op het matje geroepen voor het waarschuwen voor ‘omvolking’. Ook onder Trump-aanhangers wordt de theorie gretig gedeeld. Je hóórt het Trump bijna zeggen, met zijn zinnen die zelden meer dan vier woorden bevatten, wanneer Tom zegt, ‘Het is allemaal heel wetenschappelijk; het is bewezen’.
Vorige maand publiceerde een voormalige medewerker van Meta, Sarah Wynn-Williams, een nietsontziende memoir over haar tijd als bestuurder bij Facebook: Careless People. De titel is een verwijzing naar The Great Gatsby, waarin het echtpaar Tom en Daisy Buchanan ‘careless people’ worden genoemd, die alles om hen heen verwoesten en anderen de troep op laten ruimen. Volgens Wynn-Williams zijn Facebook-directeuren Mark Zuckerberg en Sharyl Sandberg de Tom en Daisy van nu: roekeloos, onverschillig en hebzuchtig.
Frontsoldaten
The Great Gatsby was geen onmiddellijk succes. Bij verschijnen in 1925 werd het slecht gerecenseerd en nauwelijks verkocht. In 1940 stierf Fitzgerald aan een hartaanval, zijn werk was vrijwel vergeten. Zijn dood bracht echter een herwaardering van zijn werk op gang, vooral onder andere schrijvers. Vanaf toen ging de curve recht omhoog. In 1942 besloot een groep uitgevers om het boek cadeau te geven aan alle Amerikaanse soldaten aan het front in de Tweede Wereldoorlog. Zo groeide een hele generatie Amerikanen met de roman op.
Frappant, gezien hoe kritisch het boek is op Amerika. The Great Gatsby werd vanaf toen gezien als een essentiële Amerikaanse roman. Lionel Trilling, literair criticus en dé strenge poortwachter van het literaire establishment, schreef een gezaghebbend voorwoord bij een nieuwe uitgave, en verklaarde dat het werk met de tijd alleen maar belangrijker was geworden. Veel schrijvers noemen het als een van de belangrijkste boeken in hun leven, zoals Haruki Murakami, de Japanse bestsellerauteur, die The Great Gatsby in het Japans vertaalde en het tot zijn absolute nummer één bestempeld heeft.
Achter het society-spektakel, het geroddel en de glamour is The Great Gatbsy een bittere analyse van de verpletterende kracht van dromen. Een waarschuwing hoe een droom een mens totaal in beslag kan nemen, een leven lang. Hoe een droom tot onwaarschijnlijke daden kan aansporen, om dan kapot te spatten op het moment dat die droom bijna bewaarheid wordt.
We lezen het verhaal door de bril van Nick Carraway, ‘een van de weinig eerlijke mensen die ik ooit heb gekend’, aldus hijzelf. Een man uit de betere middenklasse, die op zoek naar het opwindende leven het gezapige Westen van zijn jeugd verruilt voor de Oostkust van Amerika. Hij vindt een huisje op Long Island, waar twee (fictieve) eivormige schiereilanden recht tegenover elkaar liggen, gescheiden door water: West Egg en East Egg.
Geen perfect gevormde eieren, maar – een veelzeggend beeld, een vooruitwijzing – aan één zijde gebutst, zoals het ei van Columbus. De schiereilanden zijn identiek, en toch verschillen ze als dag en nacht. East Egg is er immers voor oud geld, zoals voor Nicks verre familielid Daisy en haar man Tom, West Egg is voor de nouveau riche, zoals Nicks mysterieuze buurman Jay Gatsby, die in een kast van een huis woont en elk weekend megalomane feesten geeft.
Energie en overdaad
De beschrijving van wat daar gebeurt is een van de hoogtepunten van het boek, Scott Fitzgerald vangt de energie en overdaad in aanstekelijke, ongedurige beelden. „De bar is in volle gang”, staat er in de Nederlands vertaling van Susan Janssen, „en langszwevende rondjes cocktails verspreiden zich over de tuin, tot de lucht vervuld is van gepraat en gelach, terloopse insinuaties en ter plekke meteen weer vergeten kennismakingen, en enthousiaste ontmoetingen tussen vrouwen die nooit van elkaar hebben geweten hoe de ander heette.” Of dit beeld: „Iedere vrijdag werden er vijf kratten sinaasappelen en citroenen afgeleverd door een fruithandelaar uit New York – iedere maandag verlieten diezelfde sinaasappelen en citroenen zijn huis via de achterdeur als een piramide van uitgeperste helften.” Gatsby doet zelf trouwens nooit aan de bacchanalen mee, drinkt nauwelijks. Eenzaam kijkt hij toe vanaf de trap.
Het blijkt allemaal deel van zijn grote plan. Gatsby was de jeugdliefde van Daisy, maar hij was arm, en zij rijk (hier volgt dan nog zo’n parel van een zin: „Want Daisy was jong en haar gekunstelde wereld was vervuld met de geur van orchideeën en een aangenaam, vrolijk snobisme en orkesten die het ritme van het jaar aangaven en de droefheid en de suggestiviteit van het leven in nieuwe melodietjes comprimeerden.”) Nooit heeft Gatsby haar kunnen vergeten. De rest van zijn leven staat in het teken van haar terugwinnen, Daisy is De Droom.
Fortuin
Tijdens de oorlog werkt Gatsby zich omhoog in de rangen van het leger, later maakt hij fortuin als bootlegger. Hij koopt een villa op West Egg, waar hij uitkijkt op East Egg, precies op het huis van Daisy, waar op de kaai altijd een groen licht brandt. Jarenlang staart hij iedere avond naar het groene licht, en hoopt hij dat ze als vanzelf op zijn soiree verschijnt, aangetrokken door de beau monde in zijn hedonistisch paleis. Maar ze verschijnt pas na vijf jaar, na tussenkomst van haar neef Nick. En ze vindt het niets, dat feest; veel te vulgair.
Op een bloedhete zomerdag komt het tot een climax. Daisy, Tom, Gatsby, Nick en flapper girl Jordan rijden naar New York, en dan toch maar weer terug. Daisy verkiest Gatsby boven Tom, en gaat dan toch maar weer terug. Er vallen doden, Gatsby is er één van. Ondanks de honderden mensen die elk weekend bij hem over de vloer kwamen, komt er niet één opdagen op de begrafenis.
Daisy en Tom verdwijnen, ze zijn de ‘careless people’, zoals rijke mensen altijd zonder kleerscheuren uit hun eigen bende ontsnappen, analyseert Nick. Arm en rijk; Amerika zou gebouwd zijn op merites, niet op afkomst, maar de Gatsby Curve is real, en never the twain shall meet.
De laatste woorden van het boek zijn verpletterend. „Gatsby geloofde in het groene licht, de orgiastische toekomst die jaar op jaar voor onze ogen terugwijkt. Ze ontglipte ons toen, maar dat doet er niet toe – morgen zullen we harder lopen, onze armen verder uitstrekken… En op een mooie dag” – Fitzgerald maakt de zin niet af, voegt een witregel in, hij besluit: „En zo varen we voort, schepen tegen de stroom op, onophoudelijk teruggevoerd naar het verleden.”
Haast ongemerkt heeft Fitzgerald de derde persoon enkelvoud vervangen door de eerste persoon meervoud. Wij geloven in de orgiastische toekomst, die ons ontglipt. Gatsby, dat zijn wij. De droom voert ons niet naar de toekomst maar terug naar het verleden, als de steen van Sisyphos die elke dag weer naar beneden rolt.
De meest verheven droom
Fitzgerald was ook zo’n dromer. Hij had ook een Daisy, een beeldschone socialite met wie hij niet mocht trouwen omdat hij arm was en zij rijk. Toen ontmoette hij Zelda, een southern belle die ook pas wilde trouwen wanneer hij fortuin had gemaakt. Daarom begon hij met schrijven, toen blijkbaar nog een lucratief beroep. In die zin is de roman zélf Fitzgeralds Gatsby-eske daad.
Volgens Lionel Trilling belichaamt Gatsby Amerika en de Amerikaanse droom. Maar dat betekent niet dat wij in Nederland vanaf een veilige afstand kunnen meegenieten. Aan het eind van de tragedie richt Fitzgerald plots de blik genadeloos op ons, op de Nederlandse zeelieden, die ooit langs het bomenrijke New York zeilden en daar ‘met ingehouden adem’ „de meest verheven droom van alle van de mens” zagen, „voor de laatste keer in de geschiedenis geconfronteerd met iets dat evenredig was aan zijn vermogen tot verwondering.” Ook wij dromen en verlangen. Ook wij gaan mee in de vernietigende zuigkracht van het groene licht op de kade.
Is dat wat we er vandaag nog in herkennen? Is dat soms waarom we de Gatsby vibe zo aantrekkelijk vinden? We denken dat we de roman zullen blijven lezen om de lyriek, om de stijl, de energie die van de pagina spat. Maar misschien resoneert op een diepere, onbewuste laag ook de morele waarschuwing van Fitzgerald. Gatsby weerspiegelt ons verlangen naar betovering in een vervuilde, grimmige wereld. Hij is de droom van het goede leven: als het groene licht drijft het steeds verder weg, naarmate we dichterbij komen.
Lees ook
De neergang van een literaire grootheid
