Achttien kinderen sprinten de klas uit zodra dirigent Dorus van den Boomen ze vertelt dat ze „snel, maar zonder te rennen”, hun instrument mogen pakken. Met een xylofoon, trombone, fagot of viool komen ze het lokaal van basisschool de Tamarisk in Groningen weer binnen.
Daar krijgen ze deze laatste dinsdag van maart les van muzikanten van het Noord-Nederlands Orkest (NNO). Het is de veertiende les en de voorlaatste voor het grote optreden dat ze met andere scholen in de Oosterpoort in Groningen geven. Dat optreden is het startschot van de jaarlijkse Kindermuziekweek, dat als thema dromen heeft. De Kindermuziekweek duurt tot 13 april.
Het NNO geeft dit voorjaar kinderen van drie klassen van drie basisscholen in Groningen vijftien weken lang les. In tijden van bezuinigingen op muziekonderwijs vindt het orkest het belangrijk kinderen kennis te laten maken met muziek. „Steeds minder kinderen spelen een instrument. Dat is best zorgelijk. Het spelen van een instrument kan kinderen veel brengen. Het is goed voor je cognitieve vaardigheden en het geeft ook plezier. Daarnaast zijn kinderen ook ons publiek van de toekomst en de musici en docenten van de toekomst”, zegt hoofd educatie Joëlle Doll van het NNO.
In tijden van bezuinigingen op muziekonderwijs vindt het orkest het belangrijk kinderen kennis te laten maken met muziek
In groep 5/6 van basisschool de Tamarisk hebben drie van de achttien kinderen al muziekles. Voor de rest zijn deze lessen een eerste kennismaking met instrumenten. Elke les komen musici van het NNO mee. Deze keer is violiste Caroline Babendererde mee. Zodra ze begint te spelen, luisteren de kinderen aandachtig. „In de zaal waar jullie straks gaan optreden, kunnen zo’n 1.200 mensen kijken”, vertelt ze. Verschrikt kijken de leerlingen op. „Maar daar moet je niet aan denken hoor, als je speelt. Dan ben je alleen met je instrument bezig. Dat is iets tussen jou en het instrument.”
Een leerling oefent viool.
Plastic trombone
Dan is het tijd om te oefenen. Dirigent Van den Boomen begeleidt op de gitaar, de leerlingen zingen het lied ‘Pizza en chocolade’. Twee kinderen spelen op de fagottino, vier op de trombone, twee op slagwerk en zeven viool. „Ik droom alle ruzie weg. Niemand wordt meer ziek. Op alle plekken waar ik kom, klinkt muziek”, zingen ze.
Van den Boomen applaudisseert. „Geweldig, dat gaat soepel. Jullie zingen prachtig, maar kunnen jullie ook nog laten zien dat jullie het een leuk liedje vinden? Jullie zien er nu uit alsof het moet.” Een stuk enthousiaster zetten de leerlingen het nummer nog eens in.
Aan het einde vraagt Van den Boomen om applaus voor violiste Babendererde. De kinderen klappen luid. Maar dan zegt een meisje: „Krijgen wij nog een applaus? We hebben zo lang geoefend.” Van den Boomen lacht. „Weet je wanneer je applaus krijgt? Na het concert.”
Een week later is het zo ver. Het podium van de grote zaal van de Oosterpoort in Groningen staat vol. Op het podium staan zo’n 120 kinderen. Ze zwaaien naar de tribune, waar hun leerkrachten, ouders, broers, zussen en opa’s en oma’s zitten. Om op te warmen, schudden ze hun handen en voeten. Dan is het tijd om te spelen. Tientallen pBones, een plastic trombone, schieten de lucht in. De kinderen spelen samen met musici van het NNO.
Leerlingen van groep 6 oefenen fagot.
De kinderen spelen zes liedjes. Tussendoor worden twee kinderen op het podium geïnterviewd. Wat vind je zo mooi aan de trombone, vraagt de presentator aan Toon. „Gewoon, dat ‘ie zo paaah doet”, zegt Toon. Hoe dat klinkt, laat hij meteen even horen.
Ze sluiten af met het lied van de Kindermuziekweek, ‘Ik ben ’t allemaal’, van DROOMPILOOT, dat zanger Gerson Main met ze zingt. Voor het podium staan leerlingen uit Friesland, Groningen en Drenthe, die met de nummers meezingen. Meer dan veertig schoolklassen uit het Noorden hebben zich aangemeld om volgend jaar deel te nemen aan het schoolorkest.
Profvoetballer
Een beetje spannend, vond Jabril (9) het wel, zegt hij na afloop van het concert. „Ik was bang om iets niet goed te doen, maar dat is gelukkig niet gebeurd. Ik speelde trombone. Ik wilde dat graag doen, omdat ik het leuk vind om veel lawaai te maken.”
Of hij doorgaat met muziek spelen, weet hij nog niet. „Ik heb ook andere dromen, zoals profvoetballer worden.” Het doel is ook niet om alle kinderen aan het spelen te krijgen, zegt Dol van het NNO. „Ik hoop dat als ik volgend jaar weer langskom bij de scholen die hebben meegedaan, er drie of vier leerlingen uit de klas op muziekles zijn gegaan.”
Een leerling oefent xylofoon.
Na het concert zit Britt (8) met haar ouders, broertje en oma’s en opa’s in de hal van de concertzaal. Ze heeft een rode roos in haar hand, die ze van haar juf heeft gekregen na afloop. Tijdens het concert speelde ze twee nummers mee. „Ik speelde xylofoon. Het was leuk om te doen, maar ook spannend op zo’n groot podium.”
Britt had altijd zin in de muziekles op school, vertelt haar vader Harry Hummel. „Op maandag zei ze: morgen hebben we weer NNO.” Ook hij is enthousiast over de lessen. „Ik vind het een mooie manier voor de kinderen om met muziek in contact te komen. Het werkt aanstekelijk, mijn zoon van 4 zei net dat hij nu ook een trombone wil.”
Als Dr. Banana ‘Still Flexin’ van Jamie Coins in zijn housemix draait, lijkt een gelukzalig gevoel zich meester te maken van de Ring, een ingenieus en artistiek podium op Horst Festival in het Vlaamse stadje Vilvoorde. Op een pleintje bezaaid met betonblokken, tussen hoge muren vol graffiti, staat een metalen constructie in de vorm van een cirkel. De palen zijn felgeel geschilderd. Er binnen, in de stralende zon, staan honderden mensen te dansen. Ik sta op een verhoging bij de geluidsman, en kijk uit over een zee aan (half) ontblote lijven.
Als Dr. Banana een remix van hiphopklassieker ‘Put Your Handz Up’ van The Whooliganz opzet, begint het te stomen. Dit is het gouden uurtje. De dikke bas dondert niet, maar doet het publiek zacht, synchroon hossen. Ja, dit is het ware festivalgevoel. Dat gevoel dat je helemaal op kan gaan in het nu. Deel van dat festivalgevoel is ook: reikhalzend uitkijken naar een niveautje hoger, lekkerder, intenser. Naar dat moment net ná het gouden uurtje, waarop de plastic zakjes verschijnen, de envelopjes worden opengevouwen en de sleutelbosjes beginnen te rinkelen. Het startschot voor een vlammende nacht, gegeven door een pilletje, een likje, een snuifje.
Drugs horen bij festivals als de nacht bij de dag. De oplettende kijker ziet het gebruik aan de kauwgomkauwers, de ijsjeslurkers, de lippenlikkers, de zonnebrillen, de handen die net wat te grijpgraag op schouders worden gelegd, de friemelende, rusteloze vingers en aan de dansers. De extatische bewegingen. Het zweet, de strakke kaken, de ietwat verbaasde blikken. Vandaag lijkt zowat iedereen zich eraan over te geven. Maar waarom gebruiken we zo graag drugs op festivals? En wat doet het met de festivalbeleving?
In België is drugsbezit en -gebruik verboden. In Nederland officieel ook, maar wordt een gebruikershoeveelheid gedoogd. Toch zegt in België ongeveer de helft van de mensen die uitgaan illegale drugs te gebruiken. Op dancefestivals ligt dat percentage nog wat hoger. In Nederland had in 2023 bijna driekwart van alle club- en festivalbezoekers (16-35 jaar) drugs gebruikt, zo blijkt uit het Grote Uitgaansonderzoek dat het Trimbosinstituut om de vier jaar uitvoert (voor het laatst in 2023). Meer dan de helft van deze uitgaanders gebruikte ecstasy en MDMA. Ook zeer populair: cannabis, cocaïne, ketamine en 3-MMC (een moderne, zogeheten ‘designer drug’, waar je euforisch van wordt en lang op kan doorgaan).
Er is een trend in het gebruik van zogeheten stimulerende middelen – spul waar je van gaat ‘aan’ staan. Meest duidelijk is dat bij 3MMC: in 2020 gebruikte nog maar 8,9% van de uitgaanders 3-MMC, in 2023 was dat 33,7%. Ook gebruiken uitgaanders meer cocaïne dan in 2022, terwijl ketamine, waardoor je in een droomachtige roes raakt, op hetzelfde, relatief hoge niveau blijft.
Drugsgebruikers zijn zich sinds de coronacrisis roekelozer gaan gedragen, aldus preventiedeskundige Martha de Jonge van het Trimbos: ze gebruiken meer drugs door elkaar, en ook meer na elkaar. Dat doen ze volgens De Jonge zonder goed op de hoogte te zijn van de werking en de risico’s van de drugs zelf, of de effecten van het mixen. En dus zijn er ook meer gezondheidsincidenten dan een paar jaar geleden. Uitgaanders zelf zien juist veel positieve effecten. Volgens het Trimbos gebruikt bijna de helft van hen drugs op festivals en in nachtclubs om vriendschappen te versterken en om spanningen uit het dagelijks leven te verminderen. Ook een fijne, positievere omgang met anderen is een veelgenoemde reden om drugs te gebruiken.
Snuifje ketamine
J. (30), die niet met zijn naam in de krant wil, ook niet met zijn voornaam, neemt naast mij een snuifje ketamine. „Ik blijf maar 1 nachtje, dus ga niet al te gek doen.” Hij heeft van alles bij zich: een halve gram ketamine, een halve gram cocaïne, een halve gram speed en een halve gram MDMA. „Of ik het allemaal ga gebruiken? Nee dat is wel heel veel. Ik wist gewoon niet waar ik zin in had, dus heb alles meegenomen.”
Tussen de bezwete lijven in, staan drie meiden om een piepklein zakje heen. Een van hen, met rood haar, duwt haar pink erin, de roze kristallen plakken eraan vast. Ze stopt haar vinger diep in haar mond en neemt direct erachteraan een grote slok bier. Speciaalbier wel te verstaan. Uit een groot, bol glas. Duvel, we zijn immers in België. Haar vriendinnen doen hetzelfde. Nog eentje? Nee, ben voor nu wel even goed, hoor ik de roodharige zeggen. „Zin in een wijntje.” Alcohol is natuurlijk ook een drug, dat door maar liefst 98,2% van de uitgaanders gebruikt wordt.
Een beetje weggestopt in een straatje met aan weerszijden bakstenen huisjes met studio’s en werkplaatsen, aan de rand van het terrein, staat een kraampje, een ‘infostand’.
„Hebben jullie misschien zo’n kaartje voor me?”, vraagt een bezwete jongen in een wit hemd aan de mensen van het kraampje. Het is van non-profitorganisatie Safe ’n Sound, dat onder coördinatie van Vlaams expertisecentrum voor alcohol en andere drugs (VAD), op festivals en evenementen voorlichting geeft over drugs en focust op het beperken van risico’s en schade bij middelengebruik. Ook richt de organisatie zich op het bespreekbaar maken van bredere welzijnsthema’s in het uitgaansleven.
Tussen de bezwete lijven in, staan drie meiden om een piepklein zakje heen. Een van hen, met rood haar, duwt haar pink erin, de roze kristallen plakken eraan vast.
Tom Vandenhove, veldwerker bij Safe ’n Sound, vertelt dat gebruikers van bijvoorbeeld cocaïne nog te vaak hun lijnen bij elkaar vegen met hun eigen bankpas, en opsnuiven met een opgerold bankbiljet. Dat is niet heel schoon, en dus, om de schade te beperken, biedt Safe ’n Sound een proper pasje (een kapkaart), schone snuifpapiertjes en flesjes fysiologisch water waarmee de neus na het snuiven gespoeld kan worden. Verder liggen er op tafel een bibliotheek aan folders en flyers met informatie over ongeveer alle drugs denkbaar. Er is ook zonnebrand, condooms en oordoppen, en er ligt een infographic waarop in kleurcode de mate van gevaar van het combineren van drugs is aangegeven.
Volgens Vandenhove zijn de spullen vooral als gesprekstarters bedoeld. „We moedigen drugsgebruik niet aan, integendeel, we willen bewustzijn kweken om experimenteergedrag tegen te gaan. Juist om de schade te beperken. Voor veel mensen horen drugs nu eenmaal bij het uitgaansleven, ook al is het bij wet verboden en lijdt het tot maatschappelijke verontwaardiging. Op een festival als Horst worden al veel maatregelen genomen om mensen zo min mogelijk te laten gebruiken. Maar mensen die toch gaan gebruiken, moeten we wegwijs maken, zodat het niet misgaat.”
Dionysos
Dat men graag de grenzen opzoekt, zag de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche al in 1872. In zijn boek De Geboorte van de Tragedie, stelt hij dat er twee manieren van bewustzijn zijn: die van de God Apollo (van de zon en de logica), en die van Dionysus (van de passie, de dans en wijn). Het apollinische bewustzijn staat voor het gebruik van de rede, het logisch denken en individualiteit. Het dionysische vertegenwoordigt de passie, extase, de chaos, de roes, en het opgaan van het individu in het collectief.
Nietzsche zag muziek als de puurste vorm van kunst. Muziek spreekt immers direct tot het gevoel, zonder tussenkomst van beelden of letters of symboliek. We worden meegevoerd op muziek, op haar ritme en cadans, haar improvisatie en structuur, op haar chaos én haar orde. Muziek kan als geen andere kunstvorm ons tijdelijk doen ontsnappen aan de strak gestructureerde logica van de apollinische moderne tijd, vol efficiëntiedwang en prestatiedruk. Door de muziek kunnen we misschien zelfs opgaan in de menigte, in het collectief
Op het muziekfestival is de kans op de samensmelting van het apollinische en het dionysische groot: de muziek is er ritmisch en wordt collectief beleefd, er is weinig ego, veel lichamelijkheid, harmonie, verbinding en intuïtie. Drugs helpen bij die samensmelting, niet als doel op zich, maar als katalysator: doordat ze gevoelens van schaamte, ego en individualiteit dempen, en euforie en empathie juist stimuleren, helpen drugs de barrière tussen Apollo en Dionysus doorbreken. Een weekend stoom afblazen is dus niet zomaar even iets lolligs, maar van wezenlijk (mentaal en maatschappelijk) belang.
Drugs helpen bij die samensmelting, niet als doel op zich, maar als katalysator: doordat ze gevoelens van schaamte, ego en individualiteit dempen, en euforie en empathie juist stimuleren, helpen drugs de barrière tussen Apollo en Dionysus doorbreken
Tom Vandenhove, die naast veldwerker bij Safe ’n Sound ook preventiewerker is bij het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg in Antwerpen, ziet op dat vlak een opvallende trend: „Mensen komen tegenwoordig voor een totaalervaring naar het festival. De verwachting die bezoekers hebben van een festival is de afgelopen jaren enorm veranderd. Vroeger kwamen mensen voornamelijk naar een festival voor dj’s en de muziek, nu komen mensen voor een persoonlijke noot. Voor open gesprekken, goed eten, samen zijn, fijne muziek, gemeenschap. Mensen willen op een festival op adem komen. Wij merken bij Safe ’n Sound dat mensen nu veel meer bij onze stand langskomen om te praten over hun mentale gezondheid. We voeren gesprekken over het werk of de privésituatie, over de liefde, over eenzaamheid, en wijzen mensen dan ook vaak door naar professionele hulpverlening.”
170 speakers
Sinds dit jaar is er op Horst een nieuwe stage, die van afstand lijkt op een groot Mediterraans busstation: een ommuurd plein, met in het midden een dak op palen. Dat dak blijkt vol te zitten met 170 speakers. „Een dak van geluid” en „De meest democratische dansvloer”, zo noemt Mattias Dalens, organisator van Horst, het in een interview met de Vlaamse omroep VRT. „Overal waar je staat is de kwaliteit van het geluid hetzelfde.” Want dat het uiteindelijk gaat om die totaalervaring, dat heeft Horst als geen ander festival in de gaten met ruimtes voor kunst, ‘hang outs’, performance art, theater, architectonische stagedesigns en prachtige visuals geprojecteerd op de grote koeltorens aan de rand van het terrein.
Helaas voor de roesgangers zijn er ook agenten in burger die dit weekend op het terrein rondlopen. Nietzsche zou het afkeuren, maar de 55 agenten hebben, zo blijkt achteraf, voor ruim 30.000 euro aan boetes uitgedeeld aan 123 festivalgangers. Tussen de 45 en 150 euro, die zonder schikking (zonder strafblad dus) in één keer afgetikt moesten worden. Goed, 123 mensen op een festival waar bijna 40.000 mensen afkomen, is niet zo heel veel, maar toch – je schrikt je dood als je net in een roes bent beland, en er ineens een agent voor je neus staat. Maar goed, balans, daar gaat het allemaal om, toch?
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk
Op de middelbare school had je twee keuzes: je aansluiten bij de kakkers of de alto’s. Ik koos voor de laatste groep, vooral vanwege de muziek. De puberteit overspoelde mijn hoofd met grote emoties over kleine problemen. Schreeuwende zangers boden me de woorden die ik zelf niet kon vinden, boze gitaren wisten precies hoe ik me voelde. Mijn discman was mijn kostbaarste bezit. De gekopieerde, overslaande cd’s speelden continu de soundtrack van mijn leven.
Toen werd het tijd voor het echte werk. Mijn eerste festival dus: Willems Wondere Weiland. Een totaal nieuwe wereld, op slechts een half uurtje fietsen verderop. Een klein podium dat in mijn ogen gigantisch was. Een bandje met geluidsproblemen én een gitarist die ik herkende van school. Pure magie. Willems Wondere Weiland bleef al die jaren sinds mijn bezoek bestaan, maar de editie van dit jaar zal de laatste zijn. Zoals steeds meer gratis festivals houden ze ermee op.
Erik Stapelbroek, de festivaldirecteur, staat op een weiland in Hooglanderveen. Het oprukkende Amersfoortse Vathorst is als een onafwendbare tsunami op de achtergrond. Hier zal op 5 juli de laatste Willems Wondere Weiland plaatsvinden. „Het begon 25 jaar geleden met de verjaardag van mijn broertje, Willem,” vertelt hij. Ze zaten in de schuur van zijn ouders en Willem, groot metalfan, bedacht dat hij met zijn bandje wel op een festival zou willen staan. De makkelijkste manier om dat voor elkaar te krijgen: zelf een festival organiseren. De locatie was snel gevonden, dat werd het weiland van zijn ouders. Een grote aanhanger diende als podium, bevriende bandjes mochten optreden en ook het publiek, zo’n 200 man die eerste editie, bestond vooral uit vrienden en dorpsgenoten uit Hooglanderveen. Willems Wondere Weiland was geboren. Willem verhuisde naar Japan, maar het festival bleef bestaan.
Willems Wondere Weiland in 2018Foto Paul Karel
In de 25 jaar sinds die eerste editie is het festival uitgegroeid tot een lokaal begrip in Amersfoort en omstreken. Bij mooi weer kan het festival rekenen op zo’n 5000 bezoekers, alles wordt gerund door bijna 200 vrijwilligers. Wat begon met slechts een oplader groeide uit tot een terrein met een hoofdpodium, een tent, een derde podium, een silent disco, een biertuin, de tent van ‘Blinde Ed’ en – het festival groeide met de gezinssamenstelling van de organisatoren mee – een kinderhoek.
Er hebben altijd veel lokale, beginnende bands gespeeld. De Amersfoortse rapformatie DAC, waar onder andere Diggy Dex en Jiggy Djé hun carrière begonnen, stond er. Mooi Wark speelde er z’n eerste optreden buiten Drenthe. Maar het festival wist ook buitenlandse (metal)bands uit Duitsland, Polen of zelfs Japan te trekken. „We betaalden iedereen altijd hetzelfde: reiskosten vanaf de grens en consumpties,” zegt Stapelbroek. „En ze komen hier graag. De sfeer is altijd goed en het geluid is van topkwaliteit.”
Ooievaar
Erik StapelbroekFoto Bram Petraeus
Als je Stapelbroek hoort praten, vol enthousiasme over de jaarlijkse onderneming, de vrijwilligers, de muziek, de sfeer, snap je niet meteen waarom ze er mee gaan stoppen. „Vanaf het begin zijn er twee dingen belangrijk geweest: het moest gratis zijn en het moest leuk blijven. En dat was altijd het geval. Maar het leuke is er zo langzaam wel een beetje vanaf,” zegt Stapelbroek. „Het eerste dat ging schuren, is de regelgeving. In het begin kregen we onze vergunning heel makkelijk. Maar elk jaar kwam er iets bij. Dan moesten we op zoek naar een nieuw weiland omdat er een ooievaar broedde. Dat snap ik wel, maar wat denk je dat er gebeurde? We hadden alles opgebouwd en wie vloog er zo het weiland in? Juist, die ooievaar.” Voor de lokale fauna heeft Stapelbroek nog begrip, maar inmiddels telt de vergunningsaanvraag tientallen pagina’s. „Windberekeningen voor de tent, bijvoorbeeld. Maar die berekening moet gedaan worden door een bedrijf dat de gemeente aanwijst en daar betaal je de hoofdprijs voor. Er mag niet meer uit glas gedronken worden in de biertuin, ook al voeren wij al jaren het beleid dat het overgeschonken moet worden in plastic als je de biertuin verlaat. ’s Avonds hebben we een dj die een uurtje dance wil draaien. Dan worden we opeens aangemerkt als dancefestival en moeten we de beveiliging opschroeven. Al die kosten, dat is voor ons niet meer te betalen. Als het niet gratis kan en we geen normale prijzen kunnen vragen voor de consumpties, dan hoeft het niet meer.”
Stille Disco tijdens Willems Wondere WeilandFoto Sieger Homan
Dit jaar alleen al zijn er 50 festivals afgelast, ook grotere, zoals dancefestival Mystic Garden, The Rock Circus en het grootste gratis festival van Europa Parkpop. De hele sector worstelt met gestegen prijzen en regelgeving maar vooral de kleinere en gratis festivals houden moeilijk het hoofd boven water. Stapelbroek: „Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten. Geen wonder dat de Bevrijdingsfestivals aan de bel trekken en zeggen: ‘we moeten er geld bij’.”
Idealiter wil je een buffer opbouwen, want als het een jaar regent valt je gratis festival letterlijk in het water. Geen publiek, betekent geen consumptie-inkomsten.
Ook Appelpop, het gratis festival dat jaarlijks in september in Tiel plaatsvindt, worstelt hiermee. Zij kiezen juist voor schaalvergoting, ze kondigden dit jaar groter te worden dan ooit. Met grote headliners, meer optredens en dus hopelijk meer publiek en meer inkomsten. Martijn van Kuilenburg, hoofd programma en productie van Appelpop: „Voor ons is het dit jaar go big or go home. Wij hebben sponsoren, maar moeten het vooral hebben van de consumptieverkoop. We ontvangen zo’n 120.000 bezoekers over twee dagen, maar gemiddeld geven ze maar € 8,25 per persoon uit. De deuren staan open, dus het staat iedereen vrij om buiten het terrein iets te drinken. Daarom zetten we dit jaar alles op alles om mensen zo lang mogelijk op het terrein te houden, zodat ze meer consumpties kopen. Als iedereen één extra biertje koopt, dan zijn we er al. Maar dat is toch een hele uitdaging. Lukt het dit jaar niet, dan wordt het volgend jaar heel moeilijk.”
Pijn
Die groei van Appelpop ziet Stapelbroek niet zitten. Twintig jaar na mijn eerste bezoek doet het toch een beetje pijn. Na dit eerste bezoek sloot ik me weken op en oefende eindeloos powerchords op mijn merkloze elektrische gitaar. Het verdwijnen van kleinschalige festivals ontneemt niet alleen het publiek de kans om laagdrempelig kennis te maken met live muziek. Niet iedereen heeft geld om 50 euro te betalen voor een concertkaartje, laat staan honderden euro’s voor een groot festival. Ook bands maken minder makkelijk vlieguren. Op Willems Wondere Weiland zag ik Jiggy Djé en Diggy Dex ervaring opdoen. En Stapelbroek ziet nog een nadeel: „Onze vrijwilligers doen ontzettend waardevolle ervaring op. Of het nu de jongens zijn die helpen bij de techniek of de jonge grafische ontwerper die we carte blanche geven om onze gehele huisstijl te ontwerpen.”
Hoe kijkt hij naar de toekomst van het kleine festival? „Ik denk dat ze steeds meer gaan verdwijnen. Er zullen nog wel dingen worden georganiseerd, maar dan echt underground. Zonder een enkele vergunning en niemand om het in de gaten te houden. Dan kan het pas echt mis gaan.”
Maar nu eerst de laatste editie, met een knaller van een afsluiter. Willem himself komt over uit Japan. En zoals het ooit begon, eindigt het: met Willem op een podium, metal door de speakers.