N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Defensie De Chinese overheid nam de moeder en schoonzus van luchtmachtofficier Munirdin Jadikar gevangen. Uit angst voor Chinese beïnvloeding zette het ministerie van Defensie hem op non-actief.
Een F-35 op de Edwards-luchtmachtbasis in Californië, waar Munirdin Jadikar werkte.
Foto David McNew/ANP
De Oeigoers-Nederlandse luchtmachtofficier Munirdin Jadikar is op non-actief gezet omdat het ministerie van Defensie bang is dat hij vatbaar is voor Chinese beïnvloeding. Follow the Money schrijft woensdag dat Jadikar om hulp vroeg toen China zijn moeder en schoonzus gevangennam, maar vervolgens juist zijn werk moest staken. Defensie wil niet op vragen van NRC ingaan, maar ontkent het verhaal ook niet.
Jadikar sprak in 2017 voor het laatst met zijn moeder, zegt hij tegen Follow the Money, en hoorde een jaar later dat zij in een van de Chinese concentratiekampen voor Oeigoeren is vastgezet. De schoonzus die dat via WeChat aan hem liet weten, werd ook opgepakt. De officier stapte op aanraden van zijn leidinggevenden naar het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat op zijn beurt de MIVD informeerde.
De militaire inlichtingendienst adviseerde de toenmalige minister van Defensie Ank Bijleveld (CDA) in 2021 om Jadikars zogeheten verklaring van geen bezwaar in te trekken, die hem de mogelijkheid geeft om „vertrouwensfuncties” te vervullen. Jadikar werkte op een luchtmachtbasis in Californië met de geavanceerde F-35-gevechtsvliegtuigen, die volgens Defensie de belangstelling van China hebben.
Kamervragen
Tegen radiozender Radio Free Asia zegt Jadikar dat hij teleurgesteld is in de reactie van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat de Chinese autoriteiten om meer informatie vroeg maar verder niets kon doen om hem te helpen. „Ik heb de premier twee keer aangeschreven, maar geen reactie gekregen”.
Het onafhankelijke Tweede Kamerlid Nilüfer Gündogan (voormalig Volt) vindt dat het „bijzonder pijnlijk zou zijn” als de afkomst van Jadikar niet alleen voor de gevangenschap van zijn familie heeft gezorgd, maar ook voor het mogelijke verlies van zijn baan, blijkt uit vragen die ze maandag stelde aan minister Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken, CDA). „Wat kunt u doen om deze voor de Nederlandse regering én voor de heer Jadikar uiterst pijnlijke uitkomst te vermijden?”
„HELP ME !!!! a.u.b !!! ik zoek mijn twee kinderen !!!” Op zaterdagochtend 5 juli plaatst Driekus K. een vrolijke foto van zijn twee kinderen en ex-partner („mijn vrouw”) op Facebook. In de begeleidende tekst – één lange zin van bijna 900 woorden– roept hij de Facebook-gemeenschap op te helpen om zijn kinderen te vinden.
De kinderen heeft hij al weken niet gezien omdat de vrouw „weer eens” naar een blijf van mijn lijf huis is gegaan en hem, schrijft hij, „op valse beschuldigingen” heeft laten opsluiten in de gevangenis. Dit in de hoop dat hij jaren vast zou zitten zodat zij met een nieuwe vriend verder kon. Eindhovenaar K. laat zijn mobiele nummer achter voor aanwijzingen over de verblijfplaats van zijn dochter (6) en zoon (7) en schrijft „ik hou van mijn kinderen meer als mijn leven”. Hij sluit het bericht af met „mvg driekus”.
Tien dagen later, in Gouda, vindt Driekus K. zijn kinderen én hun moeder. En voor hun ogen schiet hij haar dood. Daarna slaat de 53-jarige K. op de vlucht. Een klopjacht van de politie leidt die dinsdag naar de Scheveningse duinen waar K. zichzelf van het leven probeert te beroven. Kort na 20 uur wordt hij door de politie zwaargewond in de duinen aangetroffen.
Ongeveer iedere twee weken wordt er in Nederland een vrouw door een (ex-)partner om het leven gebracht, zo blijkt uit de Femicide Monitor van de Universiteit Leiden. Van de 448 vrouwen die van 2014 tot en 2024 werden gedood, kwam 60 procent door femicide om het leven.
Lees ook
Lees ook: Femicide in Nederland: voor deze 25 vrouwen bleek hun relatie een doodvonnis
De moord op de 39-jarige vrouw past dus in een patroon. De moordzaak springt echter extra in het oog vanwege de voorgeschiedenis. De vrouw deed in juni nog aangifte tegen K. wegens mishandeling en vuurwapenbezit. K. zat daarna ruim veertien dagen vast, maar werd op vrije voeten gesteld door de rechtbank. Die vrijlating is extra pijnlijk omdat K. een recidivist blijkt.
We verwachten nu enorm veel van een systeem zonder te weten hoe dat zou moeten worden ingericht
De Eindhovenaar werd in 2009 namelijk tot 13 jaar celstraf veroordeeld wegens een poging tot moord op zijn ex-partner in Boxtel. Uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en het gerechtshof Den Bosch leren dat K. haar chanteerde met seksfilmpjes om te voorkomen dat zij hem zou verlaten. Toen zij alsnog in het najaar van 2008 de relatie beëindigde, kon K. dat niet verkroppen. Enkele weken later wachtte hij haar op bij haar flat. Toen zij daar aankwam schoot hij eerst haar broer in zijn been en vervolgens de vrouw in de kin, nek, borst en hand terwijl hij „jij moet dood, jij moet dood” riep.
De vrouw, die vier dagen voor de moordaanslag aangifte deed van doodsbedreigingen door K. , overleefde de schietpartij ternauwernood. Zij is, zo leert de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, „lichamelijk blijvend getekend” door de moordpoging van K. – die door de rechtbank als „koel en berekenend” wordt omschreven.
Vuurwapenbezit
Recent stond Driekus K. weer twee keer voor diezelfde rechtbank. Zijn later in Gouda vermoorde ex deed namelijk begin juni aangifte tegen hem wegens mishandeling en vuurwapenbezit, bevestigt een woordvoerder van het OM Oost-Brabant.
K. werd vervolgens aangehouden en vastgezet. Na enkele dagen verlengde de rechter-commissaris zijn voorarrest met veertien dagen vanwege vuurwapenbezit – voor mishandeling was onvoldoende bewijs.
Daarna moest de raadkamer zich buigen over de vraag of K.’s voorlopige hechtenis met maximaal negentig dagen zou worden verlengd. Hoewel het OM vanwege het besloten karakter van de zitting het niet kan bevestigen, is het aannemelijk dat daarbij ook K.’s eerdere moordpoging ter sprake is gebracht.
We hebben het hier nu heel veel over op de rechtbank. Hoe vreselijk dit is en dat het zo is gelopen
De driekoppige raadkamer van de rechtbank Oost-Brabant hield K. evenwel niet langer vast. Persrechter Annelien Palmboom noemt het „afschuwelijk” wat er daarna is gebeurd. „We hebben het hier nu heel veel over op de rechtbank. Hoe vreselijk dit is en dat het zo is gelopen.”
Palmboom was niet betrokken bij de beslissing om K. vrij te laten. Ze licht toe dat het wettelijke basisprincipe is dat een verdachte de berechting in vrijheid afwacht. Dat geldt te meer voor verdachten van delicten die doorgaans relatief laag bestraft worden. Het uitgangspunt bij verboden vuurwapenbezit is een celstraf van vier maanden.
Voorlopige hechtenis kan alleen worden verlengd als voldoende aannemelijk is de verdachte het delict heeft gepleegd en er ook sprake is van zware wettelijke gronden zoals vluchtgevaar of een – door het gepleegde delict– geschokte samenleving. Ook recidiverisico, zoals zich bij K. dinsdag manifesteerde, geldt als wettelijke grond.
Femicide Monitor
Marieke Liem, hoogleraar Veiligheid en Interventies aan de Universiteit Leiden, wil zich zonder de kennis van het hele dossier niet uitlaten over de vraag wat er bij de zaak anders had gekund. Liem zit achter de onlangs gestarte Femicide Monitor waarmee data verzameld worden over onder welke omstandigheden partnermoord plaatsvindt. Zelfmoord door de dader bijvoorbeeld, vindt in 17 procent van de gevallen plaats.
Lees ook
Leer de ‘rode vlaggen’ van femicide herkennen
Liem ziet dat de afgelopen jaren de bewustwording rond femicide flink is vergroot. Maar tegelijkertijd is er een „enorm versnipperd landschap” met talloze hulpverleners, vrouwenorganisaties, overheidsinstanties en partijen uit de strafrechtketen die allemaal een rol hebben bij de aanpak van femicide. Met onderzoek naar individuele partnermoorden hoopt zij de komende jaren „beter zicht op dat landschap krijgen met de hoop dat vervolgens iets valt te zeggen over geslaagde en gemiste interventies bij femicide.”
De hoogleraar merkt dat er bij de femicide-kwesties soms snel met de vinger wordt gewezen, terwijl de kennis over waar het fout gaat stokt. Liem: „We verwachten nu enorm veel van een systeem zonder te weten hoe dat zou moeten worden ingericht.”
Praten over zelfdoding kan 24/7 anoniem en gratis via 0800-0113, de landelijke hulplijn van 113 Zelfmoordpreventie, of via chat op www.113.nl.
En weer verdwijnt (deels) een cruciale pijler voor de verduurzaming van Nederland. Demissionair minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei (VVD) heeft niet langer het streven om in 2040 50 gigawatt (GW) op te wekken met windparken op zee. In een brief aan de Tweede Kamer van woensdag noemde ze de ambitie „ niet realistisch” en „niet noodzakelijk”. Doordat de industrie langzamer vergroent dan gepland, is de verwachting dat fabrieken langer draaien op fossiele brandstoffen en in 2040 de vraag naar duurzame energie vanuit de industrie lager zal zijn dan wat de bedoeling was. 30 à 40 GW in 2040 is „nu het meest realistisch om op in te zetten”, schrijft ze.
In 2022 kwam haar voorganger, Rob Jetten, met het ambitieuze plan om in 2030 voor 21 gigawatt aan windparken op de Noordzee te hebben staan (ter vergelijking: nu is er zo’n 4,7 gigawatt gerealiseerd). In 2040 moest dat 50 GW zijn en in 2050 zo’n 70 GW.
Die ambitie van Jetten werd een van de belangrijkste pijlers van de verduurzaming van de Nederlandse industrie. Want een groot deel van de opgewekte windenergie zou bijvoorbeeld gebruikt worden voor het produceren van groene waterstof. Met groene waterstof kunnen raffinaderijen of staalfabrieken en zwaar transport vergroenen. Maar ook Jetten wist destijds al niet zeker hoe haalbaar zijn planning nu eigenlijk echt was.
Drie jaar later geeft Hermans daar dus wel duidelijkheid over, dat het doel voor 2040 in ieder geval onhaalbaar is. „Enerzijds zijn de kosten voor de aanleg van windparken gestegen, onder andere door hogere prijzen voor materialen”, schrijft ze. „Anderzijds blijft de elektrificatie van onder andere de industrie achter ten opzichte van eerdere verwachtingen, wat leidt tot onzekerheid over de toekomstige vraag naar duurzame elektriciteit.”
Staatssteun
Dat de vraag naar duurzame energie vanuit de industrie onzeker is, komt mede doordat onderhandelingen met grote uitstoters als Tata Steel en Shell over staatssteun bij vergroening zijn mislukt. Het plan was dat als grote vervuilers met grote verduurzamingsplannen zouden komen, zij staatssteun zouden krijgen. Maar die zogenoemde maatwerkgesprekken liepen bij vrijwel de meeste grote uitstoters op niets uit. Daarom besloot Hermans hier eerder deze maand mee te stoppen. Tegelijkertijd besloot ze ook de CO2-heffing te schrappen. Die heffing had het gebruik van fossiele brandstoffen voor grote bedrijven steeds duurder moeten maken, en zo de vraag naar duurzame stroom moeten stimuleren. Twee andere belangrijke pijlers voor de vergroening van Nederland die deze maand in rook opgingen.
Tennet is positief over het „realisme” van minister Hermans
Nog een reden waarom Hermans minder windparken wil realiseren op zee: het optimisme over de waterstofeconomie is (in Europa) aan het verdwijnen. De hoge kosten van groene waterstof en de beperkte infrastructuur houden veel bedrijven tegen om te investeren in waterstoffabrieken. Eerder deze week maakte autofabrikant Stellantis (onder meer van Opel, Peugeot en Fiat) bekend voorlopig te stoppen met zijn ontwikkelingen binnen de waterstoftechnologie. De tegenvallende waterstofmarkt maakt de waterstofproductie met windenergie van de Noordzee „minder urgent”, valt te lezen in de brief van Hermans.
Het doel 70 GW in 2050 blijft voorlopig nog wel overeind. Maar de vraag is wel hoe haalbaar dat nog is. Het plan voor 2030 gaat nog door zoals gepland.
Kip-ei
Met dat laatste is de beheerder van het hoogspanningsnet, Tennet, in ieder geval blij. „Voor 2030 zijn we al volop bezig met het bouwen van stations voor windparken en aanleg van kabels voor de aansluiting op het hoogspanningsnet, bijvoorbeeld op de Maasvlakte en in het Sloegebied bij Borssele”, zegt een Tennet-woordvoerder. Hij is ook positief over het „realisme” van de nieuwe ambities. „Nu gaat de minister uit van 30 GW, maar de komende jaren kan worden opgeschaald tot 40GW als de vraag toch hoger blijkt te worden.” Dat is beter dan eerst vele miljarden investeren in de bouw van onderdelen en aansluitingen, die achteraf toch niet inzetbaar blijken te zijn als de vraag tegenvalt.
Met een groter aanbod van duurzame energie daalt de elektriciteitsprijs, waardoor bedrijven hier in Nederland kunnen investeren in elektrificatie
Vanuit de industrie wordt slecht gereageerd op het verlagen van de ambities. „We moeten de beschikbaarheid van duurzame energie – zoals windenergie – juist vergroten”, zegt een woordvoerder van de VNO-NCW, de grootste ondernemersorganisatie van Nederland. „Met een groter aanbod van duurzame energie daalt de elektriciteitsprijs, waardoor bedrijven hier in Nederland kunnen investeren in elektrificatie. Daarnaast vergroot meer windenergie onze energieonafhankelijkheid in geopolitiek onrustige tijden.”
Volgens de Tennet-woorvoerder gaat het hier, net als bij zoveel projecten in de energietransitie, om een kip-eiprobleem. „De industrie wil een groter aanbod, zodat duurzame energie aantrekkelijker wordt om af te nemen. Maar we zien ook dat windparkontwikkelaars moeite hebben met het verkopen van stroom, dus die bedrijven zullen ook niet zo snel meer infrastructuur gaan bouwen als de vraag naar elektriciteit niet toeneemt.” Een woordvoerder van Eneco beaamt dat. De achterblijvende vraag „zorgt er voor dat de investeringsrisico’s om offshore windparken te realiseren toenemen.”
Jan Vos, voorzitter van de Nederlandse branchevereniging voor windenergie NedZero, zegt dat de politiek te weinig heeft gedaan om de energievraag van de industrie te verduurzamen. „De CO2 heffing is verdwenen, de maatwerkgesprekken liepen op vrijwel niets uit. Daarnaast zijn belemmeringen voor de industrie om te verduurzamen niet weggenomen, zoals hoge energiekosten en de propvolle elektriciteitsnetten die alle duurzame energie niet kunnen transporten. Hermans heeft nog wel haar vinger in de dijk gestoken, maar het kabinet heeft niet gegeregeed. Dat de windenergie ambities nu moeten worden teruggeschroefd, is het gevolg.”
Wat wil Israël met de aanvallen op Damascus bereiken? Bescherming van de druzen, of is het strategisch machtsvertoon?
Israël voerde woensdag gerichte aanvallen uit op Damascus – de eerste keer sinds mei dat de Syrische hoofdstad weer doelwit was van Israëlische raketten. Reden voor de aanval was volgens Israël de bescherming van de druzen. Het land geeft daarmee een groot signaal af: don’t mess with the druze.
Het Syrische ministerie van Defensie noemt de aanvallen een „gevaarlijke escalatie”. Maar wat heeft ertoe geleid dat Israël zo ver gaat om deze relatief onbekende religieuze minderheid in het zuiden van Syrië te beschermen?
Wie zijn de druzen eigenlijk?
Wereldwijd zijn er zo’n één miljoen druzen. In het Midden-Oosten zijn zij verspreid over Syrië, Libanon, Israël en Jordanië, als gevolg van het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog. Hierdoor zijn ze overal een minderheidsgroep.
In religieus opzicht behoren ze tot de meest gesloten geloofsgemeenschappen in het Midden-Oosten. De wortels van het geloof liggen in het tiende-eeuwse Egypte, waar het ontstond als een mystieke stroming binnen het sjiisme – de minderheidstak van de islam. Toen de predikers Hamza ibn Ali en Muhammad ad-Darazi de kalief (leider) al-Hakim begonnen te vereren als een goddelijke incarnatie, werden zij en hun volgelingen uit Caïro verbannen. De beweging vond uiteindelijk een veilig heenkomen in landen als Syrië, Libanon en Palestina – waar zij zich losmaakte van de traditionele interpretatie van islam en een eigen religieuze identiteit vormde. Zelf noemen ze zich geen druzen, maar Muwahhidun – „monotheïsten” of „gelovigen in de eenheid van God”.
Sinds 1043 is toetreding tot de religie niet meer toegestaan. Je wordt als druze geboren; bekering van buitenaf is uitgesloten, en trouwen met niet-druzen wordt nog altijd sterk afgeraden door leiders van de gemeenschap. De religie zelf is complex en grotendeels geheim – ook voor druzen zelf. Slechts een kleine groep ingewijden, de uqqal, krijgt toegang tot de heilige teksten. De overgrote meerderheid – de juhhal – leeft volgens de richtlijnen, maar zonder volledig inzage in de leer.
De religie put uit een mix van bronnen: islam, jodendom, christendom, Griekse filosofie en zelfs hindoeïsme. Zo geloven druzen onder meer in reïncarnatie – een overtuiging die hen in de ogen van veel moslims tot ketters maakt. Tegelijkertijd zijn de druzen diep geworteld in de Arabische cultuur. Arabisch is hun moedertaal, en hun identiteit is sterk verbonden met de regio waarin ze leven.
Situatie van druzen in Syrië
In Syrië wonen ongeveer 700.000 druzen (3,2 procent van de Syrische bevolking) voornamelijk in de regio van Jabal al-Druze, in de zuidelijkste provincie Sweida, tegen Israël aan. Sinds vorige week is het onrustig in Sweida. De spanningen liepen op nadat een druze-man met geweld werd beroofd door een groep bedoeïenen. Ruzies tussen deze twee groepen zijn niet ongewoon, maar dit keer escaleerde het geweld aanzienlijk – vooral nadat het Syrische leger zich ermee ging bemoeien om naar eigen zeggen „de orde te herstellen”. Het leger werd bij aankomst door druzen-milities aangevallen.
De Syrische overheid onder president Ahmed al-Sharaa, voormalig leider van de rebellengroep Hayat Tahrir al-Sham (HTS), belooft alle minderheden te beschermen. Maar extremistische soennitische krachten die loyaal zijn aan Al-Sharaa blijven religieuze minderheden zoals de druzen op gewelddadige wijze aanvallen. Dit heeft Al-Sharaa al vaker in een ongemakkelijke positie gebracht. Onder de druzen heerst er dan ook wantrouwen richting de regering.
Tijdens de Syrische burgeroorlog hielden de druzen zich grotendeels afzijdig – vooral uit zelfbescherming en soms uit loyaliteit aan het regime van Assad. Die positie maakt hen nu extra kwetsbaar voor extremistische soennitische bewegingen, die andersdenkenden niet accepteren en vaker uit zijn op wraak. Dit was al te zien tijdens eerdere gewelddadige confrontaties tussen Alawieten en Soennieten tussen 6 en 8 maart. Assad was Alawiet, dus deze bevolkingsgroep is niet geliefd onder de meerderheidsgroep van Soennieten
Israël en druzen
Hoe heeft de beroving van een druze-man ooit kunnen leiden tot de Israëlische aanvallen op Damascus?
Rami Zeedan, politicoloog en historicus van het moderne Israël en expert op het gebied van de druzen, beantwoordt per e-mail enkele vragen die meer duidelijkheid kunnen geven over de situatie.
De relatie tussen Israël en de druzen is complex en beladen met zowel historische als strategische factoren. In Noord-Israël wonen zo’n 130.000 druzen in de Galilea-regio en in het Karmelgebergte . Deze druzen zijn bijna allemaal Israëlisch staatsburger en bovendien dienstplichtig sinds 1956 – uniek onder niet-Joodse minderheden. Ook om die reden behoudt Israël graag goede banden met de druzen. Israëlische druzen vervullen vaak hoge functies in het leger, de politie en de veiligheidsdiensten.
Nog eens 20.000 druzen wonen op de Golanhoogvlakte, een gebied dat Israël in 1967 op Syrië veroverde. Druzen op de Golan wijzen tot nog toe Israëlisch staatsburgerschap vaak af en beschouwen zichzelf meer als Syriërs. Toch is ook daar een kentering merkbaar, zegt Zeedan, met een toenemend aantal jongeren dat wil integreren in de Israëlische maatschappij, mede door de voordelen, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, die het meebrengt. Van de Golan-druzen is inmiddels ongeveer 25 procent Israëlisch staatsburger.
Maar de band tussen de staat Israël en de druzen is niet vanzelfsprekend. De Nation-State-wet van 2018 – waarin het Joodse karakter van de staat werd vastgelegd – werd door velen in de gemeenschap ervaren als een „mes in de rug”. Toch overheerst onder druzen vaak een pragmatische houding: Israël wordt gezien als een van de weinige plekken in het Midden-Oosten waar ze als minderheid nog het best kunnen gedijen, ondanks discriminatie.
„Vandaag de dag identificeren de meeste druzen in Israël zich als druze, Israëliër en Arabier”, zegt Zeedan om de complexiteit uit te drukken. Die laatste identiteit is echter moeilijker geworden doordat ‘Arabier’ door Israeliërs geassocieerd wordt hebben met Palestijnen en vijandige Arabische landen.
e Dat Israëlische druzen en Golan-druzen een band hebben met de druzen buiten Israël, was de afgelopen dagen duidelijk te zien. Vele Israëlische druzen gingen de afgelopen week de straat op om aandacht te vragen voor de verschrikkingen in Syrië en, zo zegt Zeedan, om hulp te vragen aan de Israëlische staat.
Israëls ingreep
En Israel komt dus voor hen op. Maandag meldde het Israëlische leger dat het Syrische tanks had aangevallen in het zuiden van Syrië. Een dag later volgden meer luchtaanvallen op het Syrische regeringsleger. Volgens het kantoor van premier Netanyahu is Israël „vastbesloten schade aan de druzen in Syrië te voorkomen, vanwege de sterke broederlijke verbondenheid met onze druzen in Israël en hun familiale en historische banden met de druzen in Syrië”.
Daarnaast heeft Israël een bredere agenda, denkt Zeedan: de invloed in de regio uitbreiden en elke potentiële dreiging neutraliseren. Israël wil simpelweg geen militante islamitische groepen in de buurt van zijn grens en ziet in deze situatie mogelijk een kans om de greep van het Syrische regime, dat ze als vijandig beschouwt door hun „extremistische karakter”, verder te verzwakken.
Daar komt bij dat Israël, direct na de val van Assad in december 2024, een aanzienlijk stuk zuid-Syrisch grondgebied binnendrong: het bezette delen van de VN-bufferzone en omliggende gebieden zoals Quneitra, Daraa en Suwayda. Tegelijkertijd lanceerde het uitgebreide luchtaanvallen op zuidelijke Syrische sectoren. Israël verklaarde deze zone tot een ‘gedemilitariseerde’ regio, iets waar de nieuwe Syrische president Ahmed al-Sharaa zich krachtig tegen verzet. Nog steeds eist Israël van het Syrische leger zich weg te houden van dit gebied. De extra bombardementen van de afgelopen dagen kunnen dus ook als een extra waarschuwing fungeren daarvoor.
De grens over
Israëlische druzen hebben ook het heft in eigen handen genomen. In de afgelopen dagen zouden ongeveer duizend van hen de grens naar Syrië zijn overgestoken vanuit de door Israël bezette Golanhoogvlakte. Beelden op sociale media tonen mensen met druzenvlaggen die door hekken trekken.
„Israëlische druzen en druzen in de Golanhoogte voelen dat zij hun mede-druzen in Syrië moeten helpen”, zegt Zeedan. Sommigen hebben daar familie, anderen voelen zich religieus verbonden – onder meer door het druzen-geloof in reïncarnatie. Volgens onbevestigde berichten kregen sommigen na aankomst in Syrië zelfs wapens van Syrische verwanten om zich aan te sluiten bij de strijd.
Die inzet staat in contrast met de verdeeldheid binnen de Syrische druzengemeenschap zelf. Dit heeft te maken met het feit dat de provincie Suwayda drie druzische geestelijke leiders kent die samen een leidinggevende raad vormen. Zij vertegenwoordigen verschillende stromingen en meningen, en zijn het daardoor oneens over hun relatie met de Syrische overheid.
De prominente spirituele leider sjeik Hikmat al-Hijri riep eerder deze week op tot internationale bescherming tegen wat hij een „totale uitroeiingsoorlog” door het Syrische regime noemt. Tegelijkertijd verklaarden de andere druzenleiders juist hun steun aan Damascus en riepen gewapende groepen op hun wapens neer te leggen. Een gezamenlijke verklaring van de gehele geestelijke leiding stond tijdelijk toe dat Syrische troepen Sweida binnentrokken om het geweld te stoppen. Maar nog diezelfde dag trok al-Hijri die steun in, onder verwijzing dat die uitspraak over de verwelkoming van het Syrische leger hen verplicht was door „druk van internationale staten” en beweerde hij dat de inhoud „volledig uit Damascus” kwam.
Premier Netanyahu riep intussen Israëlische druzen op om terug te keren: „U bent Israëlisch staatsburger. Steek de grens niet over.” Ook het IDF (de Israëlische krijgsmacht) waarschuwde voor ernstige risico’s, zeker gezien berichten dat de grenspost onderbemand was.
Tegelijkertijd is de situatie er ook omgekeerd: honderden Syrische druzen hebben geprobeerd naar Israël te vluchten, uit angst voor wraakacties of verdere escalatie.
Israëlische troepen grepen hierop in met traangas. De grens blijft officieel dicht, niet alleen vanwege veiligheidsoverwegingen, maar ook vanwege Israëls beleid om een grote instroom van vluchtelingen – die de demografische balans zou verstoren ten koste van een Joodse meerderheid – te vermijden. „Daarom houdt Israël het bij solidariteit op afstand,” concludeert Zeedan.
Inmiddels heeft het Syrische leger zich teruggetrokken en is er een akkoord bereikt over een staakt-het-vuren.