Meesterwerk van Monteverdi blijft bij Reisopera van begin tot einde fascineren – bijna drie uur lang

Meesterwerken zijn vaak paradoxen, want tijdloos en nieuw tegelijk. Zoals de opera L’incoronazione di Poppea (1642) van Claudio Monteverdi, waarmee de Nederlandse Reisopera tot begin mei langs de theaters reist. In zijn tijd was het een van de eerste stukken die niet de mythologie tot onderwerp nam, maar het menselijk karakter in al zijn kracht en zwakte verbeeldde. Bovendien met een poëtisch en geloofwaardig plot die zich tegenwoordig nog met gemak staande houdt.

De veelal jonge zangers hebben zich in de aangenaam sobere enscenering van regisseur Ted Huffman – vooral stoelen en tafels – met veel flair en overtuiging geworpen op de liefdesverwikkelingen aan het hof van de beruchte Romeinse keizer Nero. De vonken vlogen zelfs dusdanig in het rond, dat het niemand kon verbazen dat het programmaboekje ook de intimiteitscoördinator maar even apart vermeldde. Zowel het acteren als zingen was sensueel en rauw tegelijk.

Het Rome van keizer Nero bloeit, broeit en bruist van een passie en jaloezie zonder enig mededogen

Het verhaal leent zich daar goed voor. Tot begin negentiende eeuw kregen opera’s doorgaans een gekunsteld happy end met een heldere moraal. Maar L’incoronazione onttrekt zich aan deze wet, waarin een lawine van hartstochten raast over de onbewoonde flanken van een berg om vervolgens tegen alle logica in voor het eerste dorp tot stilstand te komen. Niets of niemand wordt gespaard in de rake poëzie van Giovanni Busenello en de klankwereld van Monteverdi. Het Rome van keizer Nero bloeit, broeit en bruist van een passie en jaloezie zonder enig mededogen.

Etterende wonden

Amor, de snel verveelde kindgod van de liefde – die in de L’incoronazione di Poppea zijn almacht wil tonen tegenover de Deugd en het Geluk – blijkt geen ambassadeur van bestendige verhoudingen. Voor hem is liefde geen balsem, maar een pijl die in dit geval etterende wonden veroorzaakt: mensen worden aangezet tot moord om het door hen begeerde hart te winnen of te behouden. Het meesterwerk van Busenello en Monteverdi is niet alleen duister – het zit evengoed vol humor. Met name de dubbelrol van schmierende tenor Marcel Beekman (onder meer als vertrouweling van Poppea) blaast lucht in alle kwaadaardige intriges.

Countertenor Jake Arditti zet een messcherpe Nero neer: de ene keer charmant en gepolijst, dan weer grillig en verdorven. Daartegenover staat zijn minnares, de sensuele en warmbloedige Poppea van sopraan Catherine Trottmann, wier opportunisme schuil gaat achter de ‘onschuld’ van de schoonheid. Bas Alex Rosen geeft diepte aan het cynisme van de keizerlijke raadgever Seneca, die door Nero tot zelfmoord gedwongen wordt. En dan heb je nog de versmade zielen van Nero’s vrouw Ottavia en Poppea’s oude vlam Ottone: de eerste vastgelopen in rancune, de tweede in twijfelzucht.

Mezzo Luciana Mancini en countertenor Jake Ingbar maken er mooie karakterrollen van. En dat geldt ook voor twee Nederlandse bijrollen: sopraan Lilian Farahani en tenor Steven van der Linden. De laatste raakt als lijfwacht van Nero verzeild in een verrassende menage à trois met de keizer en Poppea.

L’incoronazione kent een zangerscast zonder zwakheden, opgezweept door het barokensemble Cappella Mediterranea onder leiding van Mónica Pustilnik. De opera fascineert van begin tot einde, bijna drie uur lang; of je het nu ‘verkoopt’ als een werk over onze eigen tijd – wat regisseur Huffman doet – of als een klassiek drama. Monteverdi blijft in al zijn pracht en betekenis stralen.