
Een uitspraak van schrijver Tommy Wieringa in een interview met NRC zorgde deze week voor gefronste wenkbrauwen: wielrenners zouden „hun met urine gevulde plaszakken” in de berm gooien, want „dan hoeven ze niet van hun fiets te stappen.” „Een abjecte mensensoort”, deze wielrenners, aldus Wieringa.
De schrijver vond de urinezakken naar eigen zeggen in de berm langs de dijk waar hij woont, in een dorpje boven Amsterdam. „Het was een plastic zak met een lange slang eraan, gevuld met urine. Eerst veronderstelde ik dat ze van minder-validen met incontinentie afkomstig waren, die hun eigen urine niet verdroegen en het uit hun scootmobiel gooiden”, legt Wieringa desgevraagd uit. In een appgroep hoorde hij dat ze van wielrenners waren. In totaal vond hij vier plaszakken in zijn omgeving.
Volgens voormalige wielrenners Laurens ten Dam en Leontien Zijlaard-van Moorsel komt het gebruik van een plaszak op geen enkel niveau voor in het wielrennen. „Van een urinezak heb ik nog nooit gehoord. Als ik train, stap ik altijd even af”, zegt Ten Dam, de bondscoach van de nationale vrouwenploeg en het gravelfietsen. Ook Zijlaard-van Moorsel stopt voor een plaspauze. „Ik fiets al ruim veertig jaar en spreek voor 95 procent van de wielrenners – amateur of professioneel: je stapt af als je moet plassen. In een restaurantje, of als dat er niet is, in de bosjes. Mannen plassen vaak tegen een boom, vrouwen gaan er achter staan.”
Oud-prof Jip van den Bos heeft wel van urinezakken gehoord. „De zak leg je in je broek en is verbonden met een slangetje. Maar ik heb nog nooit gezien dat iemand dit echt gebruikt.” Het fietst ook helemaal niet lekker, denkt ze. „Vermoedelijk is het broodjeaapverhaal.”
Vlak voor afdaling
In wedstrijden gebruiken wielrenners evenmin urinezakken. Zij hebben een aantal opties: stoppen langs de kant, al rijdend plassen, het ophouden of in de broek plassen. Al komt dit laatste nauwelijks voor, omdat het mentaal lastig is. Wat de renner doet, hangt af van het moment in de koers.
De plek van een plasstop kiest de wielrenner strategisch. Het liefst vlak voor de afdaling. Renners keren na een sanitaire stop vaak aan het begin van de afdaling via de ploegauto’s terug naar het peloton. „Stoppen onderaan een klim is ongunstig”, zegt Ten Dam. „Bergop is de steun van ploegauto’s veel beperkter.”
Een andere optie voor mannelijke fietsers is fietsend plassen. De renner fietst naar de zijkant van het peloton, draait zijn heup, gaat staan op de fiets, trekt de broek aan de voorkant omlaag en plast terwijl hij doorrijdt. Ook hiervoor is het belangrijk om een goede plek te zoeken. Het liefste een weg die licht naar beneden gaat. Als er alleen maar vlakke wegen zijn, helpen ploeggenoten soms ook door de plassende wielrenner vooruit te duwen.
Vrouwen stoppen altijd om te plassen. „Via je oortje vraag je of er een ploeggenoot is die ook moet plassen”, zegt Van den Bos. „Vervolgens zak je naar achter in het peloton en vraag je aan andere teams of zij ook moeten.”
Het lastigste aan een plasstop bij vrouwen is de radio, waarmee de wielrenners communiceren met de ploegleider. Die zit namelijk in het shirt van de renster. „Als je stopt, moet je ook je shirt uitdoen, omdat daaronder de bretels zit. Vervolgens moet de radio weer goed terug”, zegt Van den Bos, die tegenwoordig commentator is bij Eurosport. Een enkeling plast daarom door de broekspijp, die ze opzij trekt.
Sociaal ritueel
Plassen is niet alleen praktisch noodzakelijk, maar ook een sociaal ritueel in het peloton. Als de leider in het klassement stopt, volgen de andere renners. „Het is een ongeschreven regel en een teken dat we genoeg hebben gedemarreerd,” zegt Ten Dam.
Daarnaast zijn er ook officiële regels: plassen mag alleen buiten de bebouwde kom en uit het zicht van het publiek. Wie zich daar niet aan houdt, riskeert een boete. Dit komt af en toe voor, weet de bondscoach „Als je rijdend plast en de weg gaat licht naar beneden, of is bochtig, dan kun je niet zien of er verderop publiek staat.”
Wanneer Tommy Wieringa hoort dat de urinezakken waarschijnlijk niet van wielrenners zijn, reageert hij opgelucht. „Als het toch van minder-validen is die walgen van hun eigen urine, heb ik er vrede mee.”
