Krap een maand nadat de ontdekking van het lege graf van farao Thoetmosis II wereldkundig is gemaakt, stuit ik dinsdagochtend zelf wél op een mummie – of beter nog, vier mummies. Niet in Egypte, maar in het Friese Wiuwert. Bij de ingang van de Nicolaaskerk ontmoet ik Stephan Kurpershoek, sleutelbewaarder en gids van „misschien wel de oudste toeristische bezienswaardigheid van Friesland”. Ouder zelfs dan het fenomenale planetarium van Eise Eisinga te Franeker. Dat UNESCO-pronkstuk werd voltooid in 1781, terwijl de Friese mummies hier al in 1765 aan het licht kwamen.
In de grafkelder onder de kerk staan vier houten kisten met glazen bovenkant. De lichamen leerachtig, vel over been. Hoe ze zo goed bewaard gebleven zijn is giswerk. „In tegenstelling tot veenlijken staan onze mummies bloot aan de elementen. Hitte, vorst… Vorig jaar stond de kelder zelfs onder water.”
Door het tralievenster vliegt een hommel binnen. „Er is volop zuurstof, maar de lichamen blijven intact.” Ooit waren er elf mummies. Eén werd vermoedelijk gestolen, zes werden overgebracht naar de universiteit van Franeker, die tot 1811 bestond. „Daar zijn ze tot stof vergaan.” De botten werden wel teruggebracht.
In de hoek staat een mummiekat. „Cadeau gekregen.” Katten mummificeren verrassend vaak, vooral op boerderijen. „Dan kruipen ze ziek weg in het hooi en drogen uit. Zoiets is bij onze mummies wellicht ook gebeurd: eerst bewaard in hooi, later op een bedje van zilt zeegras. Zout looit.” Al doen er meer theorieën de ronde. Soms komen er wichelroedelopers langs, op zoek naar aardstralen.
Boven ligt in een vitrine naast mummiesouvenirs uit de jaren zestig (zilveren lepels, een asbak) een provisorisch kunstgebit van been: gevonden in de grafkelder. Misschien was het van Anna Maria van Schurman – de eerste vrouwelijke student in Nederland. „Aan het eind van haar leven woonde ze op Waltastate in Wiuwert. Tandenloos, bij de labadisten.”
Die godsdienstige sekte was eind zeventiende eeuw ook het toevluchtsoord van entomoloog en kunstenares Maria Sibylla Merian. Een week geleden nog zag ik in Amsterdam, in het Rijksmuseum, de zeldzame eerste druk van haar boek Metamorphosis insectorum Surinamensium. Het papier daarvan is minstens zo kwetsbaar als de mummies: elke bladzijde mag maar zes maanden aan één stuk vertoond worden, vertelde conservator Alex Alsemgeest. Daarna tien jaar niet, om lichtschade te voorkomen.
Hier in Wiuwert werd vermoedelijk de kiem gelegd voor Merians studiereis naar Suriname. De eigenaar van Waltastate was daar gouverneur. „Ook waren de labadisten zelf een Surinaamse kolonie begonnen”, vertelt Stephan. „Volgens hun geloof was iedereen gelijk, maar toch hielden ze slaven.” In het Rijksmuseum ligt Merians boek niet toevallig in een zaal met koloniale objecten.
Haar laatste jaren sleet Merian in Amsterdam – naar Wiuwert keerde ze nooit meer terug. Of het moet zijn als meriansborstel: een naar haar vernoemde nachtvlindersoort die ook in Friesland voorkomt. De rupsen zien eruit als bezems. Zodra ze verpoppen tot vlinder veranderen ze tijdelijk in harige mummies.
Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland verslag.
Nederland kampt met een woningtekort en vergrijst. Die combinatie gaat de komende jaren voor een serieuze uitdaging zorgen. Waar gaan de ouderen wonen die naarmate de jaren vorderen meer hulp nodig hebben? In ieder geval niet in een ‘bejaardentehuis’, als het aan henzelf ligt. Slechts 8 procent van de thuiswonende ouderen wil verhuizen naar een verzorgingshuis zodra ze meer zorg en ondersteuning nodig hebben, bleek namelijk vorige week uit een enquête van ouderenbond ANBO-PCOB.
Een op de drie ouderen wil het liefst thuis blijven wonen en een groter beroep doen op de thuiszorg. Van de 65-plussers die wél willen verhuizen bij een verslechterende gezondheid verkiest liefst 90 procent een zelfstandig appartement met eigen voordeursleutel in een woonzorgcomplex voor senioren waar de zorg langskomt op afspraak. Het verzorgingshuis zoals dat bestond tot de overheid in 2013 besloot ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, spreekt de huidige 65-plussers niet langer aan.
Privacy, autonomie en keuzevrijheid waren er schaars. Voor de generatie die opgroeide na de Tweede Wereldoorlog – de zogenoemde babyboomers – zijn dit echter vanzelfsprekende pijlers van hun bestaan. Het is dan ook te begrijpen dat het regime van een traditioneel verzorgingstehuis voor hen geen wenkend perspectief is, al was het maar omdat sommigen misschien geen prettige herinneringen hebben aan het verblijf van hun eigen ouders in zo’n instelling.
Dat laat onverlet dat het voor een aantal senioren op een gegeven moment niet meer mogelijk zal zijn om in het oude, vertrouwde huis te blijven wonen, terwijl ze er ook niet zo slecht aan toe zullen zijn dat opname in een verpleeghuis noodzakelijk is. Voor deze mensen moet dus voldoende woonruimte beschikbaar zijn.
Met de bouw van ouderenwoningen schiet het echter niet op, concludeerde de Rekenkamer vorige week. Het kabinet wil tot en met 2030 290.000 ouderenwoningen bouwen, maar dat streven wordt waarschijnlijk niet gehaald. Het is nog niet gelukt om landelijke afspraken te maken tussen het Rijk, gemeenten, marktpartijen, corporaties en zorginstellingen. Individuele plannen van gemeentes zijn er wel, maar zelfs als ze allemaal doorgaan, leveren die niet meer dan 186.000 nieuwe woningen op.
Het kabinet denkt daarom serieus na over de terugkeer van de tien jaar geleden opgedoekte verzorgingshuizen. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) diende daartoe al in 2023 als Kamerlid een initiatiefwetsvoorstel in. De sluiting van deze woonvorm noemde ze „een vergissing” gezien de vergrijzing en de groeiende wachtlijst voor verpleeghuizen. Deze zomer verschijnt er een verkennende studie.
Uit de enquête van de ANBO-PCOB blijkt dus echter dat de meeste potentiële bewoners van zo’n instelling weinig trek hebben om er hun tenten op te slaan. Toch is het verstandig dat het kabinet de voor- en nadelen van het traditionele verzorgingstehuis nog eens op een rijtje zet, waarbij ook het personeelstekort in de zorg in de analyse wordt meegenomen.
In 2030 zijn er ruim twee miljoen mensen van 75 jaar of ouder. Dat zij zo lang mogelijk op zichzelf blijven wonen is een lofwaardig streven, maar de zorg staat onder druk, net zoals de woningmarkt. Voldoende ouderenwoningen zijn hard nodig, in welke vorm dan ook. Laat het kabinet daarom haast maken met het uitvoeren van bouwplannen – oude en nieuwe.
Als Duitsland de militaire dienstplicht herinvoert en de Duitse podcaster Ole Nymoen (1998) opgeroepen wordt, zal hij naar het buitenland vluchten. Of vervangende dienstplicht proberen te doen in bijvoorbeeld een ziekenhuis. In geen geval wil hij door zijn regering naar wat voor front dan ook worden gestuurd. „Liever een slecht leven in een dictatuur dan sneuvelen op het slagveld ”, vindt Nymoen.
Met dezelfde boodschap schreef de jonge socialist en pacifist vorig jaar juli op uitnodiging een stuk in het Duitse weekblad Die Zeit(‘Ik voor Duitsland vechten? Nooit!’). Een van de grote uitgevers in Duitsland, Rowohlt, maakte er samen met hem een boek van. Warum ich niemals für mein Land kämpfen würde, werd in maart gepubliceerd.
Daarna trad Nymoen op in het ene Duitse interviewprogramma na het andere. Eind maart was hij te gast op de Leipziger Buchmesse. Begin april gaf hij een lezing voor een deel van de Duitse vredesbeweging. In het buitenland attendeerde de Financial Times, meestal geen liefhebber van socialisten of pacifisten, lezers op de „opvallende eerlijkheid” van een vertegenwoordiger van gen Z. Het boek stond bijna twee maanden op de bestseller-lijst van weekblad Der Spiegel.
Nymoen, die aan de universiteit van Jena een bachelorgraad behaalde in economie en sociologie, verdient de kost als publicist en met een financieel-economisch kanaal op Youtube (Wolhstand für alle, 52.000 abonnees). Daarnaast is de in Leipzig woonachtige Nymoen actief op socialemediakanalen. In een videogesprek gaat hij in op zijn drijfveren en reacties op zijn boek.
Waarom dit boek?
„Ik erger me al een tijd aan de militaristische sfeer in mijn land. Nie wieder Krieg gold hier heel lang, en moet u ons nu eens zien! Allerlei beroemdheden op leeftijd komen langs om in de media van hun vaderlandsliefde te getuigen en te vertellen dat ze het leger in willen. De regering vergroot de druk op jongeren om het leger in te gaan en maakt de geesten rijp voor herinvoering van de dienstplicht Verder wil de nieuwe CDU-kanselier, Friedrich Merz, honderden miljarden aan wapens uitgeven. Herbewapening is normaal geworden. Ik ga daar niet in mee.”
Wie zijn uw inspiratiebronnen?
„Ik beschouw mezelf als marxist, als internationaal gericht socialist, dus Karl Marx was een inspiratiebron. Van hem heb ik de opvatting dat de belangen van de staat en die van ‘zijn’ burgers verregaand uiteen lopen, en vaak tegengesteld zijn. De staat, zo laat de geschiedenis zien, voert geregeld oorlog tegen andere staten, stuurt daarvoor zijn burgers naar de loopgraven en blijft zelf buiten schot. Ik wil dan ook op geen enkele manier solidariseren met wat voor staat dan ook.
„Oorlog is de ultieme, gewelddadigste vorm van competitie tussen staten die elkaar in het neoliberale tijdperk fel beconcurreren. Vooralsnog verloopt die competitie, naar het lijkt, vreedzaam, via de internationale kapitaalmarkt en arbeidsmarkt met gunstige belastingtarieven voor bedrijven en investeerders. Vreedzaam is het echter allang niet meer voor de mensen van wie de lonen worden gekort, publieke voorzieningen zijn verdwenen of die geen woning kunnen krijgen omdat private equity hele huizenblokken heeft opgekocht.
„Ik wilde daarnaast een boek schrijven waarin ook niet-marxisten zich konden herkennen. Vandaar dat ik te rade ging bij Eric Maria Remarque’s roman Im Westen nichts Neues uit 1929. Hij liet niet alleen de gruwelen van oorlog zien, waar mensen nu vrij gemakkelijk over praten. Van hem hield ik de vraag over: waarom moet ik iemand vermoorden – want dat is oorlog – waar ik persoonlijk niets tegen heb? Wat is dat voor waanzin? ‘Waarom zou ik tegen een Franse schoenmaker of smid moeten vechten’, vraagt een soldaat in zijn roman. Antwoord: ‘Omdat dit van je leiders moet.’
„Ook ik voel me veel meer verbonden met degene die ik moet doodschieten dan met degene die me de opdracht geeft om dat te doen.”
U laat zich ook inspireren door Bertold Brecht, een vooraanstaand communist , en diens toneelstuk Mutter Courage und Ihre Kinder (1939).
„Zeker! De hoofdfiguur, een marktkoopvrouw die door de Dertigjarige Oorlog reist, was voor mij belangrijk. Voor haar staat het verlangen centraal een leven te leiden zonder oorlogsgeweld. Ze stelt haar eigen leven boven de vraag door wie ze geregeerd wordt. Dan kan zelfs de capitulatie van de eigen machthebbers een zegen zijn. De eer is dan verloren, maar verder niets, schrijft Brecht.”
U zelf schrijft: Burger zijn is geen kwestie van geluk maar pech. Meent u dat nou werkelijk?
„Ja, dat meen ik. Ik parafraseer de eerder genoemde Karl Marx. Hij had het in de negentiende eeuw over arbeiders die steeds verder uitgeknepen worden door staat en werkgevers. Dat gebeurt nog steeds. Kijk maar eens wat er bij autofabrikant Volkswagen gebeurt, waar vorig jaar werknemers werd gevraagd flink loon in te leveren. Als dat niet gebeurt, zo werd gezegd, is Volkswagen niet meer concurrerend met het buitenland en zal Volkswagen verdwijnen. Hetzelfde argument werd bij andere bedrijven ingezet, en zelfs voor het korten op sociale voorzieningen. Zo zet de overheid haar eigen burgers tegen de muur.
„Politici zeggen er ook bij: zo is het nu eenmaal. Alsof concurrentie tussen staten een natuurwet is en het vanzelfsprekend is dat Duitsers met Chinezen moeten concurreren om een goed leven. Maar zo zijn we toch niet geboren? Noem me utopist, maar als internationalist droom ik van een wereld waarin niemand zich hoeft af te vragen wie hij beconcurreren of bestrijden moet.”
Toch wonen heel veel burgers veel liever in Europa dan in Rusland. Velen van hen zeggen zelfs bereid te zijn het leger in te gaan om te strijden voor verworvenheden en vrijheden. Dat u dat niet wil, noemen ze ‘geprivilegieerd’ en ‘decadent’.
„Veel burgers? Wie bedoelt u? Als u goed naar de cijfers kijkt, zijn dat er minder dan u denkt. Er is in veel peilingen weliswaar een meerderheid voor herinvoering van de militaire dienstplicht. Maar als je dezelfde mensen vraagt: wil je met een geweer in de hand zelf meevechten, dan kantelt het beeld meteen en is een meerderheid daartegen. Ook in Oekraïne zie je een grote groep mannen van minstens vele honderdduizenden , meestal jong, die de dienstplicht probeert te ontlopen door zich te verstoppen of naar het buitenland te vluchten. Ze zijn bang om door de staat van de straat geplukt te worden.
„En wat betreft dat ‘geprivilegieerde’ van mij: ik leef van het openlijk uiten van mijn meningen. In dat opzicht heb ik met mijn pleidooi meer te verliezen in een dictatuur dan bijvoorbeeld een arbeider die acht, negen uur per dag in een fabriek doorbrengt, en ’s avonds hooguit nog een tweetje kan publiceren.
Nymoen ziet Karl Marx als een van zijn inspiratiebronnen.Foto Christoph Busse
„Na de Tweede Wereldoorlog hebben we inderdaad een lange periode van groei van welvaart en stabiliteit gekend in Europa, maar dat gold lang niet voor iedereen. De militaristische reactie van het Westen zal ons verder uithollen. Om de tientallen miljarden voor de wapenindustrie te financieren, zal onvermijdelijk worden bezuinigd op publieke voorzieningen zoals bijstand en zorg. Daarbovenop krijgen de bovenste lagen lastenverlichting.
„En dan stellen politici van de SPD als [bondspresident] Walter Steinmeier dat het zo goed is voor jongeren om in militaire dienst te gaan of een maatschappelijke dienstplicht te vervullen, omdat ze ‘daarvan persoonlijk groeien’. Dat zeggen dezelfde politici die ten tijde van de SPD-regeringen van Gerhard Schröder (1998-2005) veel voorzieningen uitkleedden. Nu willen ze kennelijk de gaten die twintig jaar lang vielen in bijvoorbeeld de zorg vullen met goedkope jongeren. Ik vind het hypocriet van Steinmeier.”
Veel jongeren zullen uw antimilitaristische houding delen, al was het maar uit eigenbelang. Klopt dat?
„Veel jonge mensen zien de waanzin in van de gedachte van het vermoorden van iemand waar je persoonlijk niks tegen hebt. Maar zo gauw iemand begint over de Russen en hun oorlogsmisdaden in Oekraïne slaat de stemming om, merkte ik in een talkshow waarin ik zat. Dan vinden veel jongeren ineens dat je ten strijde moet trekken tegen Moskou.”
Een logische reactie, toch?
„Veel mensen gaan uit van de gedachte dat staten zichzelf verdedigen om hun burgers te beschermen. Dat klopt niet: Een staat kijkt eerst of het een andere staat een nederlaag kan toebrengen, en zo lang ze dat voor mogelijk houdt, zal ze daarvoor burgers opofferen en naar de loopgraven sturen. Het belang van de burger die wil overleven en dat van de staat die zijn soevereiniteit zeker wil stellen, komen niet overeen.”
Terecht ging de aandacht woensdag onmiddellijk uit naar harde conclusies die de Algemene Rekenkamer, die beoordeelt of het Rijk zijn uitgaven rechtmatig heeft besteed, trok over drie ministeries. Verantwoordingsdag wordt, zo bleek ook afgelopen jaren, niet onterecht ‘Gehaktdag’ genoemd.
In de gehaktmolen belandden ditmaal de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid – juist op het moment dat geopolitieke spanningen ervoor zorgen dat je hoopt dat bij déze departementen men de zaken op orde heeft. Maar met „enig gemak” kon de Rekenkamer binnendringen bij commandocentra, fregatten en munitiedepots van Defensie, als waren de rekenmeesters tv-presentator Alberto Stegeman. Opnieuw overigens, in 2022 constateerde de Rekenkamer ook dat „militaire objecten die het zwaarst beveiligd horen te zijn, dat in de praktijk niet zijn”.
Eveneens kreeg Justitie en Veiligheid al eerder te horen dat namen verwisseld zijn bij strafzaken. Daardoor kunnen daders van zeden- en geweldsdelicten vrij blijven rondlopen. En dus ook: onschuldige burgers kunnen daardoor onbewust voorkomen in databanken. Onderzoek van de Rekenkamer wijst verder uit dat het Openbaar Ministerie bijna één op de vijf slachtoffers van criminaliteit niet goed informeert over het verloop van de strafzaak.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken is onderwijl overgestapt op een eigen „afwijkende” financiële administratie „in strijd met de normen uit de comptabele wet- en regelgeving” en heeft geen goed zicht op „hoeveel en welke verplichtingen” er zijn of „welke voorschotten hij precies heeft verstrekt met publiek geld”.
Voor politici is terugkijken naar wat beleid heeft opgeleverd een minder favoriete bezigheid. Daarom blijft Prinsjesdag, de dag waarop de regering haar plannen presenteert, voor hen zo’n feestelijk moment – ook als je de hoedjes en koetsen wegdenkt. Het is een dag vol energie, vol mogelijkheden.
Ook op alle overige dagen zijn beloftes makkelijk gemaakt, proefballonnetjes makkelijk opgelaten, kortetermijnbeleid makkelijk gelanceerd. Daarom blijft het een goede zaak dat overige Hoge Colleges van Staat – Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman – met beide benen op de grond blijven staan en kijken naar grondwettelijkheid, uitvoering, doelmatigheid, onbehoorlijk gedrag van de overheid, en letten op burgers die in de knel komen.
Dat de teneur van de afgelopen 25 Verantwoordingsdagen steeds hetzelfde is, blijft daarom teleurstellend: er wordt te veel beloofd, om aan partijpolitieke wensen te voldoen te veel tussentijds gesleuteld aan beleid, en – misschien wel het belangrijkste – te vaak is onduidelijk of doelen worden gehaald, nog los van personeelstekorten waardoor dat moeilijker wordt. Zoals de president van de Algemene Rekenkamer, Pieter Duisenberg, het woensdag zei: „Helaas zien we veel vaker dat doelstellingen en resultaten niet op elkaar aansluiten, dat de resultaten ondermaats zijn, of dat niet duidelijk is wat de resultaten zijn. Dat komt ook omdat het niet altijd duidelijk is wat het resultaat moest zijn.”
De voorbeelden die in het rapport staan, komen bij vrijwel alle ministeries vandaan. Neem het doel dat Nederland tot „de top hoort als het gaat om onze bereikbaarheid”. Welke top? De Europese, de wereld? Wiens bereikbaarheid? Onduidelijk. Wel concludeert de Rekenkamer dat er te weinig geld is om wegen, viaducten en bruggen te onderhouden.
Of neem het doel dat de ‘economische diplomatie’ voor het midden- en kleinbedrijf moet worden uitgebreid om het „verdienmodel” van Nederland te versterken. Daaraan is 275 miljoen euro besteed. Het mkb is „zeer tevreden, maar het resultaat is onbekend”. De minister van Volkshuisvesting blijkt verder wél zicht te hebben op de aantallen woningen voor ouderen waarvoor plannen zijn gemaakt, maar niét op wat daadwerkelijk is gebouwd. Die cijfers worden niet bijgehouden.
Risico’s worden verder niet voldoende meegenomen in besluitvorming. Zo ziet het kabinet kansen in artificiële intelligentie (AI), maar die worden niet afgewogen tegen de risico’s. Het Rijk heeft beperkt zicht op data die in de cloud worden opgeslagen, ook daar zijn „de vereiste strategische risicoafwegingen niet gemaakt”. Je vraagt je als burger na het lezen van het rapport af wat er wél goed gaat. In elk geval dat van de bijna 385 miljard euro aan overheidsuitgaven, minder dan 1 procent niet volgens de regels is uitgegeven of niet klopt. Het huishoudboekje is dus op orde.
Waar de burger echter terecht om vraagt, is zichtbaar resultaat. Belofte maakt schuld, en de overheid zou moeten wéten of ze die inlost. ‘Resultaat onbekend’ is te mager.