Het is B, Dichter der Nederlanden. Gons zei in NRC: „Als Dichter der Nederlanden sta ik graag voor alle Nederlanden waaruit wij bestaan. We hebben een vaderland en een moederland, adoptielanden, tweede en derde landen. We zijn zo veel Nederlanden: Europese Nederlanden, Caraïbische Nederlanden, zeelanden, randstadlanden, plattelanden, enzovoorts. De titel refereert op een poëtische manier aan de landen in ons.”
Het is B, Dichter der Nederlanden. Gons zei in NRC: „Als Dichter der Nederlanden sta ik graag voor alle Nederlanden waaruit wij bestaan. We hebben een vaderland en een moederland, adoptielanden, tweede en derde landen. We zijn zo veel Nederlanden: Europese Nederlanden, Caraïbische Nederlanden, zeelanden, randstadlanden, plattelanden, enzovoorts. De titel refereert op een poëtische manier aan de landen in ons.”
‘Dit Trumpisme”, zegt Carrie Mae Weems, „is voor mij niet echt iets nieuws. Onze ouders en voorouders groeiden op in een tijd van onderdrukking. Wij hadden altijd al te maken met vormen van repressie. En dus zijn we ook al heel lang bezig met vormen van verzet.”
De Amerikaanse kunstenaar Carrie Mae Weems (1953) zit zaterdagochtend in de lobby van het Amsterdamse College Hotel. Ze arriveerde gisteren vanuit Italië, waar in Turijn deze zomer een grote overzichtstentoonstelling van haar werk te zien is in de Gallerie d’Italia. Ze is in Amsterdam voor een lezing in het Rijksmuseum, in het kader van haar eerste tentoonstelling in Nederland, Painting The Town. De gelijknamige serie, gemaakt in 2021, bestaat uit enkele enorme prints die doen denken aan abstracte schilderijen: grote vlakken in voornamelijk zwart, wit en beige, hier en daar wat frivoler geel en oranje. De verf werd aangebracht op de dichtgetimmerde winkelpuien in Portland (Oregon), Weems’ geboortestad, in de nasleep van de Black Lives Matter-protesten. Tijdens de protesten werden op die houten panelen leuzen geschreven door BLM-activisten. De autoriteiten maakten die berichten vervolgens onleesbaar door er grote vlakken verf overheen te rollen.
Carrie Mae Weems, werk uit de serie ‘Painting the Town’ (2021).
„Een ernstige vorm van censuur”, zegt Weems, „en dat zien we ook nu weer gebeuren.” De regering-Trump, is druk doende verwijzingen naar diversiteit en inclusie van haar overheidswebsites te verwijderen. Het eerbetoon aan de Tuskegee Airmen (de eerste groep Afro-Amerikaanse luchtmachtpiloten) bijvoorbeeld, of de website van de Arlington-begraafplaats waar pagina’s verdwenen over onder anderen zwarte veteranen en vrouwen. „En boeken! Ze verbannen boeken. Kan je je dat voorstellen, dat er op scholen en in bibliotheken simpelweg boeken verdwijnen. Het doet toch denken aan het Derde Rijk, waar boeken verbrand werden?”
Eerste zwarte vrouw
Weems was de eerste zwarte vrouw die in 2014 een solotentoonstelling kreeg in het Guggenheim Museum, ze ontving vele belangrijke kunstprijzen, onder andere in 2024 de prestigieuze National Medal of Arts uit handen van toenmalig president Joe Biden. In haar werk – fotografie, video, installaties, performances – staan maatschappelijke thema’s zoals racisme, seksisme en discriminatie centraal. „Nu wil Trump ons het zwijgen opleggen, maar ik kan je zeggen: ik krijg hier juist veel energie van. Om maar de beroemde uitspraak van Toni Morisson aan te halen: ‘Dit is precies de tijd dat kunstenaars aan het werk gaan. Er is geen tijd voor wanhoop, geen ruimte voor zelfmedelijden, geen behoefte aan stilte, geen plek voor angst.’
We dachten dat het de goede kant opging, voor vrouwen, lhbti’ers, mensen van kleur. Maar het lijkt eerder ‘één stap voorwaarts, twee stappen terug’
„De krachten die we nu omhoog zien komen, die zijn er altijd al geweest. Niet alleen het racisme, ook het seksisme, de homofobie. Het is wat Amerika in het diepst van zijn wezen óók is. In mijn werk heb ik de structuren van macht en onmacht, recht en onrecht, altijd als onderwerp gehad. Daar ben ik mijn hele leven al mee bezig.”
Weems maakte eerder videoperformances waarin een sinistere clownfiguur speelt met een wereldbol – en zo het lot van de aarde op het spel lijkt te zetten (The Joker, See Faust (2003), If I Ruled The World (2004)). Als we dat werk nu zien, doet die figuur ons aan Trump denken. „Maar er waren anderen voor hem, en er zullen anderen na hem komen die het niet zo nauw nemen met mensenrechten en hoe het met de aarde gaat. En het speelt niet alleen in Amerika, je ziet het ook in Europa. We dachten dat het de goede kant opging, voor vrouwen, lhbti’ers, mensen van kleur. Maar het lijkt eerder ‘één stap voorwaarts, twee stappen terug’. Het mooie, als dat het juiste woord is, van deze kunstwerken is dat ze daarmee tijdloos zijn. Ze zijn ruim twintig jaar geleden gemaakt, maar nog steeds actueel. Ze zeggen iets over het verleden en ze zeggen iets over de toekomst. In die zin is dit werk groter dan mijzelf, het verhoudt zich steeds weer opnieuw tot de tijd waarin het getoond wordt en de mensen die het opnieuw zien.”
Poëtisch activisme
Je zou het werk van Weems activistisch kunnen noemen, maar, zo zegt ze: „Als ik alleen maar zou schreeuwen, als ik alleen maar heel hard tegen deuren zou schoppen en bonzen, dan zou mijn boodschap niet aankomen.” En dus ontwikkelde ze poëtischer manieren om het publiek deelgenoot te maken van haar ideeën, „een strategie van zachtheid, schoonheid, esthetiek, waarmee ik het publiek uitnodig mijn wereld te betreden. Het onderliggende thema van Painting the Town is heftig, de dood van een zwarte man, agressie, geweld. Maar het werk is ook heel esthetisch, het roept vragen op: waar kijk ik eigenlijk naar? Zo breng ik de kijker dichter naar wat ik te zeggen heb.”
In het kader van de viering van 250 jaar Amerikaanse onafhankelijkheid, in 2026, wil Trump een beeldentuin, The National Garden of American Heroes, aanleggen, met 250 beelden van ‘historische’ figuren, van George Washington en Martin Luther King tot Julia Child en Kobe Bryant. „Met mijn project Monumental Concerns ben ik al langer geïnteresseerd in monumenten, waar ze voor staan, wie en wat ze nou eigenlijk gedenken.” Die discussie wordt ook in het land gevoerd: in de VS werden in de afgelopen jaren standbeelden verwijderd die gezien worden als symbool voor het slavernijverleden. „Hoe moeten de monumenten van de toekomst eruitzien? Ik hoop een voorstel in te dienen voor een nieuw beeldhouwwerk, een monument, voor Trumps nieuwe National Garden.”
Ook al is Weems kritisch op Trump, ze ziet meedoen als een manier om haar stem te laten horen. „En ik hoop dat andere serieuze kunstenaars van naam hetzelfde zullen doen. Het is een manier om kritisch te reageren op het moment.”
En, vertelt Weems: „Ik zoek nu fondsen voor een ander voorstel: ik ga ter ere van dat jubileumjaar vijftig kunstenaars uitnodigen maquettes te maken voor monumenten voor de toekomst. Niet terugkijken, maar vooruit. En die gaan we in een mobiele studio in alle vijftig staten laten zien. Ken je dat liedje van Curtis Mayfield, ‘Keep on Pushing’?” Weems lacht uitbundig. „Ja. Ja, that’s my man. Niet zwijgen. Laten zien: hier ben ík.”
Carrie Mae Weems, Painting the Town, nog t/m 9 juni in Rijksmuseum Amsterdam.
Rond de Rotterdamse Waalhaven zijn het vooral passagiers die vervoerd worden over het water. Een watertaxi schiet voorbij en een cruiseschip passeert de kade – wild verlicht door kleurige lichtbundels, majestueus en afschrikwekkend tegelijk. Maar in theatervoorstelling Bulk draait het niet om dit soort vaarten; Wunderbaum duikt specifiek in het vervoer van producten over het water.
Tijdens muziek-, theater- en operafestival O. speelt Bulk op een prachtige locatie aan de Nieuwe Maas. Onder een oude havenkraan is een tribune gebouwd. Daar tegenover staat een container, waar muzikanten Moritz Bossmann en Quartus Vlak zich hebben verschanst, omringd door hun instrumenten. Meeuwen scheren boven de hoofden van het publiek, het water klotst tegen de kade. Terwijl de avond valt over Rotterdam, lichten gebouwen rond de waterweg één voor één op. De lucht verandert van blauw naar roze, naar steeds donkerder.
Refrein
In dit schitterende decor (misschien wel Rotterdam op z’n best) laten de vijf acteurs van Wunderbaum anderhalf uur lang spulletjes de revue passeren. Eindeloze lijsten noemen ze op, associatief stuiterend van het ene naar het andere product. Dat gaat van bevroren etenswaren naar allerlei soorten koelmachines, van bakproducten naar fietsen, van Chinees speelgoed naar vuilnis dat verscheept wordt van land naar land. Spullen vallen in categorieën, categorieën haken aan productgroepen, buitelen over elkaar. Als een refrein worden de woorden herhaald, nog een keer en nog een keer tot ze hun betekenis verliezen, als klanken op de experimenteel-elektronische composities van Bossman.
Muzikanten Moritz Bossmann en Quartus Vlak spelen vanuit een verlichte container, tijdens ‘Bulk’. Foto Fred Debrock
Met Bulk wil Wunderbaum iets zeggen over de goederenstromen over water. De promotietekst hint op een statement, iets antikapitalistisch, maar die boodschap moet het publiek zelf destilleren uit de oneindige opsommingen, uit de woordenstroom die van ritme wisselt en soms een glimlach oproept, maar na enige tijd toch begint te vervelen. Het voornaamste wat uit de lijsten valt af te leiden, is dat het ontzettend veel is wat er wordt verscheept – heel veel, absurd veel. Hebben we dat écht allemaal nodig? En moet dat van de andere kant van de wereld komen? Een kanttekening is dat niet alles wat de acteurs noemen, daadwerkelijk aan boord van schepen wordt vervoerd. Dat brengt het voorstellingsconcept aan het wankelen: als een deel van die overdaad fictief is, maakt het geheel minder indruk. Je vraagt je bij iedere volgende uitspraak af, of je het serieus moet nemen.
Climax
Visueel krijgt de woordenstroom vorm met een act, waarbij de acteurs meermaals van kostuum wisselen, van urban outfits tot gymastiekpakjes. In choreografieën lopen ze ritmisch over het speelveld of maken bewegingen waaruit havenprocessen zijn af te leiden: gesleep met de dozen en containers, de schepen die binnen worden gehaald en weer vertrekken. Op een ander moment sjouwen de performers aan elkaar geplakt over de kade, terwijl de opsomming voortduurt.
Anderhalf uur is een lange zit bij zoveel herhaling. Zeker omdat de lijsten nergens naartoe werken, behalve het duidelijk maken van de veelheid aan verscheepte producten. De opsomming wordt een gimmick, van opbouw naar een climax is geen sprake. Bulk geeft een aanzet tot gedachtes over kapitalisme en globalisering, maar vraagt daarbij te veel van het publiek.
Aan bravoure geen gebrek bij Maaike Dirkje Hop. Ze knalt er meteen in bij de uitvoering van Erkenning, de musical: ze wil graag in grotere zalen staan. Maar speciaal voor ons, op het Delft Fringe Festival, staat ze in Stadsboerderij Rietveld, een smalle, langwerpige ruimte waar krap vijftig man in kan. Ze introduceert zichzelf als de coach van de coach for coaches, waarmee de toon is gezet: ze kan meer dan nu blijkt.
Passages uit haar dagboek moeten bewijzen hoe ver ze als kind al haar tijd vooruit was. Begeleid door broer Sander op gitaar zingt ze hoe bescheiden ze was in haar leiden („met e-i”), en hoe moreel verheven – „ik was zeven”. Leed en pijn vindt ze ook in de gedachte dat ze als kind een influencer avant la lettre was, maar als enig platform de schoolkrant had.
Waarna nog meer onnavolgbaar bochtige verhalen volgen, zoals over het uitdelen van mandarijnen in de klas, bekleed met anti-oorlogsteksten, en bedacht als protest tegen de suikerlobby. Even flamboyant gespeeld zijn de analyses van een kinderliedje en een spreekbeurt over Dostojevski als tienjarige.
Tussendoor vertelt ze hoe ze dit jaar strandde op het Amsterdams Kleinkunst Festival om vervolgens vilein het commentaar van de jury te fileren. Het is allemaal heel geestig, met een geveinsde arrogantie die het debuut van Micha Wertheim in herinnering roept en de podiumenergie van een Nina de la Parra. Goed om haar te zien op Fringe voor de grote podia haar vinden.
Makers van de toekomst
Het Delft Fringe Festival afficheert zich dan ook als een podium voor de makers van de toekomst. Deze Fringe is het kleine zusje van het Amsterdam Fringe Festival en is sinds de oprichting in 2011 in alle opzichten gegroeid. De circa dertig speellocaties voor de tientallen verschillende podiumkunstenaars zijn prettig ‘fringe’ en demonstreren dat het festival goed in de stad is geworteld. Behalve op een stadsboerderij kom ik in twee galeries en een filiaal van koffieketen Anne & Max voor optredens.
Daarbij blijkt dat Maaike Dirkje Hop verder is in haar ontwikkeling dan de andere drie acts die ik tref. Die leveren sympathieke voorstellingen, maar het is ruw talent dat nog meters moet maken.
In Is er iemand thuis etaleert Sebastiaan de Bie, vorig jaar winnaar van het Groninger Studenten Cabaret Festival, een enorme dosis aanleg voor zowel schaamteloos als kwetsbaar zijn. In verhalen over seksuele escapades en een dwingende vader schetst hij treffend het ongemak dat hij voelt én oproept. Met als mooi tussenstation zijn droom over een Bureau voor Eenzaamheid, waar hij graag geholpen zou willen worden. Maar de ontknopingen waar hij naartoe werkt zijn nog te vlak om humoristisch te worden, en tempo en timing verdienen meer aandacht.
Ook collectief Dystopia mikt met Tijd zat op de lach. Het duo, bestaande uit theatermakers Fleur Mennega en Mathijs Demper, won er vorig jaar de Publiekprijs op de Delft Fringe mee. In hun nieuwe programma spelen ze karikaturale sketches over efficiënt werken en leven. Vooral het lijntje over het winnen van tijd via een schimmig bedrijf dat belooft je levensduur voor eeuwig te verlengen, heeft veel potentie. Maar zowel in tekst als in acteren moet het nog net een randje gekker en snediger om de absurditeit van de typetjes goed te raken.
Foto Sing DekkerFoto Sing DekkerSebastiaan de Bie in Stadsboerderij Rietveld.Foto Ben SchotpoortMaaike Dirkje Hop noemt zich de coach van de coach of coaches in haar humoristische voorstelling.Foto Ben SchotpoortHet komisch duo Dystopia treedt op in koffiezaak Anne & Max, in Delft.Foto Ben Schotpoort
Fijnbesnaard
In De Stilte Die We Delen slaat Nicchelle Buyne (zij/die) een meer introspectieve toon aan. Ze vertelt over het gemis als kind van een warme, toegewijde oma. Die oma stond bekend als „de koningin van het verdwijnen” en leidde haar eigen leven, zonder oog voor haar kleinkind. In een mix van verwijt, herkenning, begrip en verlangen vertelt Buyne hoe ze een beeld probeert te krijgen van haar inmiddels overleden oma.
Ze kleedt zich naar een levensgrote foto van de oma die het decor vormt en heeft op band commentaren van mensen die haar kenden, en die haar onder meer beschrijven als „fijnbesnaard”. Het is een levendige zoektocht naar familie, die met meer focus in de emoties en het spel aan overtuiging zou winnen.
Wat al deze makers vooruit helpt, is meer kunnen optreden voor publiek. Dat maakt eens te meer duidelijk hoe onmisbaar plekken als de Delft Fringe zijn. Het geeft makers tijd en gelegenheid om hun talenten te polijsten.