Column | Absurdistische taalpolitiek

De een ziet eruit als een man, de ander als een vrouw. Een korte dialoog. Man: „Dan geef ik nu het woord aan (…) mijnheer McBride.” Waarna de aangesprokene, die er ontegenzeggelijk uitziet als een vrouw, maar toch ‘mijnheer’ wordt genoemd, de ander aanspreekt met: „Dank u wel, mevrouw de voorzitter.” Die voorzitter lijkt weer belachelijk veel op een man.

Een flard uit een toneelstuk, genderblind gecast? Nee, een commissievergadering Buitenlandse Zaken van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, een kleine week geleden.

‘Mijnheer McBride’ gaat door het leven als Sarah McBride, en zij is het eerste openlijk transgender lid van het Congres, en vertegenwoordigt de staat Delaware.

‘Mevrouw de voorzitter’ gaat door het leven als Keith Self, en sprak hier als de Republikeinse voorzitter van bedoelde commissie.

Dit is keiharde en ook volmaakt absurdistische taalpolitiek, waarbij het politieke het talige deel met gemak overtroeft. Want president Trump erkent nog maar twee geslachten, man en vrouw, en die zijn vanaf de geboorte gegeven. Vandaar zijn oekaze: de federale overheid zal alleen het gouden m/v-koppel accepteren, want zo wil de biologie het. En de transgender, de non-binairen en anderen? Die zijn simpelweg in rook opgegaan.

Wanneer je dus als trumpist een vrouw het woord moet geven, kondig je die aan als ‘mijnheer’, want zij is ooit man geweest, en dat zal ze blijven voor de rest van haar leven.

Het voorval in die Amerikaanse commissievergadering is om veel redenen buitengewoon naargeestig, ook als je bedenkt dat na dit taalpolitieke incident de bijeenkomst geschorst werd. Op de agenda stonden detailkwesties als het Amerikaanse wapenbeleid, internationale veiligheid en hulp aan Europa. First things first, inderdaad.

Deze dictatoriale versie van taalpolitiek zou voor westerlingen geboren na de Tweede Wereldoorlog ongekend moeten zijn, maar dat is toch niet helemaal het geval. Ik vraag u nu de zeer machtige, overweldigende Trump oneindig veel kleiner en machtelozer te maken dan hij is, als in een lilliputterversie. (Lilliputter is ook verkeerd, het moet zijn „kleine mensen” of, beter nog „een persoon met achondroplasie”.)

Nu komen we op bekend terrein: Trump en de zijnen hebben het over ‘woke’ en ‘wokisten’, al zijn die aanduidingen ondertussen onbruikbaar, want er is praktisch niemand meer die zichzelf zo noemt. Maar er bestaan socialerechtvaardigheidsactivisten, en ze houden er een taalpolitiek op na. Daar wordt gewerkt aan een ‘veilige, gedekoloniseerde, inclusieve taal’, die minstens genderneutraal moet zijn. Sindsdien stotteren we de non-binaire voornaamwoorden ‘die/hen/hun’, terwijl we maar één persoon bedoelen.

Publicist en activist Mounir Samuel schreef in 2023 dat „nieuwe tijden vragen om een nieuwe taal”, en ik vrees dat Trump die stelling onderschrijft, zij het met een kleine wijziging. „Nieuwe tijden vragen om een andere taal.”

Samuel wil het vocabulaire uitbreiden, en doet aanbevelingen; Trump decreteert en valt terug op een zelfverzonnen traditie. En met succes want het woord van de president is al snel wet. Ook bij Wikipedia heet de Golf van Mexico nu Golf van Amerika, nog wel tussen haakjes. Dat is nog eens een machtswoord: ik roep iets, en de wereld zegt het me na.

De verschillen tussen het progressieve en extreemrechtse kamp zijn oneindig veel groter dan de overeenkomsten. Vergelijk het overwicht van de overheid met dat van actiegroepen. Maar dit blijft: dat voorschrijven hoe je dient te spreken; het is alsof iemand hoogstpersoonlijk in je keel graait, en daar de woorden uitvist die niet meer mogen.

Het is zum Kotzen.

Stephan Sanders is essayist.