In deze opera gaat de babyboomgeneratie walsend ten onder

‘We’re lucky that we’re still together. Happy! We have enough health and money. And you can’t say that for everyone.” Acht operazangers in cocktailkleding lopen al zingend en met de armen zwaaiend in een rijtje walsend over het podium. Uit de orkestbak klinkt gezwollen walsmuziek. Feest! Ze hebben immers niets te klagen, als babyboomers met hun zakenreisjes en vakantiehuizen, de generatie die het beter kreeg dan hun ouders.

Maar de muziek spreekt boekdelen: deze wals is er een van het soort waarbij je meteen voelt dat er iets niet in de haak is. Zoals Ravels La valse, waarin het orkest ontspoort in een kakofonische chaos, heeft ook deze wals iets onheilspellends en destructiefs. Het Residentieorkest onder leiding van Bassem Akiki en het geluksmantra van de acht topsolisten (onder meer Claron McFadden, Nina van Essen en Helena Rasker) klinken samen haast als een shepardtoon, die met wrange stapjes tot in het oneindige lijkt door te stijgen. Hebben ze de wereld wel beter gemaakt? ”I’m pessimistic. Not pessimistic for me though, I won’t be here,” klinkt het even daarvoor.

Het is een van de sterke momenten uit de nieuwe opera We Are The Lucky Ones, die vrijdag in première ging tijdens het Opera Forward Festival. Het is de vierde samenwerking van componist Philip Venables (46) en regisseur Ted Huffman (48), die samen met Nina Segal (37) het libretto schreef. Daarvoor werden zo’n tachtig West-Europeanen uit de jaren veertig geïnterviewd over hun levensloop. Zo vonden zo’n 6.400 jaren aan herinneringen hun weg naar het podium in een collageachtig levensverhaal van dik anderhalf uur, dat meevoert van geboorte tot overlijden.


Lees ook

‘We are the lucky ones’: een collage-opera die je laat voelen wat het leven is

Familiefoto’s

Het libretto vlecht niet de grootse momenten aaneen, maar juist de al te herkenbare: van iets alledaags als voor het eerst een sinaasappel proeven tot een puppy in huis nemen, leren voor een proefwerk, lege-nest-syndroom, en je meubilair de deur uit doen. „I have three children but none of them want this furniture. They prefer the Scandinavian look,” zingt Rasker met veelbetekenende blik. Met de AI-gegenereerde familiefoto’s die op het verdere nagenoeg lege toneel worden geprojecteerd, voelt het alsof je door de diacollectie van je (groot)ouders klikt.

De acht naamloze zangers doen in 64 miniscènes hun verhaal aan het publiek – soms solo, soms samen – en springen van het ene levensverhaal naar het andere. Je als luisteraar inleven in een vastomlijnd personage dat obstakels overwint of juist ten onder gaat is er dus niet bij, maar dat deert geenszins. Door de geloofwaardige vertelkunst van iedere solist en de betekenisvolle bewegingsregie grijpt deze voorstelling je bij de kladden en wil je weten hoe het verder gaat.

Venables lijmt de levensflarden aan elkaar met contrastrijke en vaak glijdende orkestmuziek, met koper en percussie als basis en kleurrijke shots van piano, accordeon en saxofoon. De sfeer is duidelijk het Hollywood, de jazz en de ballroomscene van halverwege de twintigste eeuw, maar nergens wordt die sleets nageaapt. Het ritmische getik van woodblocks waarschuwt ondertussen dat de tijd onherroepelijk voortschrijdt. Zo flitst er een heel mensenleven aan je voorbij in deze overrompelende festivalopener die diep doordringt in hart én geest.