Het was op een doordeweekse dag vlak na de Maccabi-rellen. Ik zette het politieke kanaal van de NPO op, benieuwd naar wat de fractievoorzitters in de Tweede Kamer erover te zeggen hadden. Geert Wilders (PVV) stond achter de katheder en verspreidde zijn gebruikelijke gif. Toch was dat niet de reden dat ik het scherm al na een paar seconden wegklikte. Dat kwam door een interruptie van Rob Jetten (D66). „Voorzitter, woorden doen ertoe”, zei hij op die plechtige toon – en ik was er alweer klaar mee.
Waarom stellen progressieve politici zo vaak teleur? Waarom klinken ze zo knullig, ongevaarlijk, zelfs irritant – ook wanneer ze volkomen gelijk hebben? Nu Wilders er alles aan doet om nieuwe verkiezingen te veroorzaken, is het misschien goed dat eens te onderzoeken. Anders wordt het straks gewoon weer een klinkende overwinning voor de circuspartijen.
Dat ik Jetten niet kon uitstaan, is eigenlijk oneerlijk. Iedere keer hoop ik dat er iemand opstaat die Wilders aankan, en vrijwel altijd valt dat tegen – maar het is ook verdomd lastig. Wilders is niet alleen een vaardig debater, belangrijker nog is dat hij valsspeelt. Hij is niet gebonden aan feiten of fatsoen. Als jij dat wel bent, moet je van goeden huize komen om overeind te blijven. Ik zag hem staan, Jetten, in al zijn onmacht, en ik dacht: dit wordt niks.
Het kwam ook door dat zinnetje: woorden doen ertoe. Nog altijd hebben veel politici de neiging om Wilders aan te vallen op zijn stijl. Begrijpelijk, logisch, terecht. De taal van Wilders brengt het sociale weefsel in Nederland grote schade toe. Het is belangrijk dat daar iets tegenin wordt gebracht. Doet het ook goed bij de eigen achterban.
Politieke vernieuwer
Toch zou inmiddels duidelijk moeten zijn dat je geen al te grote groepen aanspreekt wanneer je voortdurend daarop de nadruk legt. Veel kiezers horen namelijk iets anders dan wat de uitdager bedoelt. Zij horen niet: woorden doen ertoe. Zij horen: je mag dit niet zeggen. En dat maakt van Wilders precies de politieke vernieuwer die hij graag wil zijn – de man die als enige zijn bek opentrekt.
Ten overvloede: dit is slechts beeldvorming. Wilders is geen vernieuwer, hij roept al twintig jaar hetzelfde. Maar dat is het handige, het vermoeiende en het leugenachtige van populisten: ze weten hun tegenstanders altijd in de hoek van het establishment te drukken. De PVV is momenteel de invloedrijkste coalitiepartij, Wilders heeft de premier aan een touwtje, en toch lijkt hij nog steeds de underdog.
Tijdens het Kamerdebat over de nieuwe geopolitieke verhoudingen leek Wilders even niet te weten wat hij moest
Misschien is dat wat me zo tegenstond in die aanval van Jetten: hij speelde mee. Wanneer je de populist op zijn taal wijst, op regels, op omgangsvormen, op iets buiten jou en jouw partij dat als een soort scheidsrechter te hulp moet schieten om je van die lastpost te redden, heeft hij je precies waar hij je hebben wil.
Moet je populisten dan maar hun gang laten gaan? Zeker niet. Maar waarom wordt er niet vaker, consequenter en agressiever geprobeerd de rollen om te draaien? Maak van populistisch-rechts het systeem waartegen je in opstand komt.
Tijdens het Prinsjesdagdebat, vijf maanden geleden alweer, botste Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) met Dilan Yesilgöz (VVD). Yesilgöz is minder extreem dan Wilders, maar doet qua populistische oppervlakkigheid en opportunisme niet voor hem onder. Daarom is ook zij een glibberig debater. Meestal laat Timmermans zich hierdoor uit het veld slaan. Je ziet het in zijn blik: niet te geloven, wat zij nu weer beweert – waar is de scheidsrechter? Waardoor zelfs Yesilgöz, establishment bij uitstek, op een vernieuwer gaat lijken.
Nu deed hij iets anders. Eerder was duidelijk geworden dat de VVD akkoord ging met de uitzetting van de in Nederland geboren Mikael (11) naar Armenië. Timmermans viel Yesilgöz hierop aan. Hij zei dat het in haar geval verstandig was om uit te kijken met het woord ‘eerlijk’. Waarna hij de VVD verweet „een jongetje van elf op het vliegtuig te zetten naar een land waar hij nog nooit is geweest”.
Het was niet eens een vies trucje. Het was een concrete, beeldende beschrijving van de werkelijkheid. En de aanval trof doel. Vanuit de zaal klonk boegeroep, vermoedelijk begeleid door een boze blik van Yesilgöz. Timmermans keek op en zei: „Ja, vervelend hè, als je geconfronteerd wordt met de dingen die je doet.”
Als kers op de taart kwam coalitiegenoot Caroline van der Plas (BBB) op hoge toon vragen of Timmermans nu eens wilde stoppen met die „persoonlijke aanvallen”. Niet de inhoud was dus kennelijk het probleem, nee, de omgangsvormen waren het probleem. Ineens waren zij van (radicaal-)rechts het establishment dat een scheidsrechter nodig had om een politieke tegenstander het zwijgen op te leggen. Timmermans had zelden zo verfrissend geleken.
Buitengewoon zwak
Rob Jetten kan dit ook. Hij heeft er alleen een makkelijker dossier voor nodig. Als het om Oekraïne gaat, staat Wilders buitengewoon zwak. Zijn liefde gaat uit naar Trump en diens vijandige houding tegen Oekraïne en de rest van Europa is in Nederland weinig populair. Tijdens het Kamerdebat over de nieuwe geopolitieke verhoudingen leek hij zelfs even niet te weten wat hij moest.
Jetten sloeg toe. Zou Wilders het kabinet opblazen, als er troepen naar Oekraïne werden gestuurd, wilde hij weten. Wilders werd daar zo ongemakkelijk van dat hij de scheiding der machten ging verdedigen. „Er zijn PVV-bewindslieden en er is een fractie”, zei hij. „Ik spreek alleen namens de fractie in de Tweede Kamer.” Zoals de omgangsvormen te hulp moesten schieten bij Van der Plas, had Wilders nu democratische principes nodig. Voorzitter, dualisme doet ertoe.
Deze voorbeelden zijn hoopgevend, en tegelijkertijd gekmakend simpel. Het enige wat progressieve politici nodig hebben, is wat meer vertrouwen in hun eigen ideeën.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief Dave op Donderdag.
Lees ook
Met kosmopolitisch links stop je geen autoritair rechts
