Componist Klaas de Vries: ‘Bach is een god, Beethoven een mens’

De componist is een lezer. Op de keukentafel liggen, naast de partituur van zijn nieuwe orkestwerk Cada instante twee opengeslagen boeken met de poëzie en het proza van de Argentijn Jorge Luis Borges. „Het zal zijn bij het schallen van de bazuin”, luidt de beginregel van diens gedicht Doomsday, dat Klaas de Vries (80) toevallig las drie jaar geleden, op een vroege ochtend, toen Rusland Oekraïne binnenviel. „Er is geen moment dat niet geladen is als een wapen”, schrijft Borges.

Het lezen ervan inspireerde De Vries tot zijn monumentale Cada instante, een grillig stuk voor een enorm orkest, dat de wereldpremière krijgt bij het Haagse festival Dag in de Branding. Zijn werk vormt er het middelpunt van. Achter de keukentafel in zijn flat lonkt de Rotterdamse skyline, maar De Vries richt zijn ogen op de partituur, vooralsnog enkel papier en inkt. En anders dan een schrijver heeft de componist daar niet genoeg aan. Meer dan honderd musici van het Residentie Orkest en het Koninklijk Conservatorium zijn nodig om zijn verbeelding tot leven te brengen.

Sommige bladzijden ademen rust en leegte, op andere lijken de noten uit hun voegen te barsten – tegenstellingen die ook het gedicht van Borges beheersen. Hij werpt er een zijdelingse blik op. „Er is geen moment dat niet de krater van de Hel kan zijn”, leest hij voor. „Er is geen moment dat niet het water van het Paradijs kan zijn.” De Vries wijst, glimlachend, op een woeste passage in de partituur. Hij schreef er voor de orkestmusici in het Engels een bemoedigende aanwijzing boven: „Probeer zo lang mogelijk samen te blijven. De grote trom geeft de inzetten aan. En mocht het fout gaan, verlies dan niet de energie in je spel. Faal met overtuiging.”

Mysterie

Naast Doomsday ligt een boek met Borges’ verzamelde proza. Het is opengeslagen op de slotpagina van diens essay De Muur en de Boeken uit 1950. Om de laatste zeven regels heeft De Vries met zwarte pen een lijn getrokken. De woorden van de Argentijnse denker weerspiegelen wat de componist nastreeft in zijn eigen werk. „Muziek”, citeert hij, „staten van geluk, mythologie, gezichten gevormd door de tijd, bepaalde schemeringen en bepaalde plekken willen ons iets zeggen, of hebben iets gezegd dat ons niet had mogen ontgaan, of staan op het punt ons iets te zeggen; die op handen zijnde onthulling, die zich niet voltrekt is, misschien, de esthetische werkelijkheid.”

Deze zoektocht, het mysterieuze aura dat kunst omringt, heeft De Vries altijd aangetrokken. Tekenen ervan zijn overal in zijn muziek te vinden, hoewel veel recensenten zijn werk het stempel Nederlandse nuchterheid geven. Het zit hem dwars. „Al heb ik dat misschien over mezelf afgeroepen door te zeggen dat een componist in de eerste plaats een vakman moet zijn. Maar verbeeldingskracht is altijd mijn drijfveer geweest.”

In dat opzicht vormen literatuur en muziek twee belangrijke pijlers onder zijn bestaan. Zijn vader – een rusteloze ingenieur die zijn nieuwsgierigheid achterna reisde van Terneuzen naar Groningen – las hem in zijn kindertijd de mythen uit de Finse Kalevala voor. Zijn moeder groeide op als boerendochter in Zeeuws-Vlaanderen. „Ze speelde piano”, vertelt De Vries. „Alle Beethoven-sonates, behalve de Hammerklavier.”

Op zijn veertiende vond hij in Groningen zijn muzikale roeping. „Een vriend van de middelbare school bezat een bandrecorder, plus een grote verzameling muziek. Bij hem ontdekte ik onder meer Bartóks Concert voor Orkest. Het slot daarvan greep me waanzinnig aan. En op een goede dag stond dat stuk op de lessenaars van de Groninger Orkestvereniging. Ik moest daar uiteraard naartoe. Aan het begin van de finale holde ik de zaal uit, omdat ik bang was dat het me teveel zou worden. Eenmaal buiten dacht ik: als muziek dit bij mij teweeg kan brengen dan moet ik musicus worden. De volgende dag leende ik de partituur van het Concert voor Orkest bij de bibliotheek. Ik kon noten lezen, want mijn moeder gaf me de eerste pianolessen op mijn negende. Daarna nam juffrouw Van Velzen het over. Zij schreef op mijn beoordeling: ‘Wil teveel en floddert daardoor.’ Ik heb na die concert-openbaring nooit meer omgekeken.”

IJkpunt Beethoven

De Vries studeerde eerst piano in Rotterdam en daarna compositie bij Otto Ketting in Den Haag. Hij bewonderde tijdgenoten als Louis Andriessen en Peter Schat. „Ik wist niet zo goed wat ik daaraan kon toevoegen”, herinnert hij zich. „Ik noem mezelf als componist vaak een betere of mindere imitator van mijn muzikale helden. Maar het besef drong al vroeg tot me door dat het zinloos was om de kunst bij levende vakgenoten af te kijken. Daarom zocht ik mijn inspiratie verder weg: bij de oude meesters en in literatuur. Mijn ijkpunt werd Beethoven. Ik denk altijd stiekem: het moet net zo goed zijn als Beethoven. Al blijft dat ideaal natuurlijk onbereikbaar. Sommige componisten worden nooit opgeslokt door het verleden, zij blijven tijdgenoten, in welke eeuw de mens ook leeft. Wat Beethoven doet met de simpelste thema’s grenst aan het ongelooflijke. Zijn muziek doet me denken aan de oerknal: vanuit een kleine kern schept hij een immens heelal, waarin we op eindeloze ontdekkingsreizen gaan. Bach zit ook vol van schoonheid en betekenis. Maar goed, Bach is een god, Beethoven een mens.”

Behalve componeren waagt De Vries zich de laatste jaren soms aan de literatuur. Zo stelde hij een monoloog samen uit fragmenten van zijn favoriete schrijver, de Portugese kameleon Fernando Pessoa. „Hij bedacht wel honderd pseudoniemen, want hij wilde een wereld van schrijvers zijn. Dat gevoel is me niet vreemd: ik kan er ook naar verlangen allemaal verschillende componisten te zijn.”

Behalve de Pessoa-monoloog schreef De Vries ‘heimelijk’ essays over muziek. „Één ervan gaat over een merel, die jaren geleden woonde in een boom achter ons huis in Antwerpen. Elke avond zat hij op een tak te componeren. Hij begon steeds met dezelfde openingstriller. En dan kwam een lijntje met een blue note. De volgende avond deed hij hetzelfde en ging – op het punt waar hij de vorige dag gebleven was – verder met een ander lijntje en een nieuwe blue note. Dat vond ik ongelooflijk. Mijn opstel begint met: ‘De vogel was geniaal.’ Een variant van de openingszin uit de roman Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans: ‘De portier is een invalide.’”

Festival Dag in de Branding rondom Klaas de Vries en György Kurtág is van 21 tot en met 23 maart in Den Haag. Info: dagindebranding.nl