‘Kinderen zonder ontbijt, dat kan niet!’

Dit ben ik Iedereen heeft verschillende identiteiten. Hoe worden we wie we zijn? Deze week: Johan Muurlink (53), alias De Boterhammenman uit Rotterdam.

Johan Muurlink (53) smeert dagelijks bergen brood zodat kinderen niet met een lege maag in de klas zitten. „Ik heb jarenlang alle drugs gebruikt die god verboden had, daarvoor betaal ik nu de tol. Maar opgeven zit niet in mijn aard.”
Johan Muurlink (53) smeert dagelijks bergen brood zodat kinderen niet met een lege maag in de klas zitten. „Ik heb jarenlang alle drugs gebruikt die god verboden had, daarvoor betaal ik nu de tol. Maar opgeven zit niet in mijn aard.”

Foto Walter Herfst

‘Boterhammen smeren was nou niet direct mijn droom toen ik jong was. Nu haal ik er veel voldoening uit. Toen ik mijn elfjarige zoon zes jaar terug zijn brood zag delen met een klasgenoot, dacht ik bij mijn eigen: ‘Kinderen die geen ontbijt of lunch krijgen, omdat er geen geld voor is. Dat kan niet!’ Ik leefde van een uitkering, maar had geld gespaard voor een reis met mijn zoon. Na twee nachten woelen in mijn bed, dacht ik: Dit ga ik oplossen.

„Ik begon klein, natuurlijk. Met de school van mijn zoon. Ik smeerde boterhammen thuis, in de keuken van mijn huis in Bloemhof [wijk in Rotterdam-Zuid, red.]. Maar ik kreeg al snel verzoeken van andere scholen in de wijk. Ik kon ook wel wat meer smeren. Het aantal boterhammen groeide.

„Al snel was mijn geld op. Toen ben ik geld gaan vragen. Ik heb gebedeld, haha. Aanvankelijk met schroom, maar ik werd steeds brutaler. Ik heb toen de stichting ‘Niet graag een lege maag’ opgericht en kreeg zo donaties voor brood en beleg en fruit. Dat lukte best goed. Ik kreeg ook hulp bij het smeren, van vrijwilligers. Want het werd te veel voor mij alleen.

„Ik ben opgegroeid in Rotterdam, in het oude Noorden, in een horecafamilie. Mijn vader had een café, mijn oom een patatzaak en een hotel. Mijn opa was de baas van de familie. Een beetje maffia-achtig. Iedereen moest naar hem luisteren. Als kind dacht ik: later wil ik worden als opa.

„Mijn vader werkte hard en was hard. Mijn moeder was thuis. Mijn moeder was een lieve vrouw, maar ze was geen begripvolle moeder. De opvoeding was nogal losjes. Achteraf denk ik dat ze het zwaar had met mijn vader. Ik was een moeilijk kind. Altijd tegendraads. Als iets moest dan deed ik het juist niet. Dat zat er al heel jong in.

„Boterhammen smeren was nou niet direct mijn droom toen ik jong was”

„Ik was een flinke jongen en knokte regelmatig. Maar ik was geen pestkop. Meisjes en zwakkere jongetjes beschermde ik. Dat hoor ik zelfs nu nog wel eens terug van vroegere klasgenoten. Tegen onrecht kon ik niet. Toen een leraar mij had geslagen met de aanwijsstok, rende ik naar mijn vader. Die sloot het café, ging mee naar school en ramde de leraar in elkaar. Ik zat in de zesde. Ik mocht het jaar afmaken, maar gezellig werd het niet meer.

„Op de middelbare school werd het niet beter. Ik kon best goed leren, ik ging naar de mavo, maar was extreem eigenwijs. En ik bleef vechten. Ik gooide een stoel door de ruit of schoffeerde een leraar. Vier keer werd ik van school getrapt. Toen moest ik naar een school voor zeer moeilijk lerende kinderen in Schiebroek. Dat was meer bezigheidstherapie.

„Als er toen iemand was geweest die had gezien waar mijn kwaliteiten lagen, was ik gered. Organisatietalent en liefde voor de horeca zaten erin. Er was een lieve buurvrouw. Als ik thuis straf had, klom ik via het balkon naar haar en dan luisterde ze en gaf advies. Meer kon zij niet doen.

„Op m’n vijftiende ging ik op kamers na een vechtpartij met mijn broer. Mijn vader kon ons niet uit elkaar halen, ik was inmiddels sterker. Met mijn stiefbroer ging ik naar de gemeente. ‘Hij moet het huis uit, anders vallen er dooien’, zei hij. Tot mijn verbazing kreeg ik meteen een uitkering.

„Niet alles ging daarna goed, bepaald niet. Maar met hulp van een docent ging ik naar de koksopleiding en na drie jaar had ik mijn koksdiploma. Ik was inmiddels achttien en had een meisje leren kennen. Ze was lief en ze kon me goed aan. Ze was snel zwanger. We kregen een dochtertje: Roos.

Ik was jong maar ik zag het zitten: Huisje, boompje, beestje. Als ik voor een vrouw ga, dan is ze mijn koningin en draag ik haar op een plateau. We zouden gaan trouwen. Alles was geregeld voor de bruiloft. Zij ging even boodschappen doen met de kleine, inmiddels een half jaar, in de kinderwagen. Half uur later stond de politie voor de deur. Ze waren dood. Aangereden door een dronken automobilist.

Foto Walter Herfst

„Ik wist niet wat ik moest doen. Ik had zoveel pijn en verdriet. Fuck it allemaal. Ik dacht: of ik ga dood of ik word multimiljonair.

„Ik kende een grote hasjdealer. We zijn begonnen met tien bakkies in tien huizen en bij twee boerderijen. Nu is dat normaal, wiet kweken in boerderijen, maar wij waren de eersten. Ik leefde als een koning. Buurtgenoten in Hillesluis wisten van mijn activiteiten. Sterker nog, ze hielpen de aarde en stekkies naar boven te sjouwen. Wiet kweken voelde voor mij niet echt slecht. Het zijn maar plantjes, hè. Alcohol maakt veel meer kapot en dat is legaal. Ik gaf ook geld weg. Ik nam veertig kinderen uit mijn straat mee en kocht voor iedereen trainingspakkies en sportschoenen.

„Het ging tien jaar goed. Toen ging het fout. Ik lag op de bank een jointje te roken toen de politie met getrokken pistolen binnen kwam. Acht maanden zat ik vast. Ik heb niemand verlinkt. Dat is een code. Als je gepakt wordt, zwijg je. Van die buurtgenoten hoorde ik niets meer, trouwens.

„Toen ik vrijkwam had ik niets. Ik was halverwege de dertig. Ik twijfelde of ik weer wat bakkies zou plaatsen. Toen ontmoette ik Valerie. Met haar kreeg ik Mario. Toen besloot ik; ik stap uit de criminaliteit. Het wordt geromantiseerd, maar het is niks. Wat heb je nou aan geld als je constant over je schouder moet kijken? Mijn peetzoon is op z’n vierentwintigste doodgeschoten tijdens een mislukte ripdeal. Een andere zoon is ook op z’n vierentwintigste overleden; doodgeschoten door de ex van zijn vriendin.

„De relatie met Valerie ging uit na tweeënhalf jaar. Mario is mijn redding. Geweldige gast. Hij is nu zeventien.

„Sinds januari ben ik in dienst van de stichting en heb ik geen uitkering meer. Ik treed af en toe op als spreker, het is genoeg voor mijn salaris. Het is echt een groot project geworden. Ik heb sinds een paar jaar flinke gezondheidsklachten. Ik heb jarenlang alle drugs gebruikt die god verboden had, daarvoor betaal ik nu de tol. Maar opgeven zit niet in mijn aard. Dus sta ik elke dag om kwart over vijf op, neem een douche, was mijn baard, en drink koffie. Dan stap ik in mijn elektrische karretje, want fruit en brood ophalen en boterhammen naar scholen brengen, lukt niet meer op de fiets.

„Elke dag smeer ik met vijf vrijwilligers 400 boterhammen voor zestien scholen. De overheid gaat nu 500 scholen subsidiëren om ontbijt en soms ook lunch te leveren. Drie van die scholen nemen wij erbij. Er zijn veel meer aanmeldingen, maar meer kan ik nu niet hebben. Ik heb sinds kort een eigen locatie en ben vrijwilligers aan het werven – ik heb plek voor tien erbij.”

Aanmeldingen: [email protected]