N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Afgelopen vrijdag: man zit beneden, ik boven achter mijn desktop. Plots het bericht dat de Surinaamse Assemblée wordt bestormd. Er is ook brand gesticht. Branden komen in Paramaribo veelvuldig voor, maar zijn sinds de Onafhankelijkheid van het land (1975), en na de militaire coup van Bouterse (1980) ook een teken van politieke onrust.
Ik roep man naar boven, „kom, Suriname”, hij blijft rustig en ik verzoek hem: „Bel je ouders.” Hij twijfelt nog even, ik ben hier de alarmist.
(Schoon)ouders in Paramaribo zijn opgewonden, eensgezind in hun analyse –„aanhangers van Bouta”– maar bepaald niet in paniek.
Suriname is niet mijn land, wel mijn adoptieland, zoals ik niet geboren ben in Twente, maar me toch tot de tukkers reken. Probleem is: de Surinaamse verhoudingen begrijp ik minder dan de Twentse. Moet je er als kind bij zijn geweest om er iets over te zeggen?
Bij mij meteen de vrees: dit gaat fout, Suriname heeft geen stootkussens om de deining op te vangen. Maar schoonvader blijft nuchter: „Ze hebben het gezien in Amerika, in Brazilië: je moet een regeringsgebouw bestormen. Die relschoppers apen die dingen na. Dat wordt avondklok.”
Zaterdag: schoonvader had gelijk, er is een avondklok ingesteld, ook na plunderingen van winkels. Gewonden, traangas, en een toegetakeld parlementsgebouw. Dat is veel geweld voor zo’n dunbevolkt land. Tegelijkertijd zie ik een filmpje van een stevige Surinaamse man, die een nationale vlag heeft omgeknoopt en een slok neemt uit zijn zakflacon, kuierend langs de schilden van de oproerpolitie.
Lijken de zaken erger van veraf? Kijk ik te Europees?
Suriname is politiek zeer instabiel, met een zo goed als lege staatskas, ook weer dankzij Bouterse. Verarmd. Bovendien is dat grote, kleine land extreem gevoelig voor alle wereldse woelingen. Bolsonaro was een buurman, en de regio wordt nog steeds gerekend tot de zogenaamde ‘achtertuin’ van de VS.
‘Het Land’ – zo noemt mijn man kortweg Suriname. De eigendunk van Surinamers, waar dan ook ter wereld, is omgekeerd evenredig aan het bruto nationaal product. Trots volk, op het zelfverliefde af. Maar gefnuikte trots zonder middelen heeft de neiging een uitweg te zoeken.
Nu zijn het de grote, buitenlandse leningen (China, India) die Suriname weer de klappenvanger laat zijn: het speeltje van grote, financiële machten, zonder zelf terug te kunnen slaan. Een kat zonder klauwen.
Zondag: schoonvader meldt: „Het is geen echte avondklok.” Hij heeft erger meegemaakt. Ik denk aan Heinrich Heine: „In Nederland gebeurt alles vijftig jaar later.” En als de dingen in Suriname nu eens eerder gebeuren, als het land gevoeliger is voor brede, mondiale ontwikkelingen? Dan zijn wij Nederlanders de laatkomers; dan staat ons nog wat te wachten.