Angst in Damascus voor meer sektarisch geweld tegen alawieten: ‘Op straat liggen dode vrouwen en kinderen’

De schrik zit er maandag nog goed in onder de studenten van het Hogere Instituut voor de Dramatische Kunsten in Damascus. Op hun boomrijke campus pal naast het Omajjaden-plein in de Syrische hoofdstad roken de twintigers de ene sigaret na de andere en bespreken ze wat er de dag ervoor gebeurd is.

Deze zondag namen de studenten deel aan een demonstratie tegen de moordpartijen die soennitische strijders de afgelopen dagen aanrichten tegen de alawietische minderheid in de Syrische kustgebieden. De demonstratie was aangekondigd als een stille betoging tegen bloedvergieten en vóór de-escalatie, maar eindigde in paniek en vechtpartijen toen de studenten ineens werden aangevallen door tientallen mannen.

„Onze boodschap was volstrekt vreedzaam”, zegt Essam, een student theaterwetenschappen die de demonstratie bijwoonde. Hij haalt zijn camera tevoorschijn en laat foto’s zien van de spandoeken die de studenten bij zich hadden. Daarop staan teksten als „nationale eenheid is onze enige hoop”, „verboden Syrisch bloed te vergieten” en „het Syrische volk is één, Assad verdeelde ons.”

Maar een tekst ter veroordeling van de recente moordpartijen tegen alawieten ontlokte al snel agressieve reacties van voorbijgangers. „Ze rukten de spandoeken uit onze handen en zeiden: waarom verdedig je alawieten? Fuck de alawieten! Ze hebben ons jarenlang uitgemoord!”, zegt Essam. „Daarna gingen mensen met elkaar op de vuist en werd er in de lucht geschoten.”

Essam, zelf een alawiet, maakt zich grote zorgen. Uit angst dat het sektarisch geweld zich verder verspreid, heeft hij uit voorzorg alvast zijn alawitische geboorteplaats afgeschermd op Facebook. „Het is beter dat online niemand weet dat ik alawiet ben.”

Assad-clan

De alawieten zijn een uit de sjiitische islam voortkomende minderheid waartoe ook de Assad-clan behoort. Hoewel veel alawieten net als andere Syriërs onderdrukt werden door het oude regime, waren zij oververtegenwoordigd binnen Assads beruchte veiligheidsdiensten en milities. Sommige van die milities hebben zich sinds de val van Assad verscholen in de bergachtige kustgebieden en weigeren de wapens neer te leggen. Afgelopen week openden zij een grootschalige aanval op de regeringstroepen van president Ahmed al-Sharaa.


Lees ook

Zit achter het geweld in Syrië wraaklust? En zes andere vragen over de moordpartijen in de kustregio

Nabestaanden rouwen zondag in het Syrische Qamishli tijdens de begrafenis van Shinda Kisho, die omkwam bij geweld in Latakia.

Sharaa’s mannen kregen al snel bijval van verschillende soennitische facties die zich vanuit het hele land naar de kust haastten. Daarop volgden massale moordpartijen in alawitische dorpen, waar soennitische strijders naast pro-regime militieleden ook talloze burgers afmaakten. Volgens cijfers van het Syrische Observatorium van de Mensenrechten van zondagavond zijn er tot dusver 500 strijders (aan beide zijden) en meer dan 950 burgers gedood.

„Dit waren overduidelijk sektarische bloedbaden, gericht tegen de alawieten”, zegt Essam, die van zijn vrienden en familie in de kustregio de meest gruwelijke verhalen hoorde over mensen die uit hun huizen zijn getrokken en zijn geëxecuteerd. Op zijn telefoon laat hij berichten zien van een vriendin in het kustgebied die hem smeekt om hulp. „We zijn hulpeloos”, schrijft de vrouw, „de veiligheidstroepen hebben nog steeds niet ingrepen.”

De vrouw heeft een zus in Baniyas, een kustplaats waar veel burgers gedood zijn. „Ze durft nog steeds haar huis niet uit”, zegt ze maandagavond in een spraakbericht aan NRC. „Andere mensen zijn de bossen ingevlucht, ze voelen zich nergens veilig. En sommigen kunnen niet terug naar hun huizen omdat deze in brand gestoken zijn. Net als de citroenbomen en andere gewassen.”

Leden van de Syrian Civil Defense White Helmets verzamelen in de kuststad Baniyas lichamen van mensen die dood zijn aangetroffen na een golf van geweld.Foto via AP

Een Syrische journalist die Baniyas wist te bereiken, deelt op voorwaarde van anonimiteit zijn observaties uit het gebied. Hij vertelt dat hij bij aankomst in de stad meerdere lijken op de grond zag liggen, waaronder die van een vrouw en twee kinderen. „Ik denk dat de kinderen twaalf of vijftien jaar oud waren”, zegt hij telefonisch. „De vrouw droeg een pyjama en had geen schoenen aan, alsof ze uit haar huis was gesleurd.”

Regeringstroepen

Wie de bloedbaden precies aanrichtte, valt in dit stadium moeilijk met zekerheid te stellen. Zowel de Syrische journalist als ooggetuigen die worden aangehaald door de BBC, zeggen buitenlandse jihadistische strijders te hebben gezien, onder meer van Centraal-Aziatische en Afrikaanse afkomst. Daarbij is het waarschijnlijk Al-Sharaa’s eigen regeringstroepen deelnamen aan het geweld en zijn er veel berichten dat ze bijval kregen van door Turkije gesteunde strijdgroepen uit het noorden van het land.

Een deel van de strijders die Baniyas aanvielen, was bovendien zelf afkomstig uit de nabijgelegen plaats Beida, vertelt een inwoner van Baniyas aan Le Monde. Die achtergrond doet ertoe, want in Beida richtte het Assad-regime in 2013 een bloedbad aan waarbij enkele honderden voornamelijk soennitische burgers om het leven kwamen. Naast sektarische haat lijkt dus ook wraaklust een rol te hebben gespeeld in de recente geweldsuitbarsting.

Maar die wraaklust raakt ook alawieten die niets met de misdaden van het regime te maken hebben. „Ik zat gewoon op school toen de opstand in 2011 uitbrak”, zegt de alawitische vrouw nabij Tartous. „Ik was bezig met goede cijfers halen. We wisten niets van alle martelgevangenissen en bloedbaden.”

Zulke uitspraken stuiten echter bij veel Syriërs op ergernis en woede. Juist diegenen die alles verloren hebben nadat ze zich uitspraken tegen Assads gruweldaden, hebben tegenwoordig weinig geduld met Syriërs die dat niet of minder deden. Ze snakken vooral naar erkenning van hun eigen leed en hebben daardoor minder oog voor de positie van anderen.

Veiligheidstroepen van de Syrische interim-regering patrouilleren in een straat in Qardaha, in het noordwesten van Syrië.
Foto Abdulwajed Haj Esteifi / AFP)

Het leidt tot een gepolariseerde sfeer waarin Syriërs elkaar snel in hokjes plaatsen, vertelt Nour Durra (27), een andere student die zondag de demonstratie tegen het bloedvergieten bijwoonde.

„De mannen die ons aanvielen, schreeuwden: waar waren jullie al die tijd toen wij werden gemarteld?”, zegt hij. „Ze wisten niet dat in onze groep ook mensen zaten die decennialang gemarteld zijn voor het regime.”

Nour is zelf soenniet en komt uit oost-Ghouta, een wijk die door het regime van de kaart is geveegd en waar Assad chemische wapens inzette. „Ik heb mijn eigen vrienden begraven, ik weet wat de revolutie inhoudt”, zegt hij. „Maar juíst omdat ik ook weet wat het is om te worden afgemaakt, moet ik me uitspreken tegen wat er nu gebeurt langs de kust. Het verspillen van Syrisch bloed moet stoppen.”

Onderzoekscommissie

Na grote internationale en binnenlandse ophef over de moordpartijen tegen de alawieten kondigde president Al-Sharaa dit weekeinde aan dat een speciale commissie onderzoek zal doen naar de toedracht van het geweld. Hij beloofde daarbij dat alle daders van geweld tegen burgers gestraft zullen worden, ook als die tot zijn nauwe bondgenoten behoren. Maandag circuleerden op sociale media al de eerste foto’s van verdachten die door de veiligheidstroepen van Sharaa in de kraag zouden zijn gevat. Ze werden herkend omdat ze filmpjes van hun eigen deelname aan de moordpartijen op het internet zetten.

Maar wat Nour betreft zijn een paar symbolische arrestaties niet genoeg. „We willen dat alle daders gepakt worden en we willen dat ze in alle openbaarheid berecht worden”, zegt de student. „Als dat niet gebeurt, zullen de sektarische spanningen verder uit de hand lopen. Dan zitten we voor je het weet weer in een nieuwe geweldscyclus.”