Op 19 oktober 2015 blokkeren honderden leden van het Algemeen Belgisch Vakverbond de E40-snelweg bij Luik. Bezuinigingen van de regering zijn aanleiding voor een nationale staking. De actie duurt zo’n vijf uur en ontaardt in een vierhonderd kilometer lange file op de verbinding tussen Brussel en Aken. Hulpdiensten staan vast en er zijn vernielingen.
De Belgische rechter veroordeelt zeventien vakbondsleden voor het opzettelijk hinderen van het verkeer. Zij krijgen voorwaardelijke celstraffen tot een maand en geldboetes tot ruim 2.000 euro opgelegd. Procedures tot en met de hoogste gerechtelijke instantie in België leveren de stakers niets op. De zaak belandt uiteindelijk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De uitspraak: veroordeling niet in strijd met stakingsrecht
Het Europees Hof staat voor de vraag of de strafrechtelijke veroordelingen in strijd zijn met het stakingsrecht, dat net als het demonstratierecht onder de vrijheid van vreedzame vergadering valt zoals bepaald in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het Europees Hof benadrukt dat strafrechtelijke sancties een uitzondering moeten zijn; het recht om te staken is een fundamenteel recht. Wel kan die vrijheid worden beperkt indien dat noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld om wanordelijkheden te voorkomen of de rechten en vrijheden van anderen te beschermen. In dit geval, overweegt het Hof, waren de vakbondsleden niet veroordeeld voor het staken zelf, maar voor de bijkomende strafbare feiten die zij pleegden: het opzettelijk hinderen van het verkeer, met ernstige verstoringen en potentieel gevaar voor anderen tot gevolg. De veroordelingen zijn niet in strijd met het EVRM, bepaalt het Europees Hof.
Het commentaar
Berend Roorda, universitair hoofddocent algemene rechtswetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen, doet al jaren onderzoek naar het demonstratierecht en krijgt de laatste tijd veel vragen van zowel de overheid als van burgers, over wat wel en niet toegestaan is bij demonstraties.
Roorda: „Het aantal demonstraties neemt fors toe, al verloopt het overgrote deel – zo’n 97 procent – zonder incidenten. We zien ook meer schurende demonstraties, waarbij demonstranten welbewust de grenzen van het recht overschrijden en belangen, rechten en vrijheden van anderen in het gedrang kunnen komen.”
Deze Belgische zaak bevestigt volgens Roorda een gezaghebbende uitspraak van het Europees Hof uit 2015 over een snelwegblokkade door honderden Litouwse boeren gedurende twee dagen, met voorwaardelijke celstraffen van 60 dagen tot gevolg. De actie richtte zich tegen dalende landbouwprijzen. Het Europees Hof oordeelde, net als in de Belgische zaak, dat de bezetting onder de demonstratievrijheid valt. Roorda: „Dat betekent dat de autoriteiten hun demonstratierechtbril moeten opzetten: hun primaire taak is om de uitoefening van de demonstratievrijheid te eerbiedigen. Maar dat betekent niet dat alles geoorloofd is. De overheid kan onder strikte voorwaarden beperkingen stellen.”
Zowel in de Litouwse als in de Belgische zaak, waarbij de snelwegblokkade overigens niet van tevoren was aangekondigd, oordeelt het Europees Hof dat de strafrechtelijke veroordeling voldoet aan de voorwaarden die het EVRM stelt: de beperking heeft een wettelijke basis en is noodzakelijk in een democratische samenleving in het belang van bijvoorbeeld de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de rechten en vrijheden van anderen. Beperkingen opleggen kan vooraf, tijdens de demonstratie of na afloop.
De Nederlandse rechter haalt de Litouwse zaak regelmatig aan om te beoordelen of een strafrechtelijke vervolging door de beugel kan. Zo ook bij de veroordeling tot taakstraffen van zeven klimaatactivisten van Extinction Rebellion wegens opruiing, in 2023. Zij hadden anderen via sociale media opgeroepen de A12 te blokkeren, een strafbaar feit volgens de rechtbank. Dat de actievoerders hun doel boven de rechten en belangen van anderen hadden gesteld, waaronder de verkeersveiligheid, noemt de rechtbank kwalijk. Wel is de rechtbank kritisch op de ingrijpende manier waarop de verdachten zijn aangehouden, namelijk buiten heterdaad en in de eigen omgeving, ook in het bijzijn van partners en kinderen.
Of demonstranten een strafbaar feit plegen tijdens een demonstratie, beoordeelt de rechter in het licht van het demonstratierecht. Roorda: „Soms leggen rechters een mildere of geen straf op, of oordelen ze zelfs dat iets niet strafbaar is in de context van een demonstratie, terwijl dat normaal gesproken wel zo zou zijn.” Roorda concludeert in een onderzoek in 2021 dat de strafrechtelijke veroordeling door rechters in vergelijkbare gevallen nogal eens verschillend uitpakt: „We konden er destijds niet echt soep van maken. We zien dat het Openbaar Ministerie de laatste jaren in meerdere zaken hoger beroep aantekent, zodat er meer uitspraken van hogere rechters te verwachten zijn. Dat zal meer duidelijkheid gaan geven, verwacht ik.”
Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten.
De geur van vers rubber hangt op het middenterrein van de grote hal in Omnisport. Op de synthetische 60-meterbaan staan links en rechts transportkoffers en pallets vol televisieschermen die nog moeten worden aangesloten. Het stof dat de werklui hebben meegebracht met hun arbeid heeft de gloednieuwe tartanvloer besmeurd; een dweilmachine is bezig met een grote schoonmaak rond de zandbak waar straks verspringers in moeten landen.
Niet alleen de blauw-oranje vloer van de atletiekhal in Apeldoorn is nieuw. Er zijn extra tribunes opgebouwd, hun metalen geraamtes steunend op de houten wielerbaan. In de nok van het stadion hangt een glanzende jumbotron – een immens videoscherm – in dezelfde ovalen vorm als de atletiekbaan.
Ook de netten hangen al van de kooi die straks de massieve kogels van kogelstoters moet opvangen. Ze zijn bevestigd aan een metalen constructie die met kabels aan het plafond hangt. Zodra duidelijk is geworden wie het verst kan stoten, tillen de computergestuurde kabels de kooi naar het plafond, zodat het zicht van het publiek niet langer wordt beperkt.
De constructie is een van de innovaties op de Europese Kampioenschappen Indoor atletiek, die deze donderdag van start gaan en waar Nederlandse favorieten als Femke Bol, Lieke Klaver en Niels Laros in actie zullen komen. Het toernooi is de aftrap van een jaar waarin er volop vernieuwd wordt om ervoor te zorgen dat de atletiek relevant blijft.
De jumbotron heeft dezelfde vorm als de atletiekbaan.Voorbereidingen voor de persconferentie EK Indoor Atletiek 2025 in Sportcomplex Omnisport Apeldoorn.Foto’s Wouter de Wilde
Strijd om de jonge kijkers
De sport heeft al jaren moeite zichzelf te verkopen aan (televisie)publiek en sponsoren, de Olympische Spelen in Parijs (2024) en de WK atletiek in Boedapest (2023) uitgezonderd. In de strijd om nieuwe, jonge kijkers heeft de sport „een verantwoordelijkheid om te moderniseren”, zei Sebastian Coe, de voorzitter van de mondiale atletiekbond World Athletics, vorig jaar.
Maar vernieuwen is niet altijd makkelijk. Op de afzetzone die vorige maand geïntroduceerd werd in het verspringen als alternatief voor de afzetbalk, is veel kritiek. Atleten zien het zo dicht mogelijk afzetten bij de balk als een vaardigheid die verspringers moeten beheersen. Op grote toernooien blijft de afzetbalk voorlopig de standaard.
Bij de Grand Slam Track-series – een nieuw commercieel initiatief van oud-olympisch kampioen Michael Johnson – komen lang niet alle beste atleten van de wereld opdagen; onder anderen Femke Bol doet niet mee omdat het vele reizen haar prestaties zou ondermijnen.
In Omnisport moet een van de innovaties op de EK Indoor nog worden geïnstalleerd. Langs de volledige binnenbaan van de ovalen atletiekbaan komt een strip ledlampen te liggen waarmee tijdens wedstrijden een tempo kan worden aangegeven, bijvoorbeeld dat van het wereldrecord; als het lijntje dat je bij zwemwedstrijden op televisie ziet meelopen, maar dan live. Het systeem maakt loopnummers makkelijker en spannender om te volgen, zegt Pieke de Zwart, naast algemeen directeur van de Atletiekunie voorzitter van het lokale organisatiecomité.
Maar toen zijn organisatie het idee voor de zogenoemde ‘wavelight’ indiende bij atletiekfederatie European Athletics, die haar fiat aan dit soort innovaties moet geven, hoorden ze „een diepe zucht”, zegt De Zwart. „Ze zijn bang dat zo’n tempolicht invloed heeft op wedstrijden, want in feite is het een soort verkapte haas. Ze willen absolute gelijkwaardigheid voor alle sporters.”
Uiteindelijk werd besloten dat de lichten niet aan mogen tijdens de series, maar alleen in de finale. De Zwart: „Want dat is een race op zich, waarbij de tijd ondergeschikt is aan het resultaat.”
Op de afzetzone die vorige maand geïntroduceerd werd in het verspringen als alternatief voor de afzetbalk, is veel kritiek. De ‘wavelight’ installatie op de baan. Foto’s Wouter de Wilde
‘Experimenteren not done’
Zijn ervaring is dat sportfederaties verandering lastig vinden. „Zeker op grote eindtoernooien is experimenteren eigenlijk not done.” De Zwart heeft er wel begrip voor. „Er zitten altijd consequenties aan. Atletiek is zo’n reglementaire sport, als je dan iets invoert, kun je dat niet meer terugdraaien. Want atleten moeten hun techniek aanpassen aan de nieuwe regels.”
Wat ook meespeelt, is dat European Athletics voorzichtig moet zijn in haar uitlatingen; ze vertegenwoordigt meer dan vijftig landen met uiteenlopende standpunten. In de praktijk blijkt de internationale federatie dan vaak welwillender dan ze zich voordoet, zegt De Zwart. „Je moet als organisatie het spel meespelen en dan toch je eigen plan moet trekken. Uiteindelijk wordt dat wel geaccepteerd en vinden ze het fantastisch.”
De Europese atletiekbond moet de reputatie van de sport beschermen, legt hoofd communicatie Peter Sanderson uit. „We staan als sport bekend om onze accuratesse, onze timing, ons streven naar perfectie. Een honderdste van een seconde kan het verschil maken tussen een wereldtitel of geen wereldtitel. Dus voordat we iets doorvoeren, moeten we er absoluut zeker van zijn dat het perfect kan worden uitgevoerd.”
Buzz creëren
Voor Nederland biedt de vernieuwingsdrang in de atletiek een mogelijkheid voor onderscheiding, zegt Niels Markensteijn van TIG Sports, dat al jaren veel grote sporttoernooien in het land helpt organiseren, waaronder de EK Indoor atletiek. „Als je sportevenementen wil binnenhalen, heb je te maken met buitenlandse concurrentie”, zegt Markensteijn. „Wij zijn niet het land met de grootste stadions of de grootste begroting, dus we moeten creatief zijn om buzz te creëren.”
Het drijvende stadion dat voor het WK beachvolleybal in 2015 in de Hofvijver in Den Haag werd gebouwd, is daar een voorbeeld van, zegt Markensteijn. En de laatste keer dat Nederland een internationaal atletiektoernooi organiseerde, de EK (outdoor) van 2016 in het Olympisch stadion in Amsterdam, deed de organisatie óók iets bijzonders: de kwalificaties voor het speerwerpen en kogelstoten vonden plaats op het Museumplein.
Nóg een innovatie die de Atletiekunie vrijwel direct aanvroeg bij European Athletics: de toevoeging van de gemengde 4×400 meter, een discipline waarop Nederland in Parijs olympisch kampioen werd. „We hebben in Nederland een focus op de 400 meter en op de estafettes, we zijn er goed in, dus dat wilden we graag laten zien”, zegt algemeen directeur De Zwart. De organisatie kreeg toestemming en heeft de finale van het loopnummer geprogrammeerd op de eerste dag. „Daarop stonden alleen kwalificatiewedstrijden gepland. Nu staat er een finale gepland en is het aantrekkelijk voor het publiek ook voor donderdag kaartjes te kopen.”
Tribunes staan op de wielerbaan tijdens het EK Indoor Atletiek 2025.Foto Wouter de Wilde
Middenterrein is ‘heilig’
In het midden van het middenterrein in Omnisport zijn recht omhoog de knipperende blauwe lichtjes te zien aan de achterkant van de 684 schermen die samen het beeld van de 6.500 kilo wegende jumbotron vormen. Een manier om toeschouwers tijdens het toernooi te vermaken; een speerpunt van organisator TIG Sports. „De beleving van het publiek vinden wij heel belangrijk. Daarom besteden we veel aandacht aan aankleding, promotie en entertainment”, zegt Markensteijn. Zo zal er deze EK een lichtplan zijn waarmee bepaalde disciplines letterlijk worden uitgelicht.
Maar niet alle vormen van entertainment zijn toegestaan. De Zwart vertelt dat hij graag een zanger of een band had willen laten optreden op het middenterrein tijdens „dode momenten” in het programma. „We hadden het al helemaal uitgedacht, wisten welk nummer we als anthem wilden, maar het middenterrein bleek een no-go-area.”
Dat deel van de baan is „heilig” omdat de meeste wedstrijden daar plaatsvinden, zegt Sanderson van European Athletics. „We proberen het middenterrein zo vrij mogelijk te houden. Een indoortoernooi heeft een ongelooflijk strak schema, daarom waren we bang dat de aanwezigheid van artiesten en de logistiek daarvan invloed zou hebben op de wedstrijden zelf.” Hij sluit niet uit dat het er in de toekomst wel van komt. „Zolang we maar kunnen garanderen dat de competitiestandaard hetzelfde blijft.”
Vernieuwing in de sport kost altijd tijd, zegt De Zwart. „Tot iedereen inziet dat iets nieuws geen kwaad kan.” Neem die optilbare kooi voor de kogelstoters. „Ik stoorde me daar al jaren mateloos aan, dat je door netten naar de 60 meter sprint moet kijken.” Tot De Zwart een keer bij een wedstrijd in Engeland zag hoe de kooi zo het plafond in werd getild.
De Zwart eiste dat de kooi weg moest voor zijn eigen toernooi. Het kostte veel geld – voor aanpassingen in het plafond van Omnisport – en planning omdat er straks twintig vrijwilligers moeten klaarstaan om de netten vast te maken aan het geraamte voordat het de lucht in wordt getild. Maar European Athletics zag in hoe het de sportbeleving van het publiek verbeterde – en ging meteen akkoord.
Het is even wennen voor Europa: de Verenigde Staten van Amerika ondergaan dezer weken een verontrustende metamorfose. Van favoriete handelspartner, onontbeerlijke bondgenoot en producent van verslavende massacultuur verandert de mening over het land van Donald Trump in rap tempo. Veel bewoners van het ‘Oude continent’ kijken naar de overkant van de Atlantische Oceaan en vragen zich af: wie zíjn jullie eigenlijk; hebben we Amerika ooit écht gekend?
Deze verzuchtingen zijn niet nieuw, want het beeld dat Europeanen hebben van de VS is sinds 1776 – het jaar van de Amerikaanse onafhankelijkheid – onderhevig aan forse schommelingen. Bewondering voor de vitaliteit van de Amerikanen en afkeer vanwege hun lompe gedrag strijden in de Europese borst al 250 jaar om voorrang.
Eerst was er vooral nieuwsgierigheid, en niemand heeft die waarschijnlijk beter weergegeven dan de Fransman Alexis de Tocqueville. In zijn De la démocratie en Amérique (1835/1840) beschreef hij het jonge Amerikaanse experiment – hij was vooral onder de indruk van de „superioriteit van hun vrouwen”.
Het volk was de werkelijke leidende macht in de Verenigde Staten, aldus Tocqueville. „De meningen, vooroordelen, belangen en zelfs de hartstochten van de gemeenschap worden door geen enkele duurzame belemmering gehinderd om een voortdurende invloed op de samenleving uit te oefenen.”
Dus was het van belang dat er standvastige politici aan het roer van de natie stonden, maar daar ontbrak het aan, constateerde Tocqueville. Alle kundige mensen waren te druk met geld verdienen. „Pas wanneer een man ontdekt dat hij daar slecht in is, wijdt hij zich aan het fortuin van de staat”. Tocqueville schreef verder dat hij er niet zeker van was of Amerikanen überhaupt op kundiger politici zouden stemmen als ze de kans kregen – „maar voorlopig zijn die in ieder geval niet naar voren gekomen”.
De VS werden, in de woorden van de Brits-Amerikaanse historicus Simon Schama, in de negentiende eeuw door veel Europeanen gezien als een „uit de kluiten gewassen kind-monster wiens razendsnelle groei nooit gepaard zou gaan met morele en culturele volwassenheid”. Dat sentiment is terug te lezen in de boeken die Europese reizigers publiceerden na een trip door de Verenigde Staten.
Roemrucht is het verslag dat Charles Dickens maakte van zijn bezoek in 1842. Dickens was toen net dertig jaar oud en een literaire superster dankzij romans als Oliver Twist en The Old Curiosity Shop. Hij werd dan ook met groot enthousiasme door de Amerikanen onthaald. Aanvankelijk toonde de Engelsman zich verguld, maar al gauw kreeg zijn ergernis over Amerikaanse onhebbelijkheden de overhand. Aan een vriend schreef hij: „Ik wist niet wat het was om walging en minachting te voelen totdat ik naar Amerika reisde.”
Charles Dickens. Foto Getty Images
Verachtelijke trucs bij verkiezingen; sluwe manipulatie van overheidsfunctionarissen; en laffe aanvallen op tegenstanders
Dickens besloot zijn gemoed te luchten in American Notes for General Circulation, dat nog hetzelfde jaar verscheen. Nadat hij de Amerikanen „van nature openhartig, dapper, hartelijk, gastvrij en liefdevol” had genoemd, ging het los. Dickens brak de staf over het bestaan van de slavernij – niet verrassend, gezien zijn afkeer van ‘Dickensiaanse’ toestanden – en vond het politieke bedrijf in de VS beneden alle peil: „Verachtelijke trucs bij verkiezingen; sluwe manipulatie van overheidsfunctionarissen; en laffe aanvallen op tegenstanders, met lasterlijke kranten als schilden en gehuurde pennen als dolken.” De politici vond hij „corrupte schurken, wier claim om in aanmerking te komen voor een functie eruit bestaat dat ze elke dag en week nieuwe gewassen zaaien die tot de ondergang leiden”.
De keiharde commercie in de VS kon hem ook niet bekoren. De Amerikaanse liefde voor een „slimme deal”, aldus Dickens, „vergoelijkt oplichterij en grove schending van het vertrouwen”. Een boef in het zakendoen wordt geprezen als een slimmerd, verzuchte hij. „Het zou goed zijn als er meer aanmoediging zou zijn voor lichtheid van het hart en vrolijkheid, en een bredere cultivering van wat mooi is, zonder dat dit direct en in hoge mate nuttig zou zijn.”
De Nederlandse Algemeen Handelsblad-journalist Charles Boissevain arriveerde veertig jaar na Dickens in de Verenigde Staten. Het land had tussen 1861en 1865 een burgeroorlog beleefd en bevond zich nu in een periode van ongekende, ongeremde economische groei – het was de tijd van robber barons als Andrew Carnegie, J.P. Morgan, John D. Rockefeller en Cornelius Vanderbilt. In Van ’t noorden naar ’t zuiden: schetsen en indrukken van de Verenigde Staten van Noord-Amerika (1881-1882) noteerde Boissevain zijn belevenissen.
Handel op de beurs van New York. Foto Getty Images
Hij was bijzonder onder de indruk van wat het land allemaal had bereikt in de twee decennia sinds de burgeroorlog. In december zag hij in New York hoe moderne stadsverlichting functioneerde (dat in Nederland in 1886 werd geïntroduceerd, in Kinderdijk). „De vorige avond, toen het begon te sneeuwen, had juist een proefneming plaats met de elektrische verlichting van Broadway, en het felle maanlicht der hoge elektrische lampen deed de sneeuwvlokken vonkelen en lichten.”
Waar de Amerikanen hebben geprobeerd schoonheid te produceren, zijn ze er duidelijk niet in geslaagd
Met de politiek zat het nog steeds niet goed, leerde Boissevain. „De burgers hebben het nu zo druk met het ontginnen van ons reusachtig land en met geld verdienen, dat hun de tijd ontbreekt schoon schip te maken”, vertrouwde een Amerikaan Boissevain toe. Deze man sprak glimlachend en „met diepe minachting van vele bekende staatslieden”. Dat alle ambtenaren door een nieuwe president ontslagen konden worden, was volgens Boissevain mede debet aan het niet goed functioneren van de Amerikaanse politiek.
Twee jaar na Boissevain zette de Engelse schrijver en libertijn Oscar Wilde voet aan wal in de VS. De Nederlander was gecharmeerd geweest van de steden die hij had bezocht, maar Wilde had geen goed woord over voor wat hij aanschouwde, schreef hij in Impressions of America. „Waar de Amerikanen hebben geprobeerd schoonheid te produceren, zijn ze er duidelijk niet in geslaagd.”
Wilde was wel onder de indruk van de technologische prestaties van de Amerikanen – maar niet op een goede manier. Hij vond alles veel te groot. „Het lijkt erop dat het land met zijn indrukwekkende omvang probeert mensen te intimideren en ze te laten geloven in zijn macht.”
In die opmerking over het Amerikaans gigantisme vond Wilde de Nederlandse gereformeerde voorman Abraham Kuyper – verder in álles zijn tegenpool – aan zijn zijde. Kuyper bezocht de VS in 1898 en schreef naar huis: „Alles is kolossaal groot. Huizen met 16 verdiepingen bij de vleet.”
Over de Amerikanen zelf had hij gemengde gevoelens: „Gezellig zijn de mensen in het minst niet, niemand bijna spreekt tegen mij, en ik breng mijn dagen meestal eenzaam wandelend of klimmend door.” Over het geloofsleven in de VS was hij wel te spreken: „Duidelijk merkt men aan alles, dat de christelijke religie veel meer dan bij ons een kracht is.”
In zijn boek Varia Americana, waarin hij van zijn reis verslag doet, steekt de latere premier van Nederland de loftrompet van de VS. Als de maatstaf het verzekeren van het hoogste percentage levensgeluk voor het hoogste percentage van de bevolking is, dan legt de oude wereld het af tegen de nieuwe, aldus Kuyper.
De VS kwamen Europa in de Eerste Wereldoorlog in 1917 te hulp, maar trokken zich daarna weer schielijk terug op hun halfrond. Daar wilden ze hun macht laten geleden – en voor de rest moest er geld verdiend worden. De wereldberoemde historicus Johan Huizinga maakte in 1926 een reis door de VS en schreef in Amerika levend en denkend dat hij „veel geschikte, actieve, levendige mensen” had ontmoet, „die wat willen en wat doen”.
Teruggekeerd in Nederland constateerde Huizinga echter dat hij de Amerikanen bewonderde, maar niet benijdde. De big cities van de VS gaven hem slechts heimwee naar wat oud en stil was. „Uw leven schijnt ons soms nauwelijks meer waard om geleefd te worden, om van Uw toekomst niet te spreken.”
Laten overdonderen
Essayist Menno ter Braak – die het land nooit zou bezoeken – publiceerde in1928 het opstel Waarom ik ‘Amerika’ afwijs. Hij vond de Verenigde Staten het „slechter Ik” van Europa. Hij waarschuwde voor wat hij noemde „de ziekte van het amerikanisme”, de neiging bij Europeanen om zich te laten overdonderen door de cultuur van de Verenigde Staten. „Een cultuur is echter geen natuurverschijnsel, en is slechts in zoverre onafwendbaar, als wij zelf zwak staan.”
Na de Tweede Wereldoorlog ging het met de invloed van Amerika echter crescendo. De Verenigde Staten strooiden miljarden Marshallhulp, en met de dollars kwamen de Amerikaanse muzikanten en filmsterren mee. Overal in Europa plantte Amerika zijn vlag.
Overal in Europa? Nee, vooral één land bood dapper weerstand: Frankrijk. Dat lag in niet geringe mate aan het optreden van Charles de Gaulle, de man die als geen ander de na-oorlogse geschiedenis van zijn land heeft vormgegeven. De Gaulle verzette zich tegen zowel de economische als militaire geldingsdrang van Amerika.
Charles de Gaulle komt terug in Frankrijk na een reis naar de VS, augustus 1945. Foto Getty Images
Zijn kruistocht tegen de macht van de dollar leverde hem de bijnaam ‘Gaullefinger’ op. Nog heftiger waren de reacties toen De Gaulle medio jaren zestig het voornemen aankondigde met Frankrijk uit de NAVO te stappen en een eigen atoombom te gaan ontwikkelen. De Amerikanen waren ziedend. Een politicus in Washington vroeg zich af of ze ook de lichamen moesten opgraven en repatriëren van de jongens die in de oorlog voor de vrijheid van Frankrijk gestorven waren. Een ander noemde De Gaulle „de meest ondankbare man sinds Judas Iskariot”.
De Franse president was er niet van onder de indruk. „Het is heel begrijpelijk dat dit project niet bevredigend is voor bepaalde Amerikaanse kringen. In de politiek en in de strategie, net als in de economie, is het monopolie in de ogen van wie het bezit nu eenmaal het beste systeem.”
Ik voel me als een kind dat een horrorfilm zit te kijken
Vanaf de jaren zestig klonk er ook vanuit een deel van de Europese bevolking steeds luider protest tegen de wijze waarop de Verenigde Staten hun stempel op de wereld drukten. De oorlog in Vietnam was een katalysator voor dit proces. In de Bondsrepubliek Duitsland – eerst verslagen en toen weer opgebouwd door de Amerikanen – nam dit protest zijn meest radicale vorm aan.
In een pamflet van een linkse commune in Berlijn uit 1967 ging het over het „Coca-Cola-bloed” van de Amerikaanse imperialistische soldaten die in de Vietnamese jungle vochten. „Als er straks ergens iets brandt, als er ergens een kazerne de lucht in gaat, als ergens in een station een tribune instort, wees dan alstublieft niet verrast.” Het bleef niet bij deze dreigende woorden. Door aanslagen van de Rote Armee Fraktion kwamen meerdere Amerikaanse militairen om het leven.
Met de val van de Muur in 1989 bereikte de ‘Amerikaanse eeuw’ haar hoogtepunt en leek het einde van de geschiedenis nabij. Nu niets minder waar blijkt, moeten Europeanen zich opnieuw verhouden tot de dadendrang van het land aan de andere kant van de oceaan. Sommige consumenten doen dat door geen Tesla aan te schaffen, de Duitse topviolist Christian Tetzlaff door een tour in de VS af te zeggen.
„Ik voel me als een kind dat een horrorfilm zit te kijken”, zei Tetzlaff in een toelichting. Daarmee sluit hij aan in een lange rij Europeanen. Troost bieden wellicht deze woorden, die vaak aan Winston Churchill (Engelse vader, Amerikaanse moeder) zijn toegeschreven: „Amerikanen doen uiteindelijk altijd het juiste – nadat ze alle andere opties hebben geprobeerd.”
Een Duitse politicus die in een toespraak tot het volk in het Engels begint te spreken om zijn standpunt kracht bij te zetten. Dan is er met recht wat aan de hand. Friedrich Merz, leider van CDU/CSU en sinds de verkiezingen van vorige maand beoogd bondskanselier, zei dat zijn land „whatever it takes” zal doen om de veiligheid van de Bondsrepubliek en die van Europa te waarborgen.
Om die belofte waar te maken, neemt Duitsland afscheid van de zogenoemde Schuldenbremse, een sinds 2009 in de grondwet vastgelegde maatregel die de Duitse politiek verbiedt om meer dan 0,35 procent van het bruto binnenlands product te lenen op de kapitaalmarkten. Vanaf nu mogen defensieuitgaven die meer zijn dan 1 procent van het bbp buiten die strenge schuldenrem om worden gefinancierd. Dat schept ruimte binnen de begroting, waardoor Duitsland de komende jaren ook nog eens 500 miljard euro kan gaan investeren in de broodnodige verbetering van allerhande infrastructuur. Dat geld gaat grotendeels geleend worden. Merz’ woorden vormden een echo van die van oud-ECB-president Mario Draghi, die daarmee de eurocrisis wist te bezweren.
Daarmee rekent Duitsland in één klap af met twee spoken uit het verleden: Duitsland als militaire macht was sinds de Tweede Wereldoorlog eerder een mondiaal schrikbeeld dan een geruststelling. En de hyperinflatie van vóór WOII, die indirect de oorzaak was van diezelfde oorlog, heeft de Duitsers jarenlang tegengehouden om fors te investeren in de eigen economie.
Dat juist het CDU, jarenlang de stabiele machtspartij in Duitsland onder leiding van Angela Merkel, deze stap zet, mag als een overwinning voor héél Europa worden beschouwd. Merkel was een ster in het diplomatieke spel, maar verwaarloosde Duitslands economische macht. Merz gooit nu het roer om, en dat valt te prijzen.
Het enige probleem was dat er in de nieuwe Bondsdag een blokkerende minderheid van iets meer dan een derde van de zetels is. De benodigde grondwetswijziging om de schuldenrem aan te passen zou daarmee geen doorgang kunnen vinden. Merz verzon daarop samen met zittend en aanstaand coalitiegenoot SPD een list. Zij kiezen ervoor om de oude Bondsdag over de grondwetswijziging te laten stemmen, voordat op 26 maart de nieuwe aantreedt. Een staatsrechtelijk en volgens critici ook anti-democratisch trucje, maar het doel heiligt in dit geval de middelen.
Duitsland laat hiermee zien de tijdgeest uitermate goed aan te voelen. Sinds de Amerikaanse president Trump in rap tempo bezig is de wereldorde af te breken, is de noodzaak voor Europa om op eigen benen te staan sterk toegenomen. In heel Europa zoekt men naar een antwoord op het Amerikaans isolationisme en een nieuwe invulling van solidariteit met Oekraïne. Deze donderdag komen de 27 leiders van Europa bijeen in Brussel om hierover te spreken en Merz had erop aangedrongen om de Duitse defensie-uitgaven vrij te maken.
Duitsland fungeerde lange tijd als motor van de Europese economische vooruitgang, maar daar is mede dankzij verkeerde zuinigheid een abrupt einde aan gekomen. Europa kan de wens om economisch en geopolitiek op eigen benen te staan simpelweg niet waarmaken zónder Duitse steun. Investeren in een toekomstbestendige economie en eigen defensie is daarbij cruciaal, zie ook het voorstel van de Europese Commissie om 800 miljard in Europese defensie te steken. Dat daarvoor angsten uit het verleden moeten wijken, is niet alleen verstandig, maar ook onvermijdelijk.