De oorlogsstemming zat er weer goed in, dinsdag in de talkshows. Of eigenlijk was het de stemming van een scheiding. Amerika heeft na een tachtigjarig huwelijk Europa verlaten voor Rusland en doet nu hele gekke dingen. We herkennen onze vroegere partner niet meer. Europa blijft achter in verwarring en in ontkenning. „We kunnen het eigenlijk niet geloven” zei Ruslandkenner Derk Sauer in talkshow Beau (RTL 4).
Die ontkenning blijkt uit de opmerkingen van de vele commentatoren die zeiden dat we moeten blijven proberen om de breuk te lijmen. We kunnen niet zonder de VS. Suse van Kleef roemde in Eva (NPO 1) de pogingen van de Britse premier Starmer om bij de Amerikaanse president Trump in het gevlij te komen. „Lijkt op dit moment ook te werken”, meende de VK-correspondent.
„Vanillediplomatie” en „ijdele hoop” noemde VS-verslaggever Tom van ’t Einde dit. Hij wist trouwens wat Trump bezielde om dinsdag de wapentoevoer naar Oekraïne te stoppen en de kant van Rusland te kiezen: „Hij wil dolgraag de Nobelprijs van de Vrede winnen.” Volgens Van ’t Einde kan Trump het niet verkroppen dat zijn voorganger Obama de prijs wel heeft, en hij niet.
Techjournalist Alexander Klöpping drukte de stemming nog verder door Eva te vertellen hoe de Amerikaanse techindustrie snel overschakelt naar de oorlogsmodus, vooral op het gebied van drones. Volgens hem kunnen drones binnenkort zelfstandig en in enorme formaties opereren op het slagveld. Klöpping zag verder een robothond met een kalasjnikov voor zijn geestesoog verschijnen. Europa blijft ook op techgebied achter en is afhankelijk van Amerika, Conclusie: „Je bent de winnaar of je bent de sjaak.”
Ezels, paarden en kamelen
Zembla (zondag, NPO 2) had met de aflevering ‘Gods Lobbyisten’ een verontrustende toevoeging over de Trump-revolutie. Het onderzoeksjournalistieke programma liet zien hoe christelijk-rechtse groepen niet alleen in de VS de macht in handen hebben, maar ook achter de schermen oprukken in Europa en Afrika. Het doel: abortus verbieden, homohaat, transhaat en vrouwenonderdrukking verspreiden. De Nederlandse lobbyist Henk Jan Schothorst werd eruit gelicht. Die was onder meer betrokken bij de antihomowetten in Oeganda. Als Trumpfan dook hij eerder op in talkshows als Bar Laat. Het behoeft geen betoog dat daar kritische vragen uitbleven.
Gelukkig hadden we Derk Sauer in Beau die niet meedeed aan de bedrukte stemming. Hij klonk strijdbaar. Volgens hem had het Oekraïense leger de Russen „bij de ballen”. Russische troepen zouden hun wapens nu „per ezels, paarden en kamelen” vervoeren omdat de voertuigen op waren. Als Europa er de schouders onder zou zetten, zouden we Poetin zo van de kaart blazen.” Ezels, paarden en kamelen – dat klonk geruststellend pittoresk. Helemaal als je die gewapende robothond van Klöpping ertegenover zet. De overwinning is nabij!
Amerikakenner Twan Huys had aanvullend een fragment uit de speelfilm Churchill waarin de toenmalige Britse premier zich tijdens de Tweede Wereldoorlog verzet tegen vredesonderhandeling met nazi-Duitsland. „Je kunt niet redeneren met de tijger als je hoofd in zijn bek zit.” Klonk eveneens lekker strijdbaar. Maar ook Churchill had de Amerikanen nodig om de nazi’s te verslaan. Of eigenlijk de Russen, maar laten we het niet te ingewikkeld maken.
Terwijl president Emmanuel Macron woensdag zijn landgenoten in prime time live toesprak en voorbereidde op „een nieuw tijdperk” van onveiligheid voor Oekraïne en dus ook voor Europa ging het in de Tweede Kamer over wat premier Dick Schoof überhaupt mág doen en zeggen rond deze prangende kwestie. Het Nederlandse staatsbestel is natuurlijk anders dan het Franse, maar het verschil in gevoel van urgentie was tekenend. In Frankrijk wordt volop nagedacht over het optuigen van een defensie-infrastructuur tégen de Russen en zónder de Amerikanen, bittere noodzaak nu Donald Trump zich openlijk afkeert van de NAVO, de succesvolle beschermingsparaplu waaronder de EU decennialang kon schuilen en bloeien. In Nederland wordt deze fundamentele discussie, ook nu de nood hoog is, toch weer platgeslagen tot een discussie over geld en dan vooral de vraag: hoeveel boodschappen kunnen we straks nog doen?
Het resultaat: donderdag op de speciale EU-top in Brussel over defensie en Oekraïne liep Schoof rond met een onduidelijk mandaat. Hij deed toezeggingen – zoals de 3,5 miljard euro extra steun voor Oekraïne – die gezien de ernst van de situatie volledig te verdedigen zijn, maar waarvoor coalitiepartijen PVV en BBB, zo bleek later, hem op zijn donder willen geven, omdat het nu allemaal wel erg snel gaat. Schoof omarmde donderdag, terecht, ook het voorstel van de Europese Commissie om 800 miljard euro extra vrij te maken voor defensie, maar over de details wacht een pittige ondervraging. Deels gaat het plan namelijk over het gezamenlijk aangaan van schulden, een al eerder beproefd concept in de EU waar Nederland nog nooit slechter van geworden is. Toch ligt het steeds weer gevoelig, als gevolg van het in de Tweede Kamer populaire, maar onjuiste idee dat Nederland altijd wordt ‘genaaid’ door de rest, zoals Trump het zou zeggen.
Lees ook
De NRC-serie: De verdediging van Europa
Van de 800 miljard euro zou 650 miljard euro vrijkomen doordat EU-landen meer ruimte krijgen om te investeren in defensie, door de soepelere toepassing van Europese begrotingsregels. Volgens de huidige Europese afspraken kunnen landen op deze manier al worden tegemoetgekomen bij noodsituaties en rampen. En daar is, redeneert de Commissie, nu sprake van. Daarnaast stelt Commissievoorzitter Von der Leyen voor dat EU-landen gezamenlijk 150 miljard euro lenen op de kapitaalmarkten, met een garantstelling vanuit de Europese begroting, wat de exercitie goedkoper en efficiënter zou maken. Tot slot wordt er, na een wat weinig concrete solidariteitsverklaring donderdag, gewerkt aan een extra Europees steunpakket voor Oekraïne, inclusief de 3,5 miljard euro van Nederland.
Schoof is premier zonder partij en wordt gestut door een coalitie zonder kern. Dat is al moeilijk genoeg. Dat de Kamer Schoof, oog in oog met een grote internationale crisis en met historische beslissingen in Brussel, zo laat zwemmen en zich opstelt als een kleine kruidenier, is onacceptabel. Tijdens het debat woensdag werd door menigeen de juiste analyse gemaakt dat Trump de EU in acute veiligheidscrisis heeft gestort, maar het leidde niet altijd tot heldere conclusies. De VVD is niet langer op voorhand tegen ‘EU-schulden’, een breuk met de jarenlange Eurobonds-allergie in de partij, maar zegt ook niet duidelijk waar het wel voor is. Hopen, zoals de PVV, dat Trump iets van gezond verstand hervindt, is mooi (wie hoopt dat niet?), maar de signalen die de president afgeeft, vertellen een ander verhaal.
Gaat het allemaal te snel? Reken maar. Trump zette donderdag opnieuw de bijl aan artikel 5 uit het NAVO-handvest (een aanval op één is een aanval op allen) door te stellen dat landen die (in zijn ogen) te weinig uitgeven aan defensie ook niet op bescherming hoeven te rekenen. Hij zette afgelopen week de Amerikaanse wapensteun aan Oekraïne stil. Inlichtingen die het land nodig heeft op het slagveld worden, zo bleek vervolgens, ook niet langer door de VS beschikbaar gesteld. Daarmee faciliteert Trump nu de facto de Russische agressie tegen Oekraïne en zet hij westerse bondgenoten klem die het land wel willen blijven steunen. Oekraïense steden worden intussen onverminderd bestookt door Rusland, met drones en raketten.
Behalve door de VS wordt Nederland niet genaaid, en al helemaal niet door de EU. De door Trump ontketende revolutie en chaos vraagt om een stevig antwoord, en het is verstandig dat de Europese Commissie hier meteen een voorzet voor heeft gegeven. De Europese achterstand op defensiegebied is enorm, en die zal ook met dit plan niet zomaar verdwijnen, maar het is goed dat het er is. Landen die in het verleden te boek stonden als zuinig, zoals Denemarken en Duitsland, hebben het gezien van de ernst van de situatie meteen ruimhartig omarmd. Dat moet Nederland ook doen. De kosten van de boodschappen zijn zeker een thema, maar dit is hét moment voor Europese ambitie, daadkracht en solidariteit.
Als vrouwen demonstreren, zoals deze zaterdag op Internationale Vrouwendag, denk ik niet meteen: daar moet ik bij zijn. Ik heb me nooit zo nadrukkelijk een vrouw gevoeld. Daarmee bedoel ik niet dat ik me een man voel, of non-binair; meer dat ‘het vrouw-zijn’ niet zo belangrijk is voor mijn identiteit. Ik heb me altijd eerder geïdentificeerd met intellectuelen, cynici, verlegen mensen, liberalen, weirdo’s, smulpapen, hoogsensitieven, schrijvers, Fleetwood Mac-fans en atheïsten dan met vrouwen. Mijn sekse vond ik een te banale en oninteressante eigenschap om veel aan op te hangen.
Dat gevoel, dat ik altijd heb gehad, bekruipt me opnieuw als ik boeken lees van vrouwen over vrouw-zijn. Dat doe ik de laatste tijd vaker, omdat ik tegenwoordig besef dat er wel degelijk zoiets bestaat als een vrouwelijk perspectief. Toch staat een deel van wat zij schrijven ver van me af. Neem bijvoorbeeld Basje Boer en Eva Hofman, twee Amsterdamse vrouwen van mijn generatie, die vorig jaar respectievelijk een essaybundel en een roman publiceerden over de beklemming van het vrouw-zijn: hoe vrouwen in de tang zitten van de mannelijke blik, mannelijke mores, mannelijke verwachtingen. Zoals Boer schrijft in Liggend naakt: „Vrouwenmode is er, in wezen, niet om de vrouw te behagen. Vrouwenmode is er voor de man.” In het boek praten Boer en Hofman, die bevriend zijn, over de moeite die vrouwen doen om er moeiteloos mooi uit te zien. „Tegenwoordig smeer je niet meer twee keer per dag, maar de hele dag door”, zegt Hofman tegen Boer over de hedendaagse beauty routine.
Ik vind het interessant, maar op een manier alsof ik over een andere diersoort lees. Het is die permanente ervaring van jezelf als vrouw, in je eigen ogen én die van anderen, die me vreemd is. Ik herken me meer in de woorden van essayiste Becca Rothfeld, die in een interview eens zei dat ze zich een ‘mentale hermafrodiet’ voelt.
Hoe kom ik aan zo’n ander perspectief? Dat is, denk ik, een product van ervaringen en eigen keuze. Mijn ervaringen: een fulltime werkende moeder, een kokende vader, vriendinnen zonder beauty routine, relaties met gevoelige mannen. Wie was ik geweest als ik traditioneler was opgevoed, of als ik gewerkt had in een door mannen gedomineerde sector? Geconfronteerd met seksisme is het moeilijker om je een mentale hermafrodiet te voelen. Eva Hofmans hoofdpersoon in Josephine wordt als tiener voortdurend aangesproken op haar uiterlijk – ze is erg mooi – terwijl ze serieus wil worden genomen als de slimme boekenwurm die ze ook is.
Maar eigen keuze speelt ook een rol. Wat je aandacht geeft, groeit. Wie voortdurend boeken leest over vrouwelijkheid, of Insta-accounts volgt over beauty routines, bekijkt de wereld door die lens. Dat geldt trouwens zowel in negatieve als in positieve zin. Er zijn ook mensen die er uit volle overtuiging voor kiezen hun identiteit rond hun sekse te bouwen, zoals de zogeheten tradwives. Dat moeten ze zelf weten, zolang ik zelf mag weten dat ik andere zaken belangrijker vind.
Pas sinds kort zie ik in dat ik niet de enige ben die daarover gaat. Er zijn mannen als Andrew Tate, de zelfbenoemde misogyne influencer, die vinden dat álle vrouwen, ook de vrouwen die sekse niet zo boeiend vinden, moeten worden teruggedreven in de categorie vrouw. Ik kan me wel een mentale hermafrodiet voelen, maar de Tates van deze wereld zien heus wel dat ik een vrouw ben, en vinden dat ik moet baren, koken en vooral mijn mond moet houden.
Andrew Tate, die vorige week met dank aan Trump in een privéjet naar de VS kwam, is een stripfiguur-achtige slechterik: hij is aangeklaagd voor mensenhandel en ontucht met minderjarigen, en roept zijn volgers op om vrouwen te haten en te onderdrukken. Helaas is hij razend populair onder jonge mannen. De Australische Stephanie Wescott, die onderzoek deed naar Tates gedachtegoed op middelbare scholen, zei vorig jaar: „Het gedrag van jongens is onder invloed van Tate ingrijpend veranderd. Ze zijn openlijk seksistisch en fysiek en verbaal bedreigend tegenover vrouwen.”
Niemand mag ontsnappen aan zijn of haar sekse, is de boodschap van mensen als Tate, en ook van de minder haatdragende rechts-conservatieven die nu overal ter wereld in opkomst zijn. In die zin zijn zij een spiegelbeeld van de linkse activisten die mannen willen opsluiten in de categorie man. Dat realiseer ik me als ik aan een vriend vraag of hij zich nadrukkelijk een man voelt. „De laatste jaren wel”, zegt hij. „Sinds ik steeds te horen krijg dat ik een witte man ben.” Ook hij wil zijn sekse niet boeiend vinden, maar dat wordt hem niet makkelijk gemaakt.
Als ik ergens voor wil demonstreren, dan is het voor de vrijheid van vrouwen en mannen om zelf te bepalen hoe boeiend zij hun sekse vinden. Aan die vrijheid zou iedereen zich moeten committeren. Zoals Simone de Beauvoir schreef in De Tweede Sekse: „Het is de taak en de opgave van de mens in de gegeven wereld het rijk van de vrijheid te doen triomferen. En om die allerhoogste overwinning te behalen, is het nodig dat, over al hun natuurlijke verschillen heen, man en vrouw op ondubbelzinnige wijze hun broederschap bevestigen.”
Normaal zet Jamal Mhand Yamna eerst alle televisies aan, zegt hij. Maar het dak van zijn Gameshop in Den Haag lekt weer eens. Naast de schappen achterin met oude dvd’s en Nintendo-games liggen plasjes water op de vloer. Wanneer de winkel stipt om 11.00 uur ’s ochtends opent, moet hij dus eerst met een doekje het hele pand door. Hij bromt wat over de huisbaas en de leeftijd van het gebouw, maar goed: wat doe je anders?
„Ik ben de zoon van de eigenaar, ik werk hier nu tien jaar”, vertelt Yamna later, wanneer hij dan toch met afstandsbediening in de hand de rond de vijftien beeldschermen in de winkel langsloopt. Met een druk op de knop beginnen beelden uit games als The Legend of Zelda: Breath of the Wild te leven. „Zes dagen per week.”
Hij is nu dertig jaar oud en daarmee jonger dan de Haagse gamezaak zelf. Die werd geboren in 1972, even verderop, in de Weimarstraat. Toen verkochten ze nog speelgoed. Met de komst van de spelcomputer slopen games steeds verder de winkel in. Zo werd de Gameshop één van de, misschien zelfs de, eerste gamewinkels van Nederland, waar in de vroege jaren net als in de Free Record Shop vooral fysieke diskjes en cartridges met spellen erop verkocht werden. Meer dan vijftig jaar later staan er nog altijd twee filialen Gameshop in Den Haag – terwijl elders de gamewinkels omvallen, gaat het hier nog altijd prima, zegt Yamna.
Digitalisering gameverkoop
Het aantal gamewinkels in Nederland slinkt snel. Op het hoogtepunt, zo’n vijftien jaar geleden, telde Nederland nog 177 zaken die games en software verkochten – inmiddels zijn daar 28 winkels van over. De Belgische keten Game Mania, die ooit 75 winkels aanhield in Nederland en België, is inmiddels failliet en denkt over een digitale doorstart. Nederland is daarmee niet uniek: de razendsnelle digitalisering van de gameverkoop vreet wereldwijd aan de inkomsten van gamewinkels. In de Verenigde Staten wankelt zelfs het ooit zo grote Gamestop. Een opvallende trend in een sector waarin volgens marktonderzoeker Newzoo wereldwijd ruim 187 miljard dollar omgaat.
„Online verkoop heeft sowieso een grote impact op de winkelstraat”, zegt Gertjan Slob, onderzoekschef bij marktonderzoeker Locatus. Gamewinkels zijn volgens hem vergelijkbaar met videotheken, cd-winkels en banken: de impact van online is nog groter dan bij de gemiddelde winkel, omdat gamers geen fysieke producten meer hoeven te kopen. „Een spel download je nu gewoon online, daar heb je geen winkel voor nodig.”
In Europa werden vorig jaar 131 miljoen games in digitale vorm verkocht, tegenover 56 miljoen fysieke schijfjes, blijkt uit cijfers van Game Sales Data. Een bakstenen winkel lijkt zo stilaan steeds minder een reële optie. Hoe kan het dat een kleine gamezaak als de Gameshop dan prima lijkt te draaien?
Het is een komen en gaan van klanten. Sterker, tien minuten nadat de deuren zijn geopend, met plassen water nog op de vloer, moet Yamna al snel terug naar de toonbank. Er staat een jonge vrouw. Ze wil pakjes Pokémon-kaarten kopen. Specifieke typen pakjes, zelfs, maar Yamna moet haar deels teleurstellen. „Ik kan nog wel even achter kijken, ik heb nog niet alle dozen uitgepakt?” De vrouw vertrekt uiteindelijk met ruim honderd euro aan kaarten. „Momenteel zijn Pokémon-kaarten zo populair dat we maar weinig leveringen los kunnen krijgen bij de producent”, verzucht Yamna. Terwijl hij veel van dit soort klanten krijgt.
Geen rijen gamers meer
De digitalisering van de gameverkoop, die heeft hij wel gemerkt. Er staan geen rijen met gamers meer voor de deur op de avond dat een grote game uitkomt – die zitten thuis te downloaden. Yamna’s klanten zijn nu vaak gamers die de webwinkels van de grote spelcomputerfabrikanten niet vertrouwen. „Ze denken: het is net als Netflix, als het bedrijf besluit iets uit de digitale winkel te halen, dan kom je er niet meer bij.” Met een diskje kopen ze een bepaalde mate van onafhankelijkheid.
Die gamers zijn misschien niet meer in de meerderheid, maar ze doen er nog wel toe. Yamna wijst fijntjes op recente games als Alan Wake 2, die alleen maar digitaal te verkrijgen waren. „De makers merkten aan de verkoopcijfers dat die fysieke diskjes toch echt gemist werden.”
Ondertussen is het twaalf uur en is zijn bebaarde collega Mike gearriveerd. „Ik ben Brits, ik heb jaren in de Nederlandse game-industrie gewerkt”, zegt hij. De mannen moeten meteen aan de slag. De klanten volgen elkaar snel op: een jonge vrouw die een Star Wars-deurmat koopt, een lange jongen met een bril die zoekt naar poppetjes uit de game Diablo 4 („misschien eentje die lijkt op Elon Musk”, grapt hij, een verwijzing naar het recente valsspeeldrama rond de Amerikaanse techmagnaat), een eind-dertiger die een verzamelpakket van oude Yu-Gi-Oh-games wil kopen en nog tien minuten blijft hangen om erover te praten.
Een jochie van rond de acht jaar oud schreeuwt het uit van geluk wanneer Yamna een exemplaar van de game Mario Tennis aan hem uitreikt. „Wil je hem vasthouden? Voorzichtig, er zit een diskje in.” De opa en oma van het jongetje glimmen van trots. Hij heeft een goed rapport gehad. Achter hen schalt de kreet „Obi-Wan Kenobi, you are our only hope!” uit een van die vijftien televisies.
Eigenlijk speelt in bijna alle soorten winkels die géén voeding verkopen wel hetzelfde, schrijft Olaf Zwijnenburg, sectormanager retail voor de Rabobank, in een e-mail. Alleen maar naar de winkel gaan om iets te kopen, doen mensen vaak niet – dat kunnen ze ook gewoon vanuit huis. Je moet dus iets speciaals doen, zegt Zwijnenburg.
Gertjan Slob van Locatus gelooft daarom dat er ruimte in de markt blijft voor een klein aantal winkels als Gameshop. „Wat er overblijft in dit soort nichesectoren – zie ook de boeken- en speelgoedbranche – zijn winkels met een gemeenschap”, zegt hij over de telefoon. „Je moet meer voor die gemeenschap doen dan alleen dozen verschuiven. Een keten kan niet zo gemakkelijk inspelen op wat er lokaal nodig is, maar zo’n onafhankelijke zaak wel. De eigenaar is vaak een enthousiasteling, die zelf liefde heeft voor het product. Klanten komen er vooral voor een praatje of advies.”
Al waarschuwt Olaf Zwijnenburg ervoor om daaruit te concluderen dat de kleintjes het beter kunnen. „Doorgaans heb je als keten meer overlevingskans, je kan beter manoeuvreren”, zegt hij. „Tenzij je het als nichezaakje echt gewoon goed doet. Anderzijds, de zaak die vorig jaar door brancheorganisatie Inretail werd uitgeroepen tot winkel van het jaar was woonwinkel Spektakel in Amersfoort – die zit bomvol rare dingen die je nergens ander vindt. Daar willen consumenten hun schaarse vrije tijd nog wel voor uittrekken.” Een zaak als Gameshop moet dus wel zorgen voor „een uniek aanbod”.
Het is moeilijk om je als liefhebber van het medium niet thuis te voelen in de Gameshop. Winkelbediende Mike vertelt in geuren en kleuren over de vaste klanten die ze ‘dagelijks’ zien. „Die knopen soms wel een uur een gesprek aan. Over hun stokpaardjes, of nieuwe games die ze gespeeld hebben, soms vragen ze advies.”
Oude spelcomputers
Achterin, een trap naar boven, bevindt zich een klein museum – en dat trekt dagjesmensen. Een vader leidt zijn drie kinderen even langs de nieuwe Nintendo-spellen, maar glipt vervolgens naar boven. Hij loert naar de oude spelcomputers achter glas en licht op als hij het speelstation met Sega MegaDrive (uit 1988) ziet. Hij grijpt een controller en legt zijn kinderen uit hoe het werkt. Van games kopen komt het niet, maar ze staan wel een half uur in de winkel.
„Soms komen mensen zelfs nog steeds voor onze winkelkat”, zegt Jamal Mhand Yamna. De kat is inmiddels overleden, maar haar oude slaapplek wordt gemarkeerd met een foto.
Hij wenkt. „Wil je het magazijn zien?” Achter de toonbank gaat een deur open. De kamer daarachter is groot en stampvol. Rekken met games strekken op tot aan het plafond. De kenner ziet meteen de geschiedenis achter de rekjes: voorbij de PlayStation 4-diskjes (2013-2020) liggen games voor de PlayStation Vita (2011-2014), de eerste Xbox (2001-2005), PC-games uit de jaren 90. Tussen deze imposante collectie games kan Yamna alleen maar glunderen.
Hij ziet de collectie als onderdeel van de strategie die zijn zaak heeft helpen overleven. „We bewaren alles dat overblijft na de eerste golf verkopen van een game, dus we hebben veel oude games nog nieuw, in plaats van tweedehands.” Tweedehands exemplaren zijn relatief goedkoop – zelden meer dan een tientje. De ‘nieuwe’ oude games uit het magazijn kunnen soms zelfs voor de oorspronkelijke verkoopprijs over de toonbank.
Achter in het magazijn is een deur naar een andere opslagruimte. Daar staan de stapels Funko Pops: ronde plastic poppen met groot hoofd en grote ogen, van personages uit een reeks populaire series, films, games en andere zaken, van Star Wars tot Formule 1-coureurs. „Die blijven populair, maar het assortiment is zo breed, het is lastig om in te schatten welke specifieke Funko’s we moeten hebben.”
Iedereen heeft zijn eigen ding, herhaalt hij steevast. De rol van de Gameshop is om ervoor te zorgen dat dat ding binnen deze muren te vinden is. Breed inkopen, breed kennis opdoen, zo vermijd je het lot van een Game Mania, is zijn theorie: volgens Yamna was de zaak te gericht bezig met alléén hele nieuwe games en tweedehands.
Opnieuw dient er zich een klant aan met vragen. Een aarzelende jongen, die in het Engels vraagt naar hoeveel het grote imposante robotstandbeeld bij de ingang de zaak gekost heeft – een beeld uit gameserie Fallout. Mike en Yamna kijken elkaar bedenkelijk aan. „Ik geloof dat we die hebben gewonnen bij een wedstrijd.” De jongen kijkt beteuterd. „Hebben jullie ook dingen van de tv-serie van Fallout?. Ik zie alleen maar beeldjes uit de games.”
Zonder zucht pakt Mike voor de zoveelste keer een trapje. „Er zit altijd wel wat bij de Funko’s.”