Het grote gevaar voor Europa komt van binnenuit, aldus de Amerikaanse vice-president JD Vance. In zijn toespraak op de veiligheidstop in München vorige maand waarschuwde hij niet voor Rusland, maar voor Europese overheden die de vrijheid van meningsuiting van hun burgers zouden inperken en onwelgevallige standpunten zouden censureren. Elke mening, hoe racistisch, seksistisch of misleidend ook, heeft volgens Vance recht op een platform. Hypocriet natuurlijk, voor de vertegenwoordiger van een regering die deze weken op industriële schaal wetenschappelijk onderzoek en overheidsinformatie aan het screenen is op vermeend ‘wokisme’.
Een waarschuwing voor censuur is overigens niet geheel onterecht. De afgelopen jaren hebben Amerikaanse en Europese overheden allerlei initiatieven ontplooid om desinformatie te bestrijden, die soms doorschoten. De gedachte dat het coronavirus uit een laboratorium ontsnapt zou zijn, werd actief van sociale media geweerd, terwijl de CIA vorige maand nog concludeerde dat dit wel degelijk een reële mogelijkheid is.
Waar beide kampen het blijkbaar over eens zijn, is dat meningen ertoe doen. En dat is een belangrijk inzicht. Want wat we denken, maakt verschil voor hoe we handelen: op wie we stemmen, of we onze kinderen laten inenten, aan wat voor toekomst we werken. Daarom moet je meningsvorming serieus nemen en dat doe je niet met vrijemeningenabsolutisme of met een meningenpolitie. Wel met een open debat over hoe je je mening vormt.
We moeten op zoek gaan naar regels die ons helpen helder te denken. In verwarrende tijden van polarisatie en misinformatie is die noodzaak groter dan ooit. Dan gaat het dus niet om concrete opvattingen, maar om de vraag hoe je aan je overtuigingen komt, waar je ze op baseert en hoe je ze aanpast. Zijn er regels of inzichten die ons daarbij kunnen helpen?
Zelf uitvogelen
Door de nadruk die we in onze samenleving leggen op individuele vrijheid en zelf nadenken – doe je eigen onderzoek! – was de consensus lang dat zulke algemeen geldende denkregels er nauwelijks zijn en dat iedereen maar voor zichzelf moet uitvogelen wat nu eigenlijk waar is. Maar inmiddels lopen we keihard tegen de grenzen van dit cognitief individualisme aan. Dat heeft met diepgaande sociale en politieke ontwikkelingen te maken.
Zo is volgens de Duitse filosoof Jürgen Habermas de relatie tussen het private en het publieke domein veranderd. Traditioneel is het privédomein de plaats van de eigen voorkeuren, schrijft hij in zijn recente boek Een nieuwe structuurverandering van het publieke domein. In het publieke domein discussieer je over beleid dat het algemeen belang dient, rekening houdend met ieders voorkeuren.
Maar door de opkomst van sociale media is dit onderscheid vervaagd. Techbedrijven die niet uit zijn op het faciliteren van redelijk debat en waarheidsvinding, maar op commercieel gewin of ideologische doeleinden, hebben zich flinke stukken publieke ruimte toegeëigend. Iedereen met een internetverbinding kan al dan niet anoniem moeiteloos meninkjes de wereld in slingeren die niets met een redelijke uitwisseling van informatie te maken hebben. Zo brokkelt de publieke ruimte af die nodig is om in een democratische rechtstaat tot geïnformeerde en gefundeerde afwegingen te komen.
Je doet niet met een paar muisklikken meer inzicht op dan mensen die ergens al decennia studie van maken
Daar komt bij dat sociale media zich goed lenen voor het verspreiden van mis- en desinformatie. Natuurlijk, er worden ook veel serieuze nieuwsberichten en onderbouwde opinies gedeeld. Onderzoek laat zien dat alarmistische praat over een vermeende ‘infocalyps’ overtrokken is. Maar zelfs kleine en geconcentreerde hoeveelheden mis- en desinformatie kunnen grote gevolgen hebben. Denk aan de manier waarop misleiding doorslaggevend was voor de Brexit-stem en hoe mensen op basis van wilde complottheorieën vaccinaties weigerden of zelfs politici bedreigden.
Bovendien zien we toenemende polarisatie. Niet zozeer ideologische polarisatie – de politieke standpunten van de meeste mensen zijn niet zo heel veel opgeschoven ten opzichte van bijvoorbeeld de jaren zeventig en tachtig. Maar wel in de gevoelens die mensen over hun politieke tegenstanders hebben: affectieve polarisatie. De ander wordt in toenemende mate niet meer als medeburger met andere standpunten gezien, maar als ongeïnformeerd, onredelijk of zelfs slecht; een vijand die je niet moet overtuigen maar verslaan.
Meningenpakket
Deze parallelle ontwikkelingen leiden ertoe dat heel wat mensen eigenlijk maar twee opties zien. Enerzijds kiezen voor een kamp en je ingraven met een in steen gebeiteld meningenpakket, bijvoorbeeld pro- (of juist anti-) Palestina, migratie, lhbti-rechten, diversiteit en inclusie. Anderzijds je terugtrekken en onverschillig worden. Dan laat je je mening niet langer bevragen en mijd je het nieuws (een belangrijke trend onder jongeren).
Beide opties zijn funest voor de democratische rechtsstaat: die functioneert alleen als er een open ruimte is om informatie en argumenten uit te wisselen zonder direct financieel of ideologisch, en als burgers bereid zijn anderen en zichzelf kritisch te bevragen.
Dus hebben we wel degelijk denkregels nodig. Om te beginnen is het verleidelijk voor beter denken vooral naar de ander te wijzen. Domrechts en klimaatgekkies, die zouden gebaat zijn bij betere meningsvorming. Maar als iedereen het huiswerk in de schoenen van een ander schuift, gebeurt er niets. De psychologie leert ons dat we allemaal geplaagd worden door impliciete vooroordelen en blinde vlekken. Een eerste regel zegt dan ook dat we de mogelijkheden en beperkingen van ons eigen denken beter moeten kennen.
Zulke zelfkennis is niet altijd makkelijk te verkrijgen en ook niet per se prettig. Je moet bijvoorbeeld eerlijk onder ogen zien dat sommige van je meningen niet het resultaat zijn van nuchtere redeneringen. Ze zijn meer zoals de oranje outfits waar wij Nederlanders tijdens een WK graag in rondlopen: uitingen van je identiteit, de sociale groep waar je bij hoort.
Lees ook
‘Hoger opgeleiden zien veel meer polarisatie dan lager opgeleiden, en ze segregeren zich’
Het kost ook moeite om de grenzen van je eigen kijk op het leven te erkennen. Mensen met een andere achtergrond en andere positie kunnen de dingen totaal anders ervaren, maar met evenveel recht. Dat jij nooit alledaags racisme hebt meegemaakt, of nooit in de buurt van een asielzoekerscentrum hebt gewoond, betekent niet dat de ervaringen en zorgen van mensen die dat wel hebben, ongeloofwaardig zijn.
Een andere regel luidt dat we sommige van onze ideeën het beste kunnen uitbesteden. Dat is nodig, omdat er allerlei experts zijn die over bepaalde onderwerpen veel meer weten dan u en wij. Het ligt niet voor de hand dat je op je zolderkamer met een paar muisklikken op schimmige websites meer inzicht opdoet in de oorzaken en gevolgen van migratie of de intenties van Poetin dan mensen die daar al decennia studie van maken.
Lockdown
Tegelijk zitten hier ook grenzen aan, omdat ook experts soms hun boekje te buiten gaan en ze het lang niet altijd met elkaar eens zijn. Deze regel behoeft dus verdere doordenking. Want met een beroep op het „kompas van wetenschappelijke kennis en betrouwbare feiten”, zoals premier Mark Rutte het aan het begin van de coronacrisis noemde, ging Nederland in december 2021 ongeveer als enige land ter wereld nog in lockdown, met verstrekkende sociale en economische gevolgen. Als het over complexe maatschappelijke problemen gaat, zijn experts uit allerlei wetenschapsgebieden tegelijkertijd nodig – natuurwetenschappers, ingenieurs, gedragswetenschappers, economen, pedagogen, historici. Sterker nog, ook buiten de wetenschap komt expertise in allerlei soorten en maten voor: in adviesraden en politiek, maar ook de ervaring van mensen voor de klas of in het buurtwerk.
Ook deze tweede denkregel is niet meer dan de aanleiding voor een gesprek. Vervolgvragen gaan over de reikwijdte van expertise, de staat van dienst van experts, de mate van consensus, legitieme kritische vragen, enzovoorts. Juist die onderwerpen lenen zich uitstekend voor het publieke debat, als het even kan zonder directe politieke stellingnames.
Misschien had Vance toch gelijk toen hij zei dat het grote gevaar voor Europa van binnenuit komt. Niet omdat de Europese overheden voortdurend meningen zouden censureren, dat valt enorm mee. Maar omdat de democratie alleen bestaat bij de gratie van een publiek domein waarin mensen niet louter hun gedachten en gevoelens willen spuien, maar eerlijk en open op basis van betrouwbare informatie hun standpunten willen vormen en aanpassen. Meningen zijn te belangrijk om aan het individu over te laten: we hebben elkaar ervoor nodig. En dus mogen we best een debat voeren over hoe je het beste je mening kunt vormen. Minder meningen – en meer meningsvorming.
