Op meterslange tafels liggen rode tafellakens met daarop bakjes voedsel en bekers drinken. Daaromheen staan plastic stoelen, erboven hangen slierten met lichtjes. Aan weerszijden liggen metershoge bergen puin van door Israël kapotgeschoten gebouwen.
In de stad Rafah, en elders in het na bijna zeventien maanden van Israëlische bombardementen verwoeste Gaza, is dit weekend de ramadan begonnen. Met ook hier, na zonsondergang, de iftar – het verbreken van de vasten dat gelovigen samenbrengt. Voor het tweede jaar op rij is het een ramadan tussen de brokstukken. Gaza is nog altijd ontoegankelijk voor de meeste journalisten, op beelden van internationale persbureaus en op sociale media is te zien hoe de iftar wordt gehouden.
„Ja, het land is verwoest en de situatie is slecht, maar dat het doden is gestopt, geeft me het gevoel dat dit jaar beter is dan het vorige”, zei Amal Abu Sariyah zaterdag tegen persbureau AP over een ramadan onder de kalmte van een fragiel bestand. Een jaar eerder werden ruim tien Gazanen gedood bij Israëlische bombardementen op de eerste dag van de heilige maand. Deze zaterdag bleef het stil, zondag hebben meerdere Israëlische aanvallen zeker vier Palestijnen gedood.
In normale omstandigheden staat samen eten centraal tijdens de ramadan als de zon onder is. Sinds de oorlog, organisaties als Amnesty spreken van ‘genocide’, is er nauwelijks nog voedsel in de Gazastrook. De bevolking kampt met hevige voedselonzekerheid. Israël heeft tijdens de eerste fase van het bestand minder humanitaire hulp toegelaten dan was afgesproken. Het afsluiten van humanitaire hulp kan de Palestijnse enclave in nog meer onzekerheid storten. Zo zei adjunct-directeur Amhad Eleiwa van de afdeling spoedeisende hulp van het al-Shifa-ziekenhuis vorig jaar tegen de BBC dat de Palestijnen „al maanden vasten in Gaza”.
Zaterdagavond, nog voor het al fragiele bestand een andere wending nam, sprak Fatima Al-Absi in Gaza haar angsten uit tegenover persbureau AP. „We zijn bang omdat er geen stabiliteit is”. De 57-jarige Al-Absi bidt dat de oorlog eindigt, want verdere verliezen, na de dood van haar man en schoonzoon, kan ze niet verdragen. „Er is geen echtgenoot, geen huis, geen fatsoenlijk eten en geen fatsoenlijk leven.”
Bekijk hieronder beelden van de start van ramadan in Gaza.
Palestijnen in Rafah, in het zuiden van Gaza, tijdens de eerste itfar van ramadan dit jaar. Foto Hatem Khaled/ReutersEen lange tafel met lichtjes brengt mensen samen tijdens het verbreken van de vast na zonsondergang. Foto Hatem Khaled/ReutersPalestijnse meisjes dragen traditionele Ramadan lantaarns in het Bureij vluchtelingenkamp. Foto Eyad Baba/AFPPalestijnse kinderen met geïmproviseerde sterretjes. Fot Eyad Baba/AFPFatima Al-Absi tijdens iftar met haar dochter en kleinkinderen in Jabalia, het noorden van Gaza. Foto Jehad Alshrafi/APMensen komen samen voor iftar in Jabalia. Foto Bashar Taleb/AFPIn Rafah eten Palestijnen tussen het puin. Foto AFPPalestijnen tijdens een gebed. Foto Hatem Khaled/ReutersPalestijnen verbreken hun vast tijdens ramadan naast brokken steen. Foto Hatem Khaled/Reuters
‘Ramadan met een nieuwe smaak’
Syrië viert de start van ramadan voor het eerst in decennia zonder Assad, nadat zijn regime afgelopen december is gevallen. „Ramadan komt dit jaar met een nieuwe smaak. Dit is de ramadan van overwinning en bevrijding”, zei interim-minister van Religieuze Zaken Hussam Haj-Hussein. De ramadan komt in Syrië evenwel met strengere regels.
Onder het Assad-regime mochten Syriërs tijdens de heilige maand in het openbaar eten of drinken, dit jaar geldt daarvoor drie maanden celstraf. Zo riep het ministerie eerder op dat alle restaurants, cafés en straatstalletjes overdag moeten sluiten tijdens ramadan. De overheid leek echter geen officieel bevel uit te vaardigen, aldus AP.
„Dit is iets nieuws, goeds en respectabels, wat betekent dat de rituelen van ramadan volledig in al hun aspecten moeten worden nageleefd”, zei Munir Abdallah, een inwoner van Damascus, zaterdag tegen AP. Een andere bewoner sprak ook positief over de nieuwe maatregel. „Voor de val van Assad, vorige ramadan, voelde het niet zoals ramadan, je kon het niet echt merken. Maar nu is het duidelijk”, aldus de bewoner volgens EuroNews.
Ondanks de nieuwe regels bleven volgens AP sommige restaurants en cafés open. Wel waren de ramen afgedekt, zodat mensen niet konden zien wie er binnen waren.
Bekijk hieronder beelden van de start van de ramadan in Syrië.
Moslim lezen de Koran tijdens de eerste dag van ramadan in Aleppo. Foto Omar Haj Kadour/AFPMoslims tijdens een avondgebed in een moskee in Aleppo. Foto Omar Haj Kadour/AFPEen straatverkoper in Aleppo frituurt deegballen bij zijn kraam tijdens de eerste dag van ramadan. Foto Omar Haj Kadour/AFPEen man verkoopt sap gemaakt van drop, een traditioneel drankje tijdens ramadan. Foto Omar Haj Kadour/AFPEen bakker loopt met een dienblad vol gebakjes. Foto Omar Haj Kadour/AFPMensen verzamelen voor iftar in een buurt in Damascus wie werd verwoest tijdens de burgeroorlog. Foto Ghaith Alsayed/APHet eten in de buurt werd georganiseerd door Turkish Humanitarian Relief Foundation. Foto Ghaith Alsayed/APSyriërs eten tussen het puin in de verwoeste buurt in Damascus. Foto Ghaith Alsayed/APMensen zitten op een kleed voor een moskee in Damascus.Foto Khalil Ashawi/Reuters
Bansta Blanckenburg (30) heeft zijn handen vol aan een spoedeisende zaak: een gezin dreigt door achterstallige betalingen op straat te belanden. Alles moet hij in het werk stellen om het in een noodopvang te krijgen. Hiervoor heeft de sociaal advocaat zeker 35 uur nodig, terwijl de wettelijke richtlijn voor dit soort zaken 9 uur bedraagt. De specifieke complexiteit doet daar niets aan af. „Omdat ik deze zaak doe, moet ik daarna weer extra zaken oppakken om de verloren uren goed te maken.”
Het is een bekend patroon in de sociale advocatuur: het ene gat met het andere stoppen. Dit voortdurende worstelen met tijd en middelen is een van de redenen waarom het beroep steeds minder populair wordt. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) becijferde een daling van 9 procent afgelopen vijf jaar, terwijl het totale aantal advocaten juist toenam (tot 18.723 op 1 januari 2025).
Je zult offers brengen die je studiegenoten in de commerciële advocatuur niet hoeven te maken
Vergrijzing treft de gehele advocatuur. Maar nergens haken zó veel jonge mensen af als in de sociale advocatuur. In 2024 stopten er 307, van wie meer dan de helft jonger dan 35 jaar. Dit leidt tot steeds grotere tekorten, terwijl er al te weinig advocaten zijn om de 350.000 jaarlijkse aanvragen te verwerken. Volgens de Grondwet heeft iedereen recht op rechtsbijstand, maar in sommige regio’s is zelfs geen sociaal advocaat meer te vinden binnen een straal van honderd kilometer.
In het nieuwe rapport van de commissie-Van der Meer II over de benarde situatie van de sector, maandag gepresenteerd, staat dat er jaarlijks 40 miljoen bij moet.
Lees ook
‘Afgelopen jaren was het een kwestie van overleven’, zegt de sociaal advocaat
Alarm
Het is niet de eerste keer dat alarm wordt geslagen. In 2017 wees een rapport van de commissie ook al op de noodzaak van extra steun. Waardoor in 2021 – mede door de Toeslagenaffaire – tijdelijk 154 miljoen euro werd vrijgemaakt voor de sociale advocatuur. Maar het tekort aan jonge instromers en het te veel aan vroegtijdige uitstromers, namen alleen maar toe.
Waarom wil bijna niemand meer sociaal advocaat worden?
Onderbetaling is een belangrijke reden. In tegenstelling tot hun commerciële collega’s krijgen sociaal advocaten een vergoeding via het gesubsidieerde stelsel van rechtsbijstand. Mensen met een inkomen onder de 33.200 euro per jaar – zo’n 40 procent van de bevolking – kunnen zich hierop beroepen. Meestal gaat het om zaken waarin burgers tegenover de overheid staan. Advocaten krijgen betaald op basis van een puntentarief. Elke zaak staat voor een aantal punten: een punt staat gelijk aan ongeveer een uur werk.
Het systeem gaat uit van 1.200 declarabele uren per jaar en zou sociaal advocaten in theorie 40.000 euro netto per jaar op moeten leveren. Een scheidingszaak levert bijvoorbeeld dertien punten op, maar sociale zekerheidszaken komen vaak niet verder dan negen punten. Dat maakt advocaten kieskeurig. Blanckenburg: „Een zaak zoals die van het gezin dat op straat dreigt te belanden, wil bijna niemand meer oppakken.”
Een van de sectoren waar het bijna onmogelijk wordt een advocaat te vinden, is het asiel- en vluchtelingenrecht. Rudolf van der Ham (35), voormalig asieladvocaat, vertelt: „Ik stond vooral mensen bij die asielaanvragen deden. Een eerste aanvraag levert al weinig op, maar een tweede, die vaak juridisch ingewikkelder is, wordt nog maar voor 25 procent van het oorspronkelijke tarief vergoed. Ik deed het uit een soort noblesse oblige, maar intussen loop je er helemaal op leeg.” Binnen het asiel- en vluchtelingenrecht is de uittocht van advocaten het grootst: 31 procent is ouder dan zestig, terwijl landelijk nog maar één advocaat onder de dertig actief is.
Nelleke Stolk verliet de sociale advocatuur en werd officier van justitie.Foto Merlijn Doomernik
Overuren
Sociaal advocaten maken meestal meer uren dan waar het systeem van uitgaat, mede omdat de vaak vereiste extra inspanningen – zoals contact met familie, of het raadplegen van externe experts – niet worden vergoed.
Voormalig sociaal advocaat Nelleke Stolk (45), gespecialiseerd in gewelds- en zedenzaken, stond de slachtoffers bij van de schietpartij in Rotterdam, waarbij de zestienjarige Hümeyra omkwam. „Voor die zaak stonden twaalf uur, terwijl alleen mijn gesprekken met het ministerie, de politie en de inspectie over de veiligheid van de slachtoffers al meer in beslag namen. In totaal besteedde ik er honderd uur aan.”
Je moet het vak leren, verantwoordelijkheid dragen voor je cliënten én leren ondernemen
Dit was voor Stolk een van de redenen om na twintig jaar het vak vaarwel te zeggen en officier van justitie te worden. „Mijn zoontje zei op een dag: ‘Ik ga het jou niet vertellen, want jij bent er toch nooit.’ Dat zette me aan het denken. Ik werkte tachtig uur per week, minder zaken doen was financieel geen optie en als ik het goed wilde doen, moest ik die extra uren blijven maken.”
In haar nieuwe functie blijft de toekomst van de sociale advocatuur haar bezighouden. „Als officier sta ik nu regelmatig tegenover sociaal advocaten in de rechtszaal, maar jonge gezichten zie ik helaas zelden.”
Gedwongen
Door geldtekort is er weinig ruimte om de kosten van het begeleiden van jonge advocaten te dekken en te weinig tijd om stagiaires op te leiden. Veel jonge sociaal advocaten vinden geen werkplek en beginnen daarom als zelfstandige. Ook van der Ham begon op 27-jarige leeftijd noodgedwongen als ondernemer. „Geen enkel kantoor had de financiële ruimte om mij in loondienst te nemen”, vertelt hij.
Van der Ham leende duizenden euro’s per jaar voor zaken als kantoorhuur, naslagwerken en de beroepsopleiding (nu is daar tijdelijk een subsidieregeling voor). „De bank wilde me geen lening geven, omdat ik al een studieschuld had en geen inkomen. Dus moest ik wel ook bij mijn moeder aankloppen.”
Vaak vragen jonge advocaten aan Van der Ham advies over hun ondernemingsplan. „Het is een pittige combinatie: je moet het vak nog leren, verantwoordelijkheid dragen voor je cliënten én tegelijk het ondernemerschap leren.” Dat veel starters afhaken, begrijpt hij. „Niet iedereen zit te wachten op zo’n financieel en zakelijk risico aan het begin van hun carrière.”
Rudolf van der Ham was asieladvocaat: „Ik deed het uit een soort noblesse oblige, maar intussen loop je er helemaal op leeg.”Foto Merlijn Doomernik
Financiering
Kan het rapport van de commissie-Van der Meer II het tij keren? Blanckenburg is sceptisch over de politieke wil om daadwerkelijk door te pakken. „Van der Meer I lag jarenlang op de plank en werd pas onder druk van de Toeslagenaffaire ingevoerd, wat alleen tijdelijk leidde tot extra financiering. Als we weer zo lang wachten zonder het systeem echt aan te pakken, kan het te laat zijn.”
Ook Stolk is pessimistisch: „Ik zie het niet meer goedkomen, ook niet met extra geld en daarom zullen straks veel mensen hun recht niet meer kunnen halen. De rechtsstaat zelf komt nu in gevaar.”
Toch blijven de drie advocaten jonge juristen aanmoedigen om het vak in te stappen – zij het niet zonder waarschuwing. „Het is ongelooflijk waardevol werk, maar je moet er echt 100 procent achter staan,” zegt Blanckenburg. „In de eerste jaren zul je offers brengen die je studiegenoten in de commerciële advocatuur niet hoeven te maken. Voor mij was het dat waard, maar het zou niet zo hoeven te zijn.”
Lees ook
De sociaal advocaat van nu is een specialist in een netwerk
In de Duitse stad Mannheim is een autobestuurder maandagmiddag ingereden op een groep voetgangers. Daarbij is zeker één dode gevallen. Ook raakten meerdere personen zwaargewond. Dat meldt de Duitse politie in een persbericht. Hoeveel gewonden er zijn en wat de ernst van hun verwondingen is, wil de politie niet kwijt.
Wel heeft de politie bekendgemaakt dat een verdachte is aangehouden. Over een motief is nog niets bekend. Het ongeluk vond volgens Tageschau plaats op de Paradeplatz, een plein in het centrum van de in deelstaat Baden-Württemberg gelegen stad. Het stadsbestuur van Mannheim heeft inwoners opgeroepen om weg te blijven van het centrum.
Tentoonstelling ‘A Centure of The New Yorker’ ter ere van het 100-jarig bestaan in New York Foto China News Service
Op de cover van het allereerste nummer van The New Yorker, dat in februari 1925 uitkwam, prijkte een tekening van een ietwat vadsige dandy uit de negentiende eeuw, compleet met hoge zwarte hoed, die door een monocle een vlinder bestudeert. De jongeman straalt zelfgenoegzaamheid en superieure verveling uit. Honderd jaar later vormt Eustace Tilley, de naam die de dandy in latere jaren kreeg, nog altijd het logo van het blad – al spreekt men bij The New Yorker liever over ‘de mascotte’.
De huidige hoofdredacteur, de in 1998 aangetreden David Remnick, bekende onlangs in een tv-interview dat hij gemengde gevoelens heeft bij de mascotte. „Ik ben bang dat mensen Eustace zien als een teken van snobisme, of overmatige trots”, zei Remnick.
Adam Gopnik (68), die al sinds 1986 als schrijver aan The New Yorker is verbonden, begrijpt dat zijn hoofdredacteur zich daar zorgen over maakt, maar ziet er geen kwaad in. „Het was een ironische grap van een paar bijdehante Joodse New Yorkers over hoe ze wellicht zouden overkomen. Dat betekent niet dat ze zich identificeerden met Eustace.”
De bijdehante New Yorkers over wie Gopnik het heeft, waren de oprichters van het weekblad: hoofdredacteur Harold Ross en zijn vrouw, New York Times-verslaggever Jane Grant, geldschieter Raoul Fleischmann en art director Rea Irvin. Die laatste ontwierp niet alleen de mascotte, ook het lettertype dat nu nog wordt gebruikt, volgens Gopnik een „geniale daad”.
De eerste New Yorker was vooral een humoristisch blad, vol cartoons, satire, snedige cultuurkritieken en scandaleuze verhalen over de high society van Manhattan. Die elementen zijn nog altijd volop aanwezig in het blad, maar de mix is uitgebreid met serieuze journalistiek, essayistiek, fictie en poëzie. „Journalistiek is het hart, humor het bloed”, zegt Gopnik over de huidige New Yorker, die 1,2 miljoen betalende abonnees heeft.
De eerste cover van The New Yorker uit 1925 The New Yorker
Uilenhuizen
Voor The New Yorker is geen onderwerp te dol. Het tijdschrift staat bekend om lange, diepgravende verhalen, die net zo goed kunnen gaan over campagnefinanciering of kernwapens in Iran als over uilenhuizen, goochelen of mysterieuze sterfgevallen. Toch zijn het allemaal typische New Yorker-verhalen. Dat heeft te maken met het moeilijk te vertalen woord sensibility (‘gevoeligheid’ komt in de buurt), legt Gopnik uit. „Bij ons is een boekrecensie geschreven met een zekere humoristische, soms zelfs opgewekte toon. Daar hield zelfs iemand als John Updike zich aan, die in serieuze romans thema’s als overspel en de Amerikaanse arbeidersklasse behandelde. Humor is het fundament van het blad. We zijn ook het enige Angelsaksische blad waarin cartoons dominant zijn.”
En dan is er de stijl, vervolgt Gopnik. „In wetenschappelijke tijdschriften en bij opiniebladen gaat het vaak om het maken van een argument, terwijl we bij The New Yorker een reeks observaties geven.”
Zelf kreeg hij dat onder de knie door in zijn eerste jaren bij het blad verhalen te schrijven over het leven in New York in de rubriek The Talk of the Town. „Daar kan geen cursus creatief schrijven tegenop.” The New Yorker werkt sowieso met schrijvers die graag literaire middelen gebruiken, zegt Gopnik.
Een goed voorbeeld daarvan is het 30.000 woorden tellende verhaal Hiroshima van John Hersey, dat in 1946 in het blad verscheen. „Hersey schreef de ervaringen op van acht inwoners van Hiroshima tijdens en na de inslag van de Amerikaanse atoombom. Hij gebruikte een literair middel, het uitvergroten van de persoonlijke ervaring, om een onbeschrijflijke tragedie tastbaar te maken. Het stuk veranderde het denken over nucleaire wapens in de Verenigde Staten.”
Gopniks favoriete genre is het persoonlijke essay, waarvoor hij bij The New Yorker alle ruimte krijgt. Hij kiest schijnbaar onbeduidende gebeurtenissen uit zijn leven om een onderwerp aan te snijden dat hem interesseert. Zo beschreef hij in het geestige Driver’s Seat uit 2015 hoe hij op 55-jarige leeftijd alsnog zijn rijbewijs haalde. „Wat gebeurt er met ons als we leren en wat is de relatie met een leraar? Dat was het echte onderwerp van het stuk.”
Adam Gopnik Foto Brigitte Lacomb
Factcheckers
Gevraagd of zijn voorliefde voor het persoonlijke essay ook een manier is om de gevreesde factcheckers van het blad te vermijden, zegt Gopnik: „Was het maar waar. Ik beschreef eens het American Museum of Natural History door de ogen van mijn kinderen. De factcheckers wilden het stuk pas publiceren als ze zelf met de kinderen hadden gesproken. Mijn dochter was zes en kreeg de vraag: was de coyote echt je favoriete dier?”
Tegenwoordig zijn de factcheckers van een ander slag, zegt Gopnik. „Toen ik begon waren het nog oudere mensen met een bibliothecaire achtergrond, tegenwoordig zijn het twintigers die gepromoveerd zijn in vergelijkende literatuurwetenschappen. Je voelt hoe ze met rollende ogen de domheid van de schrijvers aanschouwen.”
Ook inhoudelijk is het blad in de loop der jaren veranderd. „Onder de huidige hoofdredacteur zijn we politieker geworden en gedrevener door het nieuws”, zegt Gopnik. „Een goede keuze, gezien de tegenstellingen in het land.”
The New Yorker wordt in de VS gezien als links. Gopnik begrijpt dat, maar wijst erop dat het geen ideologisch blad is. „Tijdschriften als The New Republic of The Nation schrijven vaak ten faveure van de politiek van de Democraten. Dat doen wij niet. The New Yorker is een tijdschrift met ruimte voor liberaal humanisme. We benaderen de wereld vanuit tolerantie en humor, voor fanatisme en dogmatisme is geen plaats.”
Een van de journalistieke middelen die The New Yorker inzet bij het verslaan van politiek en actualiteit, is het profiel. Gopnik noemt het „rondhangjournalistiek (hangin around journalism)”: een verslaggever krijgt weken, soms zelfs maanden volop ruimte om zoveel mogelijk tijd met het onderwerp door te brengen. Hoofdredacteur Remnick deed dat in 2014 zelf met het verhaal On and off the road with Barack Obama. Volgens sommige critici gaf het profiel een beter inzicht in het denken van Obama dan diens eigen boeken.
Hemingway
Wellicht het spraakmakendste profiel dat het blad ooit publiceerde was niet over een politicus, maar over de schrijver Ernest Hemingway, dat Lilian Ross in 1950 publiceerde. Een dergelijk profiel was destijds een noviteit en critici spraken er schande van: Ross zou erop uit zijn geweest Hemingway belachelijk te maken. Wat anders kon de bedoeling zijn geweest van een fragment als dit, waarin Hemingway een riem kocht en de verkoper zei dat hij vermoedelijk maat 44 of 46 had:
„Wedden van niet?”, vroeg Hemingway. Hij pakte de hand van de verkoper en sloeg zichzelf ermee in zijn maag.
„Jee, hij heeft een harde buik”, zei de verkoper. Hij mat Hemingways taille. „Achtendertig!”, meldde hij. „Kleine taille voor uw maat. Doet u veel aan sport?”
Hemingway trok zijn schouders op, deed een boksbeweging, lachte en leek voor het eerst sinds we het hotel hadden verlaten blij.
„Wat de controverse jaren later nog altijd fascinerend maakt”, zegt Gopnik, „is dat Hemingway absoluut niet beledigd was door het profiel. Ross had opgeschreven wat hij zei en deed. Hij heeft ook nooit de nauwkeurigheid van haar verslaggeving in twijfel getrokken.”
Dan „Dat wil niet zeggen dat er geen vragen waren van de factcheckers.”