Een expositie waarvan je gaat spinnen van plezier is de verrassende tentoonstelling Als de kat van huis is in het Nederlands Steendrukmuseum in Valkenswaard. Het is een eerbetoon aan de straat- en de huiskat in de kunst in Nederland en daarbuiten, met zelden getoonde kattenkunstwerken uit Nederlandse topmusea en privécollecties – zo’n vijftig tekeningen, schilderijen, etsen, foto’s, video’s en natuurlijk steendrukken (litho’s of lithografieën). Beeldmerk voor de expositie is een van de beroemdste kattenkunstwerken ter wereld, het affiche voor het Parijse cabaret-café Le chat noir (De zwarte kat) van Théophile-Alexandre Steinlen. Hij tekende de iconische, trotse zwarte kat met felle ogen voor het kleurenlitho-affiche voor de Tournée du Chat Noir in 1896.
De kat op Steinlens affiche is uitdagend eigenzinnig, een kat van de straat die zich niets gezeggen laat. Maar er is ook kunst waarop we huislijker, aanhankelijker katten zien – al zijn dat niet altijd zoetelijke tafereeltjes. Zo is er een mooie prent, een ets en droge naald, van kunstenares Jeanne Bieruma Oosting uit 1940, uit de depots van het Rijksmuseum Amsterdam, getiteld Conciërge die haar kat vlooit. Daarop zien we een vrouw op een stoel een kat vlooien die gewillig op haar schoot ligt, terwijl naast haar een zwarte kat staat, die zo lekker wild in de etsplaat is gekrast, dat het lijkt alsof de kat onder stroom heeft gestaan, met wilde zwarte haren en lichtende witte oogjes.
Max Alexander Alandt: Au! Verrast door de katFoto Benno SlijkhuisThéophile Steinlen (1859-1923): Tournée du Chat Noir de Rodolphe SalisCollectie Zimmerli Art Museum
De kat is in onze cultuur, behalve als nuttige muizenvanger, eeuwenlang ook symbool van het kwaad en ongeluk geweest, en werd vaak met onbetrouwbare vrouwen (heksen) in verband gebracht. De onafhankelijke, zich veelvuldig wassende kat werd in de kunst van de zeventiende eeuw al positiever en realistischer verbeeld. Maar pas in de negentiende eeuw werd zowel de raskat als de straatkat populair bij arm en rijk. In de kunst werd de kat ook symbool van ‘reinheid’ en ‘huiselijkheid’, zoals de samenstelster van de expositie Rachelle van den Broek schrijft in de mooi geïllustreerde catalogus. Die groeiende liefde voor de eigenzinnige kat in de kunst vanaf de zeventiende eeuw is op de expositie dan ook met veel gevarieerde werken in beeld gebracht. Natuurlijk zijn er liefdevolle en lieflijke poezenafbeeldingen te zien, zoals de tekeningen van Jean Bernard (uit het Rijks) of Herman Johannes van der Weele (uit Teylers Museum) en een typisch spelende-jonge-katjes-schilderij van Nederlands poezenschilderes bij uitstek Henriëtte Ronner-Knip. Maar alleen zoetig of lieflijk is de expositie niet – er wordt ook ingegaan op de kat als symbool van prostitutie (‘slet en kat zijn een pot nat’), in onder meer prenten van Manet en Steinlen. Er is ook modernere kattenkunst, zoals de wild getekende kat van Karel Appel, of de cyperse poes die op een schilderij van Sal Meijer drinkt van een druppende kraan.
Henriette Ronner-Knip: Moederpoes en kittens spelend met een vogelkooiErnestine Marie ‘Dé’ Tijdeman: Moederpoes met twee kittensFoto Benno Slijkhuis
Kat als muze
De kat als esthetische muze van kunstenaars zie je ook in de prachtig gestileerde kattenhoutsnedes van de Nederlandse Julie de Graag (uit museum Boijmans) of de kleurenlitho van een kat op een kussen van de Duitse kunstenaar Otto Dix. Straatkatten in sfeervolle zwart-witfoto’s en katten voor het raam, als symbool van huiselijkheid zijn een apart thema op de expositie, waarbij die beide elementen – de kat binnen en buiten fascinerend gecombineerd wordt in het melancholische videokunstwerk Homeless cat van de Belgische kunstenaar David Claerbout uit 2011. Daarop zien we door een raam buiten op het dak een ‘dakloze’ kat zitten, die regelmatig de toeschouwer door het raam aankijkt. Alsof hij zeggen wil: laat me binnen. Maar de video is een eindeloze ‘loop’: de kat zit dus eeuwig buiten.
De kat en de lithografie worden in deze expositie aan de moderne tijd gekoppeld door middel van de microchip: een element in computers dat gemaakt wordt door geavanceerde fotolithografie (zoals elders in het museum uitgelegd wordt). Die chips maken interactieve kattenrobots mogelijk, waarvan er twee op de expositie te zien zijn. En bij ‘gechipte’ huiskatten zorgt die chiplithografie ervoor dat ‘als de kat van huis is’, die weer bij hun baasjes terechtkomen. Want de chip bevat gegevens over de katteneigenaar. Zo is de cirkel tussen steendruk en de kat rond op deze gevarieerde en verrassende expositie.
Als bonus krijgt de bezoeker van het Steendrukmuseum dan ook nog in het algemene, aan lithografie gewijde museumdeel, de kans om de zelden getoonde volledige lithoserie Chairs (‘Vlees’) van Jeanne Bieruma Oosting te zien: tien afbeeldingen van naakte en deels naakte vrouwen, omstreden toen ze in 1931 uitkwamen, omdat ze te pikant zouden zijn. En omdat Bieruma de serie opdroeg aan haar vrouwelijke geliefde van toen.
Jack White is de spanning aan het opbouwen voor wat de grote apotheose moet worden van de eerste van zijn twee uitverkochte shows in de Utrechtse concertzaal TivoliVredenburg. Vlak voordat hij – uiteraard als allerlaatste nummer van de toegift – de wereldberoemde riff inzet waarvan iedereen weet dat hij die gaat inzetten, raspt hij ritmisch met zijn plectrum over de snaren van zijn semi-akoestische gitaar, bij wijze van lekkermakertje.
Dat doet hij alleen iets enthousiaster dan zijn instrument kan verdragen. Er zit dus niets anders op dan ‘Seven Nation Army’ niet met zes maar met slechts vijf snaren te voltooien.
Maar het mooie is: dat boeit helemaal niets. Want na de PANG! klinkt gewoon het iconische strijdlied waarvan de melodie zich in talloze miljoenen hersenpannen heeft genesteld: ‘TAAA-TAA-TA-TA-TA-TAAAAA-DAAAA!’ En terwijl White zijn bottleneck over de nek laat gieren, probeert hij zo goed en zo kwaad als dat gaat tussendoor de vals geworden gitaar een beetje bij te stemmen.
Perfectie wordt overschat, en Jack White is daarvan het levende bewijs. „Wie zegt er dat je een gitaar moet kopen?” vroeg hij zich ooit hardop af in de documentaire It Might Get Loud (2008): aan een plankje, een stukje ijzerdraad, wat spijkers en een hamer had hij genoeg om een elementair scheurhout in elkaar te knutselen.
Dankzij die houding wist hij met zijn kinderlijk eenvoudige maar bruut scheurende garagerockduo The White Stripes de massa te veroveren. Het was (samen met de doorbraak van Nirvana) een van de schamele momenten dat er héél even gerechtigheid heerste in de mainstream: doorbreken met eerlijke en rauwe rock-’n-roll kon gewoon! Extra bevredigend: behalve wereldster werd White ook een zendeling die oude (underground)helden op het schild hees, aan platendeals hield of met ze ging opnemen.
Een wonder
Zijn gave voor het basale heeft White altijd behouden. Na The White Stripes kreeg zijn muziek in vervolgbands The Raconteurs en The Dead Weather weliswaar meer vlees op de botten, maar het fundament van eenvoud bleef leidend. En hoewel hij zich op sommige soloplaten vergaloppeerde aan een overdaad aan elektronica, beats en vergezochte concepten, op het vorig jaar verschenen No Name doet hij weer waarvoor de duivel hem ooit op de wereld zette: volle bak scheuren.
Dat doet hij dinsdagavond ook. Huppelend en vol overgave beukt White er in anderhalf uur lang twintig nummers uit zijn gehele oeuvre doorheen, zonder enige adempauze. Het is heerlijk om te horen hoeveel ‘Hypnotize’ van The White Stripes lijkt op de nieuweling ‘That’s How I’m Feeling’: in de kern zijn het allebei aftelversjes van vier akkoorden. En het is extra fijn om White van dichtbij te zien zweten in plaats van als dwerg in de verte op het podium van een grote rockarena of immens festival.
Hij is niet gekomen om te praten: na het eerste spervuur van vijftien nummers zegt hij één keer bedankt. Na een toegift van vijf liedjes en de slotbuiging stelt hij nog snel zijn drummer, bassist en toetsenist voor. Verder klinkt alleen zijn karakteristieke knarsende en wanhopige zangstem. Even radeloos zijn de panisch vonkende gitaarsolo’s: niemand kan een gitaar zó overstuurd laten jengelen als een op hol geslagen sirene als Jack White. Het is eigenlijk een wonder dat hij maar één snaar breekt.
Jack White in TivoliVredenburg Utrecht. Foto David James Swanson
‘Theater verzamelen en archiveren kan eigenlijk niet”, zegt collectiebeheerder Hans van Keulen van het Allard Pierson in Amsterdam. „En toch doen we het, sterker: we bezitten tienduizenden en meer objecten, van programmaboekjes tot maskers, van maquettes, toneel- en balletkostuums, miniatuurtheaters, handgeschreven brieven van spelers, regieboeken, geluidsopnamen, poppen, videobeelden.” Het totale aantal nadert de half miljoen.
Podiumkunsten zijn de vluchtigste van alle kunsten, is een veel gehoord argument dat het verzamelen in de weg zit; toneelspelen is als spelen met rook, ook zo’n opmerking; na de voorstelling is alles weg. Het archiveren van theater is het bewaren van het niet-tastbare.
Honderd jaar geleden dacht een aantal mannen uit de gegoede burgerij daar anders over. In een vergadering van het Nederlandsch Toneelverbond besloten zij tot oprichting van een Tooneelmuseum als „een plaats waar de geschiedenis van het theater bewaard kon blijven”. Enkele prominente leden en toneelliefhebbers verzamelden zelf volop programma’s, affiches, boeken en curiosa. Men ging voortvarend te werk en met de opening van een expositie over de legendarische acteur Louis Bouwmeester (1842-1925) in een van de kunstzalen van een pand aan het Singel in Amsterdam was het museum een feit: dat was 28 februari 1925, vrijdag honderd jaar geleden.
Ter gelegenheid hiervan verschijnt het boek Theater verzamelen. (On)grijpaar erfgoed, waarvan Van Keulen samensteller is. Met een symposium over collectiebeheer en nieuwe inzichten over het verzamelen, bijvoorbeeld met meer nadruk op inclusiviteit en diversiteit, en een voorstelling van Collectief Blauwdruk over zin en onzin van het verzamelen wordt het jubileum gevierd. Onderwerpen als hoe kun je een lichtplan archiveren en moet je wel of juist geen WhatsApp-berichten van acteurs en regisseurs verzamelen komen eveneens ter sprake. Ook stelt het Allard Pierson het beroemde achttiende-eeuwse kamertoneel van Baron van Slingelandt een jaar lang tentoon, een magisch huiskamertheater met schitterend perspectief dat door de baron werd getoond in zijn huis aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Met beweegbare coulissen toverde men in deze verkleinde schouwburg parken, hofgalerijen, golvende zeeën en zelfs de uitbarsting van de Vesuvius tevoorschijn. Kaarslicht verbeeldde de brandende gloed van de vulkaan.
Trommel en accessoires van Wim Sonneveld voor zijn typetje ‘Nikkelen Nelis, de straatzanger’. Foto Ernst Moritz
Witte mannen
„Het waren destijds witte mannen die de collectie samenstelden”, vult Van Keulen aan terwijl we in het museum naar het huiskamertheater kijken. „Alleen het ernstige genre kwam in aanmerking om verzameld en bewaard te worden; cabaret, komediespel en amusement waren uit den boze, dans was helemaal taboe, circus telde niet mee, musical bestond niet.”
Voor de tijd van nu is dat veel te beperkt, het theater van kleur is pas in een later stadium verzameld met onder meer de archieven van de uit New York afkomstige Afro-Amerikaanse regisseur Rufus Collins (1935-1996), die in Nederland zijn eigen multiculturele gezelschap opzette, De Nieuw Amsterdam. Collins vroeg zich af: „Wat is dat eigenlijk, een zwarte speler?” Hij concludeerde dat een „zwarte speler alleen zwart is als hij voor een wit publiek speelt”.
De enorme collectie ligt opgeslagen in depot in Amsterdam-Zuidoost. De ‘bunker’ is als een duizelingwekkende schatkist
Sinds de oprichting leidde het Tooneelmuseum een zwervend bestaan, onder telkens een andere naam. Eerst Tooneelmuseum, toen Nederlands Theater Instituut, vervolgens Theater Instituut Nederland, Theater in Nederland en nu Theatercollectie Allard Pierson, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam sinds 2013. Het museum aan de Oude Turfmarkt ontfermt zich er weliswaar over, maar de collectie krijgt geen permanente expositie. Bovendien zou dat niet eens kunnen met die overstelpende hoeveelheid. Het ligt opgeslagen in depot, een ‘bunker’, in Amsterdam-Zuidoost en is alleen op afspraak te raadplegen. Die bunker is als een duizelingwekkende schatkist, als je hier zou mogen ronddwalen ervaar je hoe de podiumkunsten van vroeger voortleven in die stormvloed van voorwerpen.
Danseres Mata Hari (1915) door fotograaf Jacob Merkelbach. Collectie Allard Pierson
Kniertje
Gelukkig is er nu het boek dat een keuze van 105 objecten behelst in full colour afgebeeld, voorzien van een korte beschrijving. Het felrealistische theater vond zijn hoogtepunt in Op hoop van zegen (1900) van Herman Heijermans. De beroemdste zin hieruit door Kniertje, meer dan achthonderd keer vertolkt door Esther de Boer-van Rijk, kent iedereen: „De vis wordt duur betaald.” In de collectie bevinden zich foto’s van het decor en van het affiche, met daarop Kniertje met haar pannetje eten terwijl op de inktzwarte achtergrond een vissersschip op volle zee vergaat.
Deze bewaarplaats van het theater van vroeger behoort tot de grootste van West-Europa en kan wedijveren met de archieven van de Royal Shakespeare Company of de Comédie Française. De collectie omvat klein en groot en gaat van de vroege zeventiende eeuw tot het begin van de eenentwintigste.
Neem zoiets minimaals als de bierviltjes waarop Ramses Shaffy in de jaren zestig poëtische teksten schreef, als: „Hoe krijg ik dit leven voor elkaar/ er is geen antwoord op” en „Ik ben altijd zo schroomvallig/ en jij aan het eind/ weet het/ dan glimlachen we tegen elkaar.” Of de trommel, belletjes en andere accessoires van het typetje Nikkelen Nelis (1963). Cabaretier Wim Sonneveld trad ermee op als een eenmansorkest, zingend „Ze kon het lonken niet laten…”
Met al die afbeeldingen maken we een tijdreis. Opvallend daarbij is de veelheid aan genres die allemaal naast elkaar bestonden. Klassieke dans naast moderne dans, tragedie naast komedie, cabaret evengoed als operette en variété. Het Nederlandse theater is altijd divers geweest, mede door het ontbreken van een heersende hofcultuur konden vele stijlen opbloeien. Ook vonden in de toneelhistorie tal van cruciale gebeurtenissen plaats, zoals Aktie Tomaat die het ouderwetse toneelbestel eind jaren zestig wegvaagde of het Festival of Fools uit de jaren zeventig, dat eerst de kleine theaters in de Amsterdamse binnenstad veroverde en vervolgens groots opgezette theaterfestivals bracht. Dit festival markeert het begin van Oerol en de Parade.
Het Nederlandse theater was internationaal georiënteerd, dat blijkt uit bijvoorbeeld de eerste uitvoering hier van Who’s Afraid of Virginia Woolf? van Edward Albee op 7 maart 1964 door de Nederlandse Comedie, betrekkelijk kort na de première in New York. Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg vertolkten de legendarische Martha en George. Die internationale belangstelling uit zich ook in het aanbod in Nederland van de nieuwste stukken uit Duitsland, Frankrijk en Engeland.
Elk genre is present: opera, toneel, cabaret, dans, mime. Als we beseffen dat er zo’n 1.500 premières per jaar zijn, dan blijft de collectie eindeloos doorgroeien. Niet alleen voor belangstellenden, ook voor theatermakers, onderzoekers en regisseurs is het archief van betekenis. Het museum zelf put eruit voor tijdelijke tentoonstellingen. Dat is juist de bedoeling: een archief is het „fundament van de toneeltoekomst”, zoals regisseur Hans Croiset het eens noemde.
De Meeuw
Het uit Alkmaar afkomstige Collectief Blauwdruk neemt die uitspraak ter harte. De drie makers (Tijn Panis, Romijn Scholten en Bram Walter) staan erom bekend dat zij regelmatig het archief raadplegen om inspiratie op te doen. Nu brengen zij in het Universiteitstheater ter ere van de feestelijkheid een versie van Tsjechovs De Meeuw. Het drietal van Blauwdruk repeteert in het theater aan de Doelenstraat en geeft eensgezind antwoord op enkele vragen over de betekenis van een toneelarchief: „De Theatercollectie in Zuidoost is beslist indrukwekkend, maar de beleving van het acteren of het bijwonen van een échte voorstelling proef je er niet. Het is museum en archief tegelijkertijd, eigenlijk zou een stad als Amsterdam een heus theatermuseum moeten hebben.”
Voor wie bewaar je dit alles, vragen ze zich hardop af. Zelf geven ze het antwoord, met hun De Meeuw: „Wij staan als makers op de schouders van bijvoorbeeld Tsjechov. Onze voorstelling speelt zich af op Mars, de aarde is vernietigd. Op Mars spelen wij de allereerste repertoirevoorstelling. Daar creëren we de nieuwe toneelgeschiedenis. Elke voorstelling is voor ons altijd een balans tussen vroeger en nu. Dankzij het verleden kunnen we theater maken voor het heden. We putten uit de collectie en herschrijven die naar 2125, tweehonderd jaar na dato van het begin van de verzameling.”
Allard Pierson Theatercollectie, foto Ernst Moritz
Jurk Gerda Havertong
In 1984 droeg de Surinaamse actrice Gerda Havertong een lichtgele jurk met daarop tal van zwarte maskers genaaid, naar een ontwerp van Judith van Praag. De maskers waren een statement van regisseur Rufus Collins: met lichte randen om de ogen en felrode lippen voldeden zij aan het witte cliché van de zwarte mens. Collins was een van de eersten die theater maakten vanuit een ander perspectief en hij was daarin zeer overtuigend en succesvol: hij bewees dat er plek was voor een nieuwe, inclusieve vorm van theater.
Atelier J. Merkelbach, 1919, glasnegatief. Foto Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam
Foto Fien de la Mar
Al verzamelden de serieuze heren van het Toneelverbond geen cabaret, want dat was niet verheffend, het genre bloeide enorm. Fien de la Mar was een van de eerste grote cabaretières, toneelsterren en chanteuses van ons land. Bovendien geldt ze als de eerste Nederlandse filmster, ze was een natuurtalent met een sexy uitstraling voor wie iedereen viel. Op deze foto uit 1919 zien we haar samen met Margje Morris (links) in een cabaretscène onder leiding van impresario Max van Gelder, die de avond als naam gaf Intieme Kunst. Een van de nummers is He, she and the piano. Fien de la Mar trad veelvuldig op in het Centraal Theater aan de Amstelstraat, waar destijds tal van theaters, cabaret- en variétézalen waren gevestigd.
Foto Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam
Affiche Sarah Bernhardt
Het beroemdste theateraffiche aller tijden dat een cruciaal moment in de toneelgeschiedenis uitdrukt, is van de hand van de Tsjechische kunstenaar Alphonse Mucha, uit 1899: we zien actrice Sarah Bernhardt in de rol van Hamlet uit de gelijknamige tragedie van Shakespeare over een jonge Deense prins die wraak neemt op de moord op zijn vader. Zij staat, als vrouw in een zwart mannenkostuum, omringd door het weelderige lijnenspel van de art noveau, uitgedost met zwaard, dolk en ze kijkt melancholiek-peinzend voor zich uit. Het kon dus, vrouwen als mannelijk personage.
Een expositie waarvan je gaat spinnen van plezier is de verrassende tentoonstelling Als de kat van huis is in het Nederlands Steendrukmuseum in Valkenswaard. Het is een eerbetoon aan de straat- en de huiskat in de kunst in Nederland en daarbuiten, met zelden getoonde kattenkunstwerken uit Nederlandse topmusea en privécollecties – zo’n vijftig tekeningen, schilderijen, etsen, foto’s, video’s en natuurlijk steendrukken (litho’s of lithografieën). Beeldmerk voor de expositie is een van de beroemdste kattenkunstwerken ter wereld, het affiche voor het Parijse cabaret-café Le chat noir (De zwarte kat) van Théophile-Alexandre Steinlen. Hij tekende de iconische, trotse zwarte kat met felle ogen voor het kleurenlitho-affiche voor de Tournée du Chat Noir in 1896.
De kat op Steinlens affiche is uitdagend eigenzinnig, een kat van de straat die zich niets gezeggen laat. Maar er is ook kunst waarop we huislijker, aanhankelijker katten zien – al zijn dat niet altijd zoetelijke tafereeltjes. Zo is er een mooie prent, een ets en droge naald, van kunstenares Jeanne Bieruma Oosting uit 1940, uit de depots van het Rijksmuseum Amsterdam, getiteld Conciërge die haar kat vlooit. Daarop zien we een vrouw op een stoel een kat vlooien die gewillig op haar schoot ligt, terwijl naast haar een zwarte kat staat, die zo lekker wild in de etsplaat is gekrast, dat het lijkt alsof de kat onder stroom heeft gestaan, met wilde zwarte haren en lichtende witte oogjes.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Max Alexander Alandt: Au! Verrast door de kat ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Max Alexander Alandt: Au! Verrast door de kat ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113527/data128611493-1e0129.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/iJb4bSV-ezvHZOeXp1qIf5AAtvg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113527/data128611493-1e0129.jpg 1920w”>Max Alexander Alandt: Au! Verrast door de katFoto Benno Slijkhuis
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Théophile Steinlen (1859-1923): Tournée du Chat Noir de Rodolphe Salis” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Théophile Steinlen (1859-1923): Tournée du Chat Noir de Rodolphe Salis” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113521/data128611262-71204f.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-12.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-10.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-11.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-12.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-13.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/cTWc0NGmHFCbLLIoTGQ3TyLJoRE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113521/data128611262-71204f.jpg 1920w”>Théophile Steinlen (1859-1923): Tournée du Chat Noir de Rodolphe SalisCollectie Zimmerli Art Museum
De kat is in onze cultuur, behalve als nuttige muizenvanger, eeuwenlang ook symbool van het kwaad en ongeluk geweest, en werd vaak met onbetrouwbare vrouwen (heksen) in verband gebracht. De onafhankelijke, zich veelvuldig wassende kat werd in de kunst van de zeventiende eeuw al positiever en realistischer verbeeld. Maar pas in de negentiende eeuw werd zowel de raskat als de straatkat populair bij arm en rijk. In de kunst werd de kat ook symbool van ‘reinheid’ en ‘huiselijkheid’, zoals de samenstelster van de expositie Rachelle van den Broek schrijft in de mooi geïllustreerde catalogus. Die groeiende liefde voor de eigenzinnige kat in de kunst vanaf de zeventiende eeuw is op de expositie dan ook met veel gevarieerde werken in beeld gebracht. Natuurlijk zijn er liefdevolle en lieflijke poezenafbeeldingen te zien, zoals de tekeningen van Jean Bernard (uit het Rijks) of Herman Johannes van der Weele (uit Teylers Museum) en een typisch spelende-jonge-katjes-schilderij van Nederlands poezenschilderes bij uitstek Henriëtte Ronner-Knip. Maar alleen zoetig of lieflijk is de expositie niet – er wordt ook ingegaan op de kat als symbool van prostitutie (‘slet en kat zijn een pot nat’), in onder meer prenten van Manet en Steinlen. Er is ook modernere kattenkunst, zoals de wild getekende kat van Karel Appel, of de cyperse poes die op een schilderij van Sal Meijer drinkt van een druppende kraan.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Henriette Ronner-Knip: Moederpoes en kittens spelend met een vogelkooi ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Henriette Ronner-Knip: Moederpoes en kittens spelend met een vogelkooi ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113525/data128611457-211ad2.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-16.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-14.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-15.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-16.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-17.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/2TLECGZtKSTQQUF8906N-Cfj0XA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113525/data128611457-211ad2.jpg 1920w”>Henriette Ronner-Knip: Moederpoes en kittens spelend met een vogelkooi
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Ernestine Marie ‘Dé’ Tijdeman: Moederpoes met twee kittens ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Ernestine Marie ‘Dé’ Tijdeman: Moederpoes met twee kittens ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113524/data128611460-9ccdf7.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-20.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-18.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-19.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-20.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/02/slet-en-kat-zijn-een-pot-nat-verrassende-poezenkunst-op-expositie-als-de-kat-van-huis-is-5.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/3dsbMIIpEBX5u_TTZwsPeH4v41Y=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/02/26113524/data128611460-9ccdf7.jpg 1920w”>Ernestine Marie ‘Dé’ Tijdeman: Moederpoes met twee kittensFoto Benno Slijkhuis
Kat als muze
De kat als esthetische muze van kunstenaars zie je ook in de prachtig gestileerde kattenhoutsnedes van de Nederlandse Julie de Graag (uit museum Boijmans) of de kleurenlitho van een kat op een kussen van de Duitse kunstenaar Otto Dix. Straatkatten in sfeervolle zwart-witfoto’s en katten voor het raam, als symbool van huiselijkheid zijn een apart thema op de expositie, waarbij die beide elementen – de kat binnen en buiten fascinerend gecombineerd wordt in het melancholische videokunstwerk Homeless cat van de Belgische kunstenaar David Claerbout uit 2011. Daarop zien we door een raam buiten op het dak een ‘dakloze’ kat zitten, die regelmatig de toeschouwer door het raam aankijkt. Alsof hij zeggen wil: laat me binnen. Maar de video is een eindeloze ‘loop’: de kat zit dus eeuwig buiten.
De kat en de lithografie worden in deze expositie aan de moderne tijd gekoppeld door middel van de microchip: een element in computers dat gemaakt wordt door geavanceerde fotolithografie (zoals elders in het museum uitgelegd wordt). Die chips maken interactieve kattenrobots mogelijk, waarvan er twee op de expositie te zien zijn. En bij ‘gechipte’ huiskatten zorgt die chiplithografie ervoor dat ‘als de kat van huis is’, die weer bij hun baasjes terechtkomen. Want de chip bevat gegevens over de katteneigenaar. Zo is de cirkel tussen steendruk en de kat rond op deze gevarieerde en verrassende expositie.
Als bonus krijgt de bezoeker van het Steendrukmuseum dan ook nog in het algemene, aan lithografie gewijde museumdeel, de kans om de zelden getoonde volledige lithoserie Chairs (‘Vlees’) van Jeanne Bieruma Oosting te zien: tien afbeeldingen van naakte en deels naakte vrouwen, omstreden toen ze in 1931 uitkwamen, omdat ze te pikant zouden zijn. En omdat Bieruma de serie opdroeg aan haar vrouwelijke geliefde van toen.