De Amerikaanse zanger Jaten Dimsdale, alias Teddy Swims, heeft een opvallende kledingstijl. Op het podium van Ziggo Dome, Amsterdam, draagt hij een lange zwarte tovenaarsjas met daaronder een geblokte kilt. De tot op het voorhoofd getatoeëerde Dimsdale schrijdt over het toneel als een koning. Op sokken, dat wel.
Op zijn rug heeft hij ‘Amsterdam’ geschreven, zoals hij op het Lowlands-festival, afgelopen zomer, een Lowlands-T-shirt aanhad. Teddy Swims (acroniem van ‘Someone Who Isn’t Me Sometimes’, een verwijzing naar zijn veelzijdigheid) behaagt graag. Dat gaat hem goed af, dankzij de warmbloedige klank van zijn stem, een stem bovendien die soepel door de muziek danst en welgemikte emoties afvuurt. Een snik, een schuurplek, nooit echt rauw, maar met de suggestie van doorleefdheid. Zijn soepele soul raakt een snaar. Binnen een paar jaar werd hij een internationale ster die nu optreedt in een uitverkocht Ziggo Dome.
Daar heeft hij een compacte podiumopstelling: een zwart decor met daarin vijf muzikanten en drie achtergrondzangers. Daarboven is een plankier waar Dimsdale overheen wandelt, en er zijn verhogingen waar gitaristen hun solo’s kunnen spelen. Feestelijke elementen zijn vonkenregens en vuurknallen, maar de meeste aandacht gaat uit naar Dimsdale zelf, drievoudig te zien op videoschermen. Daar figureren zijn rossige baard, koddig opengesperde ogen en tatoeages van zandloper, knuffelbeer en sneeuwkristallen langs zijn wangen.
Teddy Swims in de Ziggo Dome in Amsterdam.Foto Andreas Terlaak
Zwierig mineur
De geschiedenis van de nu 32-jarige Dimsdale was gekleurd door verslavingen maar ook door sport (football) en muziek, vooral uit zijn eigen staat, Georgia, van bijvoorbeeld soulzanger Ray Charles. Hij viel enkele jaren geleden op met covers op YouTube, en begon vervolgens eigen nummers te schrijven. Die liedjes, zoals te horen op de recent verschenen albums I’ve Tried Everything but Therapy, Part 1 (uit 2023) en Part II (2025) klinken toegankelijk, niet origineel maar wel stijlvast. Hij eert de oude soul-voorbeelden in zwierig mineur, gecombineerd met een eigentijdse boodschap over mentale gezondheid en de effecten van gefnuikte liefde. En met af en toe een kwinkslag: ‘You wore that little black dress to my funeral’ (in ‘Funeral’).
Teddy Swims doet alles voor zijn fans, blijkt zaterdagavond. Als hij op de rand van het podium komt staan, is dat voor de technici een teken: ze kunnen mobieltjes, brieven en kadootjes van de voorste rijen doorgeven, en Dimsdale maakt selfies of zet al zingend een handtekening.
Het is steeds zijn stem die nummers als ‘Apple Juice’, ‘Hammer To The Heart’ en monsterhit ‘Lose Control’ weet op te krikken. Zijn rockmuzikanten spelen met weinig fantasie. Gitaarsolo’s dwalen door steeds dezelfde toonladders en zelfs de magische klank van de pedal steel is hier voorspelbaar.
Zijn verhalen voor de zaal klinken routineus. Hij verkleedt zich een paar keer, zoals in een wit country-kostuum, en wandelt rond, maar als de uptempo liedjes halverwege schaars zijn, is het optreden soms futloos, en gaat hij vaker zitten. In het verleden hebben artiesten allerlei zetels op podia gehaald, zoals troon of barkruk. Teddy Swims maakte een originelere keus. De wc-pot waar hij gedurende het zingen van ‘Crazy’ op uitzakte, was een primeur.
Op de avond vóór de Duitse parlementsverkiezingen, werd op de 75ste editie van het filmfestival van Berlijn, de Gouden Beer uitgereikt aan een tedere coming of age: Drømmer (internationaal betiteld: Dreams (Sex Love)) van de Noorse regisseur Dag Johan Haugerud. Hierin pent de 17-jarige Johanne (Ella Øverbye) haar seksuele verlangens en dromen over haar lerares Frans neer. Haar eloquent uitgeschreven tienerbegeerte maakt veel los bij de mensen om haar heen, die er hun eigen denkbeelden en ervaringen op projecteren. Drømmer maakt deel uit van Haugeruds drieluik over hedendaagse relaties en seksualiteit. Drie films die, zoals zijn producent omschreef bij het in ontvangst nemen van de hoofdprijs, „niet focussen op conflict, maar proberen de standpunten van anderen te begrijpen.” Een terechte, toegankelijke winnaar, die dankzij zijn warmte en melancholie de potentie heeft een arthousehit te worden à la The Worst Person in the World (2021).
Lees ook
Het verslag van de opening van de Berlinale
De jury onder leiding van de Amerikaanse regisseur Todd Haynes gaf de Grote Juryprijs (zilver) ook aan een film met een bitterzoete ondertoon: het Braziliaanse O último azul (The Blue Trail). Een film die mede geproduceerd is door het Nederlandse Viking Film. O último azul speelt in een fictief, autoritair Brazilië in de nabije toekomst waar ouderen naar „een kolonie” worden gestuurd om jongere generaties te ontlasten. Centraal staat de 77-jarige Tereza (Denise Weinberg) die geen zin heeft om in de „rimpelmobiel” van de regering te worden rondgereden, verplicht luiers te dragen of te worden verscheept naar een oord waarvan niemand terugkeert. Ze begint aan een roadtrip langs de Amazone om haar eigen droom waar te maken. Het levert een geestig relaas op vol feeërieke beelden dat op zachte wijze oproept je niet neer te leggen bij de acties van dictatoriale regimes.
Tilda Swinton
In de hoofdcompetitie van de Berlinale zaten dit jaar meerdere films die speelden in fictieve of reële dystopische settings en waarschuwingen bevatten over autoritaire regimes of samenlevingen waar ongelijkheid en discriminatie woekeren. Zo volgt Radu Jude’s Kontinental ’25 gerechtsdeurwaarder Orsolya (Eszter Tompa) in Transsylvanië. Als zij een dakloze man uit de kelder zet waar hij verblijft, pleegt hij zelfmoord. We zien Orsolya vervolgens tegen talloze kennissen haar verhaal doen en herhalen dat ze wettelijk niets fout heeft gedaan, maar ze worstelt met haar geweten. De dialogen tonen een land vol corruptie, racisme en nationalisme waar boetiekhotels boven menselijkheid gaan. Jude, die in 2021 de Gouden Beer won, kreeg een Zilveren Beer voor zijn scenario.
Ook regisseur Michel Franco (Memory) was dit jaar geselecteerd. Hij kwam naar Berlijn met een drama dat de hypocrisie toont van een vrouw die denkt het beste voor te hebben met de wereld. In Dreams reist de Mexicaanse minnaar van een Amerikaanse kunstmecenas (Jessica Chastain) illegaal naar de VS om bij haar te zijn, maar al snel blijkt haar behoefte anderen te helpen grenzen te hebben.
Franco’s film werd niet bekroond. Ook de enige documentaire in de hoofdcompetitie, Strichka chasu (Timestamp), over Oekraïense scholen waar docenten zo goed en zo kwaad als het kan vasthouden aan schoolroutines, viel buiten de prijzen. De jury leek, op enkele uitzonderingen na, melancholie, subtiliteit en rust boven expliciete boodschappen te verkiezen. Zo ging de Juryprijs (brons) naar het ingetogen Argentijnse El mensaje (The Message), over een jong meisje dat mensen helpt met hun overleden huisdier te communiceren. De Beer voor beste regie ging naar Huo Meng voor Living the Land dat de kijker meeneemt in de veranderingen in het rurale China van de jaren negentig. De Zilveren Beer voor beste hoofdrol ging naar de Amerikaanse Rose Byrne als uitgeputte en doorgedraaide moeder in Mary Bronsteins If I had Legs, I’d Kick You. Andrew Scott kreeg een Zilveren Beer voor beste bijrol in Richard Linklaters Blue Moon. Ethan Hawke speelt hierin liedtekstschrijver Lorenz Hart die samen met Richard Rodgers (Scott) tijdloze nummers schreef als ‘My Funny Valentine’. Linklater zoomt in op één veelbetekenende avond tijdens de laatste fase van Harts leven.
Rose Byrne posteert met haar Zilveren Beer voor de hoofdrol in ‘If I Had Legs I’d Kick You’ op de Berlinale.
Foto Lisi Niesner
Tijdens het festival zelf, dat zich profileert als het meer politieke broertje van Cannes en Venetië, werden af en toe meer expliciete politieke statements gemaakt dan in de dit jaar gelauwerde films. Zo viel in de eerste dagen Tilda Swintons bevlogen speech op bij het in ontvangst nemen van haar ere-Beer. De actrice maakte haar mening over politieke hangijzers als Gaza, Oekraïne en Trump duidelijk, zonder deze bij naam te noemen. Swintons toespraak kon rekenen op veel bijval. Dat laatste ontbrak toen de Hongkongse filmmaker Jun Li een speech voorlas waarin Israël onder meer „een wrede kolonistenstaat gefinancierd door het Westen” werd genoemd, die afsloot met de omstreden leuze „from the river to the sea”.
Afgelopen jaar kwam de Berlinale onder meer onder vuur te liggen nadat het Israëlisch-Palestijnse regieduo van documentaire No Other Land tijdens de slotceremonie Israël en de oorlog in Gaza bekritiseerde. Het festival liet weten veel werk te hebben gestoken om van deze editie „een inclusieve en niet-discriminerende omgeving” te maken en te hopen dat het incident met Jun Li het festival niet zou overschaduwen. De slotceremonie afgelopen zaterdag verliep zonder veel felle politieke statements. Al verwees Radu Jude naar de Duitse verkiezingen met de opmerking dat hij hoopt dat de uitslag er niet toe leidt dat het festival volgend jaar opent met Riefenstahls Triumph des Willens.
De Amerikaanse zanger Jaten Dimsdale, alias Teddy Swims, heeft een opvallende kledingstijl. Op het podium van Ziggo Dome, Amsterdam, draagt hij een lange zwarte tovenaarsjas met daaronder een geblokte kilt. De tot op het voorhoofd getatoeëerde Dimsdale schrijdt over het toneel als een koning. Op sokken, dat wel.
Op zijn rug heeft hij ‘Amsterdam’ geschreven, zoals hij op het Lowlands-festival, afgelopen zomer, een Lowlands-T-shirt aanhad. Teddy Swims (acroniem van ‘Someone Who Isn’t Me Sometimes’, een verwijzing naar zijn veelzijdigheid) behaagt graag. Dat gaat hem goed af, dankzij de warmbloedige klank van zijn stem, een stem bovendien die soepel door de muziek danst en welgemikte emoties afvuurt. Een snik, een schuurplek, nooit echt rauw, maar met de suggestie van doorleefdheid. Zijn soepele soul raakt een snaar. Binnen een paar jaar werd hij een internationale ster die nu optreedt in een uitverkocht Ziggo Dome.
Daar heeft hij een compacte podiumopstelling: een zwart decor met daarin vijf muzikanten en drie achtergrondzangers. Daarboven is een plankier waar Dimsdale overheen wandelt, en er zijn verhogingen waar gitaristen hun solo’s kunnen spelen. Feestelijke elementen zijn vonkenregens en vuurknallen, maar de meeste aandacht gaat uit naar Dimsdale zelf, drievoudig te zien op videoschermen. Daar figureren zijn rossige baard, koddig opengesperde ogen en tatoeages van zandloper, knuffelbeer en sneeuwkristallen langs zijn wangen.
Teddy Swims in de Ziggo Dome in Amsterdam.Foto Andreas Terlaak
Zwierig mineur
De geschiedenis van de nu 32-jarige Dimsdale was gekleurd door verslavingen maar ook door sport (football) en muziek, vooral uit zijn eigen staat, Georgia, van bijvoorbeeld soulzanger Ray Charles. Hij viel enkele jaren geleden op met covers op YouTube, en begon vervolgens eigen nummers te schrijven. Die liedjes, zoals te horen op de recent verschenen albums I’ve Tried Everything but Therapy, Part 1 (uit 2023) en Part II (2025) klinken toegankelijk, niet origineel maar wel stijlvast. Hij eert de oude soul-voorbeelden in zwierig mineur, gecombineerd met een eigentijdse boodschap over mentale gezondheid en de effecten van gefnuikte liefde. En met af en toe een kwinkslag: ‘You wore that little black dress to my funeral’ (in ‘Funeral’).
Teddy Swims doet alles voor zijn fans, blijkt zaterdagavond. Als hij op de rand van het podium komt staan, is dat voor de technici een teken: ze kunnen mobieltjes, brieven en kadootjes van de voorste rijen doorgeven, en Dimsdale maakt selfies of zet al zingend een handtekening.
Het is steeds zijn stem die nummers als ‘Apple Juice’, ‘Hammer To The Heart’ en monsterhit ‘Lose Control’ weet op te krikken. Zijn rockmuzikanten spelen met weinig fantasie. Gitaarsolo’s dwalen door steeds dezelfde toonladders en zelfs de magische klank van de pedal steel is hier voorspelbaar.
Zijn verhalen voor de zaal klinken routineus. Hij verkleedt zich een paar keer, zoals in een wit country-kostuum, en wandelt rond, maar als de uptempo liedjes halverwege schaars zijn, is het optreden soms futloos, en gaat hij vaker zitten. In het verleden hebben artiesten allerlei zetels op podia gehaald, zoals troon of barkruk. Teddy Swims maakte een originelere keus. De wc-pot waar hij gedurende het zingen van ‘Crazy’ op uitzakte, was een primeur.
Nieuwe politiek is: een verkiezingszege interpreteren als het begin van een vijandige overname van de overheid. Het is democratie zonder geschiedenis. Alsof alle vorige verkiezingsuitslagen nooit relevant zijn geweest. Alsof eerdere wetgevingsdebatten en beleidskeuzes nooit hebben bestaan. Alsof de overheid van je voorgangers geen legitimiteit heeft.
En iedereen kan nu in de VS zien wat er dan ontstaat: een democratie met dictatoriale intuïties.
In Den Haag ging het deze week ook een avondje over die nieuwe Amerikaanse regering – in een debat over Trump, Poetin, Oekraïne en nationale veiligheid. En omdat Frans Timmermans (GL-PvdA) nu hogere Defensie-uitgaven bepleit, verweet Joost Eerdmans (JA21) hem dat de PvdA “vele jaren” bezwaar maakte tegen investeren in Defensie. Een opmerking met gevoel voor de tijdgeest: scherpe stellingname, helaas geen kennis van de feiten.
Want onder de meest linkse premier ooit, Joop den Uyl (PvdA), stegen de Defensieuitgaven in 1977 naar 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Ze zijn nu 2 procent van het bbp (en moeten door Trump vermoedelijk weer naar 3 procent of hoger).
En je kunt denken: och, iedereen vergist zich soms. Maar dat ook een relatief ervaren politicus als Eerdmans (oud-CDA-medewerker, oud-LPF-Kamerlid, oud-wethouder in Capelle a/d IJssel en Rotterdam, sinds 2021 JA21-Kamerlid) onbekend is met dit soort basale feiten, past in een breder verschijnsel.
Want het valt op dat de Kamer vaker voorstellen bespreekt die jaren terug zijn afgehandeld.
In de archieven
Vandaar dat ik deze week even in de archieven terugzocht naar twee actuele thema’s waarbij dit ook speelt. Het gaat in beide gevallen om voorstellen van BBB-bewindslieden, maar daar heb ik ze niet op geselecteerd.
Dit gaat om de geschiedenisloosheid van de hele Haagse politiek. Omdat een democratie pas gezond is als politici besluiten van hun voorgangers, destijds meestal ook verkiezingswinnaars, kunnen respecteren en accepteren.
Maandag maakte minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) via De Telegraaf bekend dat ze begint met inspraak voor het wetsvoorstel waarmee ze de voorrang van statushouders (erkende asielzoekers) op een sociale huurwoning wil beëindigen.
“Hiermee doen we recht aan woningzoekenden die de gevolgen merken van de schaarste op de woningmarkt”, zei ze bij Vandaag Inside. Ze bereikte zo’n beetje alle rechtse media. De leider van de grootste partij reageerde enthousiast op X. “Dank voor je steun, Geert”, schreef Keijzer terug. Hartjes in de coalitie, dat zie je ook niet altijd.
Toch is het is in veel opzichten een wankel plan. De eerste keer dat de Kamer dit voorstel kreeg voorgelegd, was in 2015, toen veel Syriërs naar Europa vluchtten. Het Kamerlid Joram van Klaveren, uit de PVV gestapt, diende daartoe een initiatiefvoorstel in, en de Raad van State bekritiseerde het voorstel omdat het “geen aandacht” had voor de gevolgen voor onder meer statushouders en gemeenten.
De Raad adviseerde dit “alsnog overtuigend te motiveren” of anders “van het voorstel af te zien”. Het laatste gebeurde.
Dat was één.
Acht jaar later, in 2023, diende het PVV-Kamerlid Alexander Kops een vergelijkbaar initiatief in: “Dit wetsvoorstel regelt dat sociale huurwoningen met voorrang worden toegewezen aan Nederlanders”, ronkte hij.
Geen verrassing: ook nu adviseerde de Raad van State “van het voorstel af te zien”: hiermee zou statushouders vrijwel elk “zicht hebben op passende huisvesting” worden ontnomen. Bovendien stond “het voorstel op gespannen voet [staat] met internationaalrechtelijke verplichtingen en is het strijdig met het Unierecht”. Formeel handhaafde de PVV het voorstel maar de fractie deed er, typisch PVV, niets meer aan.
Dat was twee.
Verstoppingen
En nadat het voorstel vorig jaar mei terugkeerde in het Hoofdlijnenakkoord, stelde CDA-leider Henri Bontenbal hartje zomer scherpe Kamervragen aan Keijzer. Kende zij bijvoorbeeld dat vernietigende Raad van State-advies uit 2023?
“Ja, daar ben ik mee bekend”, schreef ze, zonder toelichting. Daarover wilde ze het duidelijk niet hebben. Vanaf de nazomer verscheen haar plan nog in twee persberichten van haar ministerie.
De VNG waarschuwde vorig jaar september al tegen verdere verstoppingen in de asielopvang als het plan doorgaat. En in oktober stuurde Keijzer onderzoek naar de Kamer waaruit bleek dat gemeenten “slechts sporadisch en vooral lichte weerstand van inwoners bij de huisvesting van statushouders” ervaren. Haar toelichting ontbrak opnieuw.
Ook hierover wilde Keijzer het duidelijk niet hebben.
Dus toen ze maandag haar concept-wetvoorstel bekendmaakte, had het alles van politiek voor de bühne. Ze vertelde alle media dat het voorstel na de inspraakronde voor advies naar de Raad van State gaat.
Je mag vermoeden dat ze daar, na 2015 en 2023, nog steeds van opvatting zijn dat één plus één twee is.
Om de absurditeit van de situatie te schetsen, publiceerden zestien gemeenten diezelfde dag een brandbrief. Daarin verwijzen ze onder meer naar een oproep, drie dagen eerder, van nota bene minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV), die gemeenten aanspoort tegen vergoeding meer statushouders op te nemen.
Burgemeester Jaap Velema van Westerwolde, waaronder Ter Apel valt, wees op de dwangsom die het Rijk moet betalen als Ter Apel meer dan tweeduizend mensen moet opvangen. “Het kabinet wil het strengste asielbeleid ooit, maar ze krijgen dan de duurste asielzoekers ooit”, zei hij tegen RTV Noord.
Foto Eric Brinkhorst
En in een ander dossier vertoonde minister Femke Wiersma (Landbouw, BBB) gedrag met frappante gelijkenissen. Zij presenteerde vorig weekeinde “een flinke doorbraak in het stikstofdossier”, aldus De Telegraaf, die haar interviewde.
Nadat de Raad van State in 2019 een stop op meer stikstofneerslag had gelast, voerde het ministerie een zéér strenge grenswaarde voor extra stikstof in. En door deze ‘rekenkundige ondergrens’ voor stikstof te verhogen, zei Wiersma nu, hoeven de meeste boeren geen nieuwe vergunning aan te vragen voor bedrijfsuitbreiding.
Punt is alleen dat dit volgens veel critici méér stikstof in circulatie brengt – terwijl de Haagse rechtbank enkele weken terug oordeelde dat de overheid nog steeds veel te weinig doet aan stikstofvermindering.
Aan dit laatste werkt de minister nog, zegt ze, maar haar mediaoptreden herinnert aan een truc die de landbouw in dit dossier al decennia hanteert: toezeggen dat je later strenger wordt maar eerst een achterommetje voor verdere groei regelen.
Zelf diende BBB hierover al tijdens haar succesvolle Statencampagne van 2023 met JA21 een initiatiefnota in. Toen al niet erg kansrijk. Ik zag deze week dan ook dat het stuk, destijds beschikbaar voor alle media, zelfs nooit daadwerkelijk bij de Kamer is ingediend.
Maar toen ook dit idee vorig jaar alsnog in het Hoofdlijnenakkoord belandde, waarschuwden Landbouw-ambtenaren de minister in hun introductiedossier voor de keerzijde: “Wanneer een hogere ondergrens leidt tot depositiestijgingen, dan zijn aanvullende bronmaatregelen nodig.”
Daar stond: als een hogere drempelwaarde leidt tot meer stikstofuitstoot, moet het kabinet dieper ingrijpen – ook in de landbouw.
‘Onderbouwing niet gevonden’
Nu had het departement al voor Wiersma’s aantreden onderzoek van TNO en de UvA aangevraagd: konden zij een wetenschappelijke onderbouwing vinden om zo’n versoepelde rekengrens te rechtvaardigen? Maar helaas: zomer vorig jaar meldden ze de minister wat BBB liever niet wilde horen: dat “een [wetenschappelijke] onderbouwing niet is gevonden”.
Toen volgde een andere tactiek die de landbouw al decennia hanteert: de wetenschap net zolang raadplegen totdat iemand een gewenste conclusie trekt. Over hoe dat het laatste half jaar ging schreven NRC-datajournalisten Rik Wassens en Wouter van Loon talrijke inzichtelijke stukken.
Het resultaat meldde Wiersma – verrassing! – vorig weekeinde in De Telegraaf: “We hebben aan de wetenschap gevraagd: is het te onderbouwen dat de ondergrens opgehoogd kan worden (..)? Het antwoord is: ja.”
Maar toen deze week de stukken van betrokken academici naar de Kamer gingen, viel op dat een elementaire bron niet aan de bevinding had bijgedragen: TNO, dat vorig jaar zomer de omgekeerde conclusie trok.
De oude truc had opnieuw gewerkt: shoppen tot de wetenschap een politiek comfortabele conclusie trekt. Niettemin wezen ambtenaren de minister er op dat er onder wetenschappers “geen consensus is”.
Mwa, suggereerden de minister en Caroline van der Plas donderdag in de Kamer: die malle wetenschappers worden het nu eenmaal nooit eens.
Maar ook de aanjager van een ruimere grenswaarde, de Londense hoogleraar Arthur Petersen, trapte er niet in. Hij vertelde NRC dat in het stikstofdossier die rekengrens bij lange niet het voornaamste vraagstuk is.
“Er is beleid nodig om tot hele drastische emissiereducties te komen én tegelijkertijd niet met schijnzekerheid te rekenen. Als je het ene, de rekengrens, benadrukt, benadruk je het andere, stikstofemissies reduceren, minder. En dat is de grootste opgave.”
Zo verandert de democratie als de politiek zich afzondert van zijn verleden: ook in een periode van grote vragen (asiel, woningbouw, stikstof, klimaat, kernenergie, toeslagen, etc.) herhaalt men liever debatten die al geweest zijn, of nauwelijks bijdragen aan een echte oplossing.
Politiek als marketingmethode voor hoop bij de achterban – met amper zicht op werkelijke verandering.