De drie predikers alsnog tegenhouden is lastig, geeft justitieminister Van Weel toe

Wiens oordeel weegt het zwaarst in de kwestie rond drie islamitische predikers, die komend weekend op het programma staan van de Ramadan Expo in Utrecht?

De rechtbank Den Haag oordeelde donderdag dat minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) onvoldoende heeft uitgelegd waarom de drie mannen een gevaar voor de openbare orde zouden zijn. Op vrijdag liet Faber weten het niet eens te zijn met de uitspraak, en dat ze wil laten onderzoeken „of we nog iets kunnen doen, zodat we zeker weten dat we er alles aan hebben gedaan om dit soort mensen te weigeren”.

De asielminister wil voorkomen dat de Britten Mohammed Hijab, Ali Hammuda en de Australiër Abu Bakr Zoud naar Nederland komen, omdat hun opvattingen zouden kunnen „bijdragen aan een klimaat van haat, vijandigheid en geweldsverheerlijking”. Iemand kan de toegang tot het land worden ontzegd wanneer hij is veroordeeld voor zware misdrijven, zoals terrorisme, of wanneer er specifieke aanwijzingen zijn dat tijdens het geplande bezoek misdrijven zullen worden gepleegd.

Fileren

Het kabinet trekt de uitspraak in twijfel, ondanks het scherpe fileren van Fabers besluit door de rechter. De drie islamitische predikers laten zich wel degelijk „haatzaaiend” uit, zei justitieminister David van Weel (VVD) vrijdag. Hij had hun uitspraken naar eigen zeggen gelezen, en zag daarin „oproepen tot geweld”. Tegelijkertijd erkende hij dat het knap lastig kan worden om de mannen, die zaterdag en zondag in Utrecht zullen spreken, alsnog de toegang te ontzeggen. Van Weel toonde zich bereid om Faber te helpen bij het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden. „Ik ga niet in discussie over het vonnis van de rechter, maar ik vind niet dat je tolerant moet zijn voor de intoleranten”, aldus Faber.

Zij ziet zich gesteund door „de grote meerderheid van de Tweede Kamer”. Ook wijst ze naar de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma, die „om maatregelen” had gevraagd.

Maar „maatschappelijke verontwaardiging in de media” en „politieke en bestuurlijke druk” ontslaan de minister niet van de plicht om met gepaste zorgvuldigheid na te gaan of ze mensen de toegang tot het land kan ontzeggen, oordeelde de rechtbank Den Haag.

Fabers ferme houding staat in contrast met haar terughoudendheid in de Kamer over de kwestie rond de drie predikers, waar ze heen en weer slingerde tussen een politieke en juridische werkelijkheid. Zo kwam ze later in actie dan ze tegen Kamerleden heeft gezegd. De komst van de predikers zou al vóór de eerste berichtgeving in De Telegraaf op haar radar hebben gestaan: zij was al voor 4 februari bezig geweest „om nader te onderzoeken hoe of wat”, zei ze in antwoord op vragen van de VVD en de PVV. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt echter dat de IND pas op 5 februari – „naar aanleiding van berichten in de media” – de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) om meer informatie over de mannen heeft gevraagd. Ook ontraadde Faber juist een motie die haar opriep om de islamitische predikers uit het land te weren.

Haatprediken

„Ik ben óók tegen elke vorm van haatprediken”, reageerde ze half februari op de motie van de VVD en JA21. Zij eisten dat de minister de komst van de drie mannen zou tegenhouden, onder meer omdat ze pedofilie zouden verheerlijken en zouden ontkennen dat Hamas op 7 oktober moordaanvallen heeft gepleegd. „In algemene zin ben ik het ermee eens”, zei Faber over de eis om de mannen te weren.

Toch ontraadde ze de motie, omdat de IND nog bezig was met een onderzoek naar de mannen. „Dit zijn individuele zaken. Als ik een grond heb om deze mensen de toegang tot Nederland te ontzeggen, zal ik de laatste zijn om dat niet te doen”. De motie werd uiteindelijk met een ruime meerderheid (119 stemmen) aangenomen. Faber beloofde zich tegen hun komst in te spannen.

Begin deze week ontving de IND van de NCTV de opgevraagde „quickscan” over de mannen. De inhoud van deze ‘persoonsgerichte duiding’ is geheim, al worden wel de conclusies wel in het vonnis van de rechtbank gedeeld. De NCTV zag, na het bestuderen van een beperkt aantal bronnen over de mannen, geen overtuigende aanknopingspunten om hen als „extremistische” sprekers te beschouwen. Daarbij werd de kanttekening geplaatst dat de dienst „niet de capaciteit” heeft „om het geheel van honderden uren aan videomateriaal en duizenden posts op sociale media te bekijken”.

Context

De rechter signaleerde donderdag in zijn uitspraak dat Faber met geen woord heeft uitgelegd of en waarom over de drie predikers kan worden gezegd dat ze een gevaar voor de openbare orde zijn, met verwijzing naar Europese rechtelijke voorwaarden.

In dat licht is zij voorbijgegaan aan „de door NCTV geschetste context” waarin uitspraken door de predikers zijn gedaan. Uit originele video’s valt, aldus de NCTV , bijvoorbeeld op te maken dat een prediker zich juist heeft verzet tegen agressieve uitlatingen van ándere predikers over niet-gelovigen, joden en christenen.