Iedereen gaat merken dat de financiële gezondheid van gemeenten achteruitgaat. Volgend jaar kort het Rijk 2,3 miljard euro op het Gemeentefonds, waaruit deze medeoverheid het grootste deel van haar inkomsten krijgt. Dat betekent dat er in gemeenten keuzes gemaakt moeten worden. Keuzes die merkbaar worden vanaf het moment dat de burger naar buiten gaat. Of in het geval van huiseigenaren al eerder: een op de vijf gemeenten verhoogt de onroerendzaakbelasting met meer dan 10 procent, de enige heffingsmogelijkheid van substantie die een lokale overheid heeft. Bezuinigingen zullen wegen treffen, die minder vaak zullen worden onderhouden. Groen zal minder vaak worden gesnoeid, bibliotheekuren zullen worden beperkt, gemeentelijke balies eerder sluiten, subsidies aan sportverenigingen en culturele instellingen worden gekort.
Zorgelijker: ook sociale voorzieningen als schuldhulpverlening of thuiszorg zullen niet ontkomen aan bezuinigingen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waarschuwde deze week dat daardoor juist mensen met achterstanden worden geraakt, waardoor verschillen in welzijn en gezondheid tussen bevolkingsgroepen groter zullen worden. „Het is niet alleen een bedreiging voor de kwaliteit van leven van individuele burgers, maar zet ook hun betrokkenheid bij de samenleving en hun vertrouwen in de overheid onder druk”, schrijft het SCP.
Het is natuurlijk aan de 342 gemeenten – in het bijzonder aan de lokale volksvertegenwoordigers – om dit te voorkomen. Zij zullen die keuzes moeten maken; harde keuzes wellicht die in een jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen politiek niet makkelijk zullen zijn. Mooie plannen zullen misschien de ijskast in moeten, om de basisvoorzieningen voor de burger overeind te houden. Politiek is nu eenmaal het verdelen van beperkte middelen.
De bal ligt echter niet alleen bij de lokale overheid. De korting van 2,3 miljard euro komt bovenop een sluipende ontwikkeling. Al jaren waarschuwen regeringsadviseurs als de Raad van State en de Raad voor het Openbaar Bestuur dat er een discrepantie is tussen de taken die gemeenten van het Rijk krijgen, de zogenoemde medebewindstaken, en de financiële vergoeding die daar tegenover staat.
Gemeenten hebben steeds meer medebewindstaken gekregen, en taken waaraan het Rijk verplichtingen verbond. Soms omdat gemeenten daar om vroegen (jeugdzorg), soms omdat het logisch was (de opvang van Oekraïense vluchtelingen), soms nuttig (cyberveiligheid). Regelmatig met te weinig budget voor mensen en middelen, die dus binnen het bestaande budget gevonden moesten worden.
Terecht wees de Raad van State er enkele jaren geleden op dat „het vorderen van uitvoering van rijksbeleid voor het Rijk verplichtingen met zich meebrengt. Bepaald is dat de financiële lasten die (wijziging van) uitoefening van taken en activiteiten met zich brengt, inzichtelijk worden gemaakt en dat de te maken kosten door het Rijk worden vergoed.”
Over jeugdzorg concludeerde een commissie vorige maand – na jaren van onderlinge ruzie – dat niet alleen gemeenten, maar ook het Rijk daar miljarden extra voor opzij moet zetten.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. In principe moeten de 342 gemeenten naast hun medebewindstaken genoeg financiële autonomie overhouden om hun omgeving voor de eigen inwoners in te richten. Dan moet dat geld om keuzes te maken er wel zijn.
Lees ook
In alle gemeenten is door geldgebrek ‘een auto-ongeluk in slow motion’ gaande
